CR 2022-2023 Pernilla Krans
Circulatie en Respiratie
CR hoorcolleges
HC1, 2 en 3 De uitwisseling van O2 en CO2
Bij de hele circulatie-respiratie gaat het eigenlijk om
convectie of diffusie. Convectie is de transport over grote
afstanden (zo snel mogelijk), zoals lucht in- of uitademen. In
de longblaasjes gaan de laatste paar nanometers via
diffusie. Vervolgens gaat het met het bloedvat die het
heeft opgenomen weer via convectie naar de weefsels
toe, en hier zal dan opnieuw weer diffusie gebruikt worden.
De hoeveelheid zuurstof die opgenomen kan worden is afhankelijk van hoeveel
zuurstof kan oplossen in het bloed, en daarnaast hoeveel van de opgeloste zuurstof
aan hemoglobine kan binden. De hoeveelheid die op kan lossen, hangt af van:
- De samenstelling van de ingeademde lucht
o Er moet genoeg zuurstof zijn
- De alveolaire ventilatie
o Longcompliantie (‘stugheid’ van de longen)
o Weerstand in de luchtwegen
o Ademhalingsfrequentie en teugvolume
- Zuurstofdiffusie tussen alveoli en bloed
o Longoppervlak
o Diffusie-afstand
▪ Membraandikte
▪ Hoeveelheid interstitiële vloeistof
- Adequate perfusie van de alveoli
Daarnaast is het dus belangrijk dat er genoeg zuurstof aan Hb bindt:
- % saturatie van hemoglobine, afhankelijk van:
o PCO2
o pH
o temperatuur
o 2,3-DPG
- Totaal aantal bindingspellek
o Hb-content per RBC
o Aantal RBC’s
1
,CR 2022-2023 Pernilla Krans
De longen bevatten zelf geen spieren, en daarom moeten de dwarsgestreepte
spieren er omheen er voor zorgen dat de druk meer of minder wordt. Inademen
gebeurt met de externe intercostaalspieren, uitademen gebeurt met de interne
intercostaalspieren. Wanneer nodig kunnen zelfs de buikspieren meehelpen om
actief in/uit te ademen. Inademen kost over het algemeen energie, en uitademen is
in principe een passief iets en zou dus vanzelf moeten gaan.
De longen liggen tussen een visceraal en een parietaal longblad, ook wel de
pleurale membranen. Tussen deze pleura ligt een dun laagje vloeistof, waardoor
beide pleura aan elkaar kleven. Tussen beide pleura heerst een druk (de
intrapleurale druk Pip). Deze is normaal gesproken altijd negatief. Om de druk te
meten, is het mogelijk om de druk in de oesophagus te meten, omdat deze
nagenoeg gelijk is aan de Pip.
De bronchiolen worden gekenmerkt door de afwezigheid van kraakbeen, en de
aanwezigheid van heel veel glad spierweefsel. Veneus bloed komt hierlangs, gaat
naar de alveoli, neemt zuurstof op, en gaat zo als arterieel bloed weer verder.
Een probleem wat op kan treden is RAO (recurrent airway obstruction), wat een
beetje lijkt op astma bij mensen. Het is gekarakteriseerd door bronchoconstrictie,
bronchospasmen en veel productie van mucus. Het is een allergische reactie die
dus zorgt voor heel veel moeite met ademhalen – een astma aanval. Om dit te
verhelpen, kan aangegrepen worden op bèta2-adenoceptoren of M-cholinerge
receptoren. Er kan gebruik gemaakt worden van sympaticomimetica/ps-lytica.
Niet alles wat je inademt komt in de alveoli terecht. Dti komt door de aanwezigheid
van cilia, ook wel ‘mucociliary escalator’ genoemd.
Uiteindelijk moet dus in de alveoli de lucht ververst worden, met het idee dat er
diffusie gaat optreden. CO2 moet vanuit de RBC naar de alveoli, en O2 de andere
kant op. Hiervoor moet het dus eigenlijk maar door 2 cellaagjes heen → het epitheel
van de alveoli, en het endotheel van het bloedvat. Het longepitheel waar die
diffusie optreedt heet pneumocyt type 1 (dus gas-diffusie). Daarnaast is er ook
pneumocyt type 2, die verantwoordelijk zijn voor de productie van surfactant.
Inademen = contractie diafragma
Uitademen = relaxatie diafragma
Ook wanneer de longen ‘stilstaan’, spelen er nog allerlei krachten een rol. Er zijn
namelijk altijd 2 krachten aanwezig → een inwaartse kracht door de elasticiteit van
het longweefsel, ook wel ‘elastic recoil’, die graag wil dat de longen als het ware
kleiner worden, aan de andere kant is er de thoraxwand (ribben met spieren) die
eigenlijk juist groter wil worden, en hierdoor de uitwaartse kracht veroorzaken. Door
de vloeistoflaag ertussen worden de krachten echter als het ware opgeheven tegen
elkaar en is er dus geen kracht naar binnen of naar buiten te zien. Door dit
fenomeen heerst er dus altijd een onderdruk binnen de pleurale ruimte.
2
,CR 2022-2023 Pernilla Krans
De elastic recoil is opgebouwd uit 2 componenten:
- De anatomische component → dus gewoon het materiaal wat er in zit. Dit is
bijvoorbeeld de elasticiteit van de pulmonaire cellen, maar ook de
extracellulaire matrix (bijvoorbeeld elastine of collageen)
- De belangrijkste component is de
oppervlakte spanning → deze
ontstaat doordat elke alveoli bedekt
is met een dun laagje water aan de
binnenkant, extracellulair rondom
de epitheelcellen. In dat water
hebben de moleculen de neiging
om de diepte in te duiken. Zodra de
watermoleculen dit doen, ontstaat
er een spanning aan het oppervlak.
Die spanning volgt eigenlijk de
ronding van de alveolus, en wil deze
eigenlijk kleiner maken. Surfactant kan deze oppervlaktespanning verlagen.
De concentratie watermoleculen aan het oppervlak wordt namelijk verlaagd,
en hiermee ook de oppervlaktespanning. Het verlagen zorgt er voor dat
inademen makkelijker wordt, doordat de elastic recoil verlaagd wordt.
Op het plaatje hiernaast is het
effect van surfactant afgebeeld.
Stel er zijn 2 alveoli van
verschillende grootten. Elke
alveoli heeft een dun laagje
water, met een oppervlakte-
spanning van 3. De druk die in
dat blaasje gecreëerd wordt is
te berekenen met P=2T/R. Bij een
kleinere straal betekent dit dat
de druk eigenlijk groter wordt. Dit
zorgt er dan weer voor dat de
kleine alveoli nog kleiner worden, en de grotere nog groter. Dat is dus eigenlijk iets
wat je niet wil. Surfactant biedt hiervoor een oplossing. De concentratie van de
surfactant is in het kleine blaasje eigenlijk dubbel zo hoog. Zo is de oppervlakte
spanning veel lager, en dan is de druk in beide gewoon gelijk. Zo blijft de
luchtstroom gelijk naar beide kanten en blijven ze gewoon zo groot als ze al waren.
Surfactant:
- Verlaagt dus de oppervlaktespanning
- Verhoogt de compliantie
- Makkelijker om te ademen
- Alveolaire grootte blijft redelijk uniform tijdens respiratie-cyclus
3
, CR 2022-2023 Pernilla Krans
De grootte van de elastic recoil wordt
meestal uitgedrukt met het begrip
compliantie (beetje het omgekeerd
evenredige van de elastic recoil). Dus
bij een hoge elastic recoil is er een lage
compliantie, en andersom.
In het grafiekje staat op de y-as het
longvolume in liters, en op de x-as de
Pip (intrapleurale druk) → laatste is
natuurlijk anders maar we gaan hier
even uit van Pip. Elk lijntje geeft eigenlijk
aan hoe hard er als het ware aan de
longen moet worden getrokken om te
kunnen ademen. Bij emfyseem geven
de longen dus heel makkelijk mee,
omdat de compliantie hier erg hoog is. De normale longen zijn iets minder
compliant, waarbij de C is te berekenen door delen van volumeverandering door
drukverandering. Een fibrotische long is juist een hele stugge long met dus een lage
compliantie. Het probleem bij emfyseem is dus dat door de lage compliantie je wel
heel makkelijk in kan ademen, maar er kan niet meer passief uitgeademd worden
omdat er veel te weinig opgeslagen energie is. Die elastic recoil, dus de potentiële
elastische energie die je tijdens inademen opslaat in het elastische weefsel, is niet
verloren, maar kan gebruikt worden om passief uit te ademen, wat dus bij emfyseem
niet kan.
Boyle’s law → ‘Ideale gaswet’
Wanneer er een bepaalde hoeveelheid gasmoleculen in de alveoli zitten, die een
druk veroorzaken (P1xV1), kunnen de longblaasjes uitgerekt worden, waardoor de
concentratie gasmoleculen verdund worden en er een lagere druk ontstaat (P2xV2).
De formule hiervoor is P1xV1=P2xV2, en hiermee wordt dus gezegd dat bij een groter
volume de druk kleiner moet worden en andersom.
Het lijntje bij de intra-alveolaire druk op 0, is de atmosferische druk (760 mmHg).
Wanneer de longen uitgerekt
worden, ontstaat er een
onderdruk, zoals hier bijv -1. Er is
dan een drukverschil, en als
gevolg ontstaat er convectie
van lucht (luchtstroom).
Wanneer de alveolaire druk
onder de Patm zit, zal de lucht
naar binnen stromen, en zal aan
het eind van de inademing de
druk gelijk zijn aan de Patm. Via
elastic recoil zullen vervolgens
de longen een beetje
samenvallen, maar de lucht laat
zich niet zomaar wegstuwen dus
er ontstaat een soort overdruk
(+1 bijv), waarbij de alveolaire druk boven de Patm zit, en hierdoor zal de lucht naar
buiten stromen.
4