Cultuur van de kerk 11e t/m 14e eeuw (1000 - 1400)
- Kerk veel macht. Rooms-Katholiek -> culturele eenheid en verspreiding geloof/cultuur (kloosters).
- Wereldlijke macht bij adel.
- 12e en 13e eeuw: gesloten plattelandseconomie -> handel -> steden groeien -> geloof minder belangrijk.
Bouw grote kathedralen.
Kloosters
- Europa 1000: dunbevolkt, onherbergzaam. Klooster ver uit elkaar + woon- en geloofsgemeenschappen
zelfvoorzienend -> weinig contact.
- Vanaf 1000 groei aantal kloosters -> verspreiding romaanse bouwstijl.
- Romaanse bouwstijl: massieve muren, rondbogen.
- Ora et labora: bid en werk. Regels voor kloosterleven, monniken doen werk niet voor roem maar in dienst
van klooster en God.
- Getijden (gebedsdiensten) op vaste tijden. Psalmen gezongen in gregoriaanse stijl.
- Gregoriaanse zang: eenstemmige melodielijn, niet-maatgebonden ritme. Sober gezongen, elke lettergreep 1
toon. Begin moderne muzieknotatie.
- Guido van Arezzo: lijnen bij notenschrift -> 4 lijnen en namen toonhoogten (Johanneshymne do-re-mi-fa-sol-
la-ti-do, solmisatie).
- Angst voor almacht God (straf natuurrampen enz) en onbekende. Goed en kwaad, schuld en boete.
- Laatste Oordeel: bestemming ziel, angst, stimuleert gelovigen goed te leven. Timpaan geeft het soms weer
(midden Christus, scheiding goed en kwaad).
- Aflaten waarmee Gods straf wordt kwijtgescholden (invloed op Laatste Oordeel).
- Pelgrimstochten: relieken, fouten goed maken. Langs vaste routes bloeit religie, cultuur en economie.
- Kruistochten: militair karakter, terrein islam terugwinnen (Jeruzalem). Ridders verdienen aflaten.
- Islamitische samenleving hoogtepunt: handel, wetenschap en kunsten, rijk versierde moskeeën en paleizen.
- Inkomsten kloosters: schenkingen, erfenissen.
- Bernardus van Clairvaux: kritiek pracht en praal, cisterciënzer, geen publiek in kerken.
- Cluniacenzers: luxe, rijkdom, macht, licht symboliseert Rijk Gods (doel pelgrimstoch).
- Cisterciënzers: soberheid, onherbergzame gebieden, geïsoleerd van pelgrims en weldoeners met giften.
Luxe in contrast met armoede bevolking. Heilige sfeer bepaald door architectuur (harmonieuze verhoudingen,
licht verwijst naar God), geen schilderingen en beeldhouwwerk. Spitsbogen, dragen bij aan ontwikkeling
gotiek. Boeken zonder illustraties, nieuwe regels liturgie.
- 12e eeuw: luxe ter ere van God of soberheid naar voorbeeld van Christus -> verdeeldheid kerk.
Kathedralen
- Late middeleeuwen: steden overbevolkt. Gesloten plattelandseconomie -> handel. Adel, geestelijkheid en
burgers zeggenschap.
- Veranderingen om burgers betrokken te laten voelen: diensten spannender (meerstemmige muziek,
toneelmatige uitbeelding), Christus afgebeeld als normaal mens, koningen schrijven wetten.
- Concurrentie tussen steden over grootste kerken en kathedralen (inkomsten schenkingen en hoge
belastingen stadsbewoners).
- Annunciatie: engel Gabriël vertelt Maria dat ze zwanger zal zijn van Christus. Visitatie: zwangere Maria
bezocht door toekomstige moeder van Johannes de Doper.
- Abt Sugar: grondlegger gotiek. Architectuur kerk afspiegeling van het goddelijke. Beloning van hiernamaals
ipv afschrikken. Publiek welkom in kerkgebouw. Pelgrims lokken voor giften. Publiek ervaart kerk als het
goddelijke, gelijkgesteld aan licht (bron zon). Ramen filteren en verspreiden zonlicht dat afspiegelt op
spiegelende materialen.
- Skeletbouw: gewicht dak niet gedragen door muren maar afgeleid via ribben, luchtbogen en pijlers (steken
naar buiten) -> grote ramen.
- Incarnatievenster: verhaal geboorte Christus.
- Ongeletterde burgers behoefte aan herkenbare verhalen en personages -> kijk op Christus verandert van
afstandelijke rechter naar mens.
- Liturgie: eredienst rond altaar, oorspronkelijk voor priesters, monniken, ritueel in Latijn. Diensten worden
1