H8 Cultuur van het moderne | 1e helft 20e eeuw (1900 -
1950)
- 1900 - 1945: WO ontwricht samenleving -> afzetten tegen oude tradities en waarheden, experimenteren.
8.1 Expressie
- Expressie innerlijke, inspiratie door driften (Sigmund Freud), tegen regels in, wijkt af van wat men gewend is
-> kloof tussen avant-gardekunstenaars en publiek.
- Niet in toonsoort (plaats ten opzichte van grondtoon) maar tonen voor expressieve kracht ipv harmonie.
- Impressionisme: registratie van wat je ziet of hoort.
- Expressionisme: expressie van innerlijke gevoelens en emoties, nadruk individu en persoonlijke.
Rechtstreeks tot uiting brengen van drijfveren (onderbewuste). Regels staan uitdrukking in de weg.
Persoonlijke en chaotische stijl, sluit niet aan bij smaak publiek. Duistere kant bestaan. Grote licht-donker-
contrasten, overdreven spel.
- Die Brücke: expressionistische kunstenaarsgroep, brug naar moderne tijd, geen regels.
- Breken met regels academische ballet.
- Primitieve kunst: Expressionisten interesse in volkskunst verre landen (reizen eenvoudiger) -> musea met
kunst uit kolonies. Westerse cultuur superieur. Oorspronkelijkheid en verwijzingen naar onzichtbare
oerkrachten.
- Kubisme: schilderijen opgedeeld in losse, hoekige fragmenten, meerdere perspectieven tegelijk.
- Blanke orkesten imiteren zwarte jazz, reizen mee met legers.
- 1900 New Orleans ontstaan jazzmuziek uit mix van muzikale culturen. Expressief, improvisatie -> populair bij
Amerikaanse jeugd en kunstenaars in Europa.
- New Orleans Jazz: work songs (katoenvelden), spirituals (kerkdiensten), bleus (platteland), ragtime (cafés),
marsmuziek en Europese klassieke muziek. Collectieve improvisatie, trompet, trombone, klarinet, saxofoon,
banjo, tuba en drums.
- Blanken kopen alleen jazzmuziek gespeeld door blanken: Dixieland.
- Chicago-stijl: gitaar en contrabas ipv bankjo en tuba, individuele solo’s.
- Scat: geïmproviseerde betekenisloze klanken.
- Swingstijl: grotere jazzbands (in secties verdeeld), stuwend en dansbaar ritme (8 e noten lang-kort).
-> behoefte aan uitgeschreven muziek.
- Swing era: gemixt orkest speelt op bij groot podium -> jazz populair bij breder blank publiek.
- Surrealisme: vanaf 1925. Wereld van dromen boven werkelijke wereld, surrealiteit boven realiteit.
- Freud: dromen gestuurd door onderbewuste, onderbewuste driften.
- Breton: psychoanalyse, dromen surrealistisch en interessant, logica geeft beperking, toeval.
-> Surrealistisch manifest: kunstenaars oproepen tot niet beperken tot direct zichtbare, maar zoeken naar
manier om werkelijke drijfveren denken/handelen te laten zien.
- Cadavre exquis: woorden tot zinnen gecombineerd met toeval.
- Readymade: gangbare definitie van kunst ter discussie.
8.2 Oorlog
- Futurisme: oorlogsenthousiasme, voor WOI. Aanbidden machines en moderne technologie.
-> Futuristisch manifest: oorlog verheelijken, noodzakelijke grote schoonmaak, oorlog in glorie verbeelden.
Uitdrukken tempo van nieuwe machinetijdperk.
- Dada: ontgoocheling achteraf. Ontstaan uit gevluchte kunstenaars. Politieke en maatschappelijke
uitzichtloze situatie -> afzetten tegen gangbare. Geen schoonheid, normen, waarden en boodschap. Logische
redenering uitbannen. Betekenisloosheid en toeval. Experimenteren met nieuwe technieken, mengen humor,
poëzie, theater en beeldend. Antikunst, choqueren en spiegelen burgerlijke elite (oorzaak waanzin en
vernietiging). Montage.
- Montage kenmerkend voor dada. Met fotomontage kanttekeningen plaatsen bij actuele ontwikkelingen die
via hergebruikte foto’s voor iedereen herkenbaar zijn.
- Kunstenaars vluchten voor dictatuur en geweld -> New York hoofdstad moderne kunst.
- Interbellum: periode tussen WOI en WOII.
- Nihilisme: nergens in geloven.
1