Doelen les 1: algemene oncologie
De student kan:
1. De basisbegrippen in de oncologie uitleggen;
Tumor kan betekenen:
- Zwelling: weefsel, dat uit normale cellen bestaat, neemt in volume toe.
- Gezwel: ook wel neoplasma of nieuwvormig genoemd, woekering van abnormale
cellen.
Hypertrofie: volumevermeerdering van weefsels of organen zonder vermeerdering aantal
cellen.
Hyperplasie: volumevermeerdering van weefsels of organen met vermeerdering van het
aantal cellen.
Atrofie: volume afname van weefsels of organen: aantal cellen blijft echter gelijk.
Oncogenese: proces waardoor maligniteit ontstaat.
2. Verschillende manieren van indeling van tumoren beschrijven;
- Naar aard van de tumor:
Benigne (goedaardig), kenmerken:
Niet-infiltratief: omgeven door een kapsel, waarbinnen het groeit.
Expansief: het omgevende weefsel wordt opzij gedrukt maar niet
verwoest.
Metastasering: de tumor metastaseert niet, zaait niet uit.
Kan soms kwaadaardig worden: maligne ontaarding of maligne
degeneratie.
Maligne (kwaadaardig)
Infiltratief: dringt het omgevende weefsel binnen met talrijke
uitlopers.
Destructief: verwoest omgevende weefsel
Metastasering: de tumor metastaseert, zaait uit: tumor vreet een
bloed- of lymfevat aan, cellen laten los en worden elders vervoerd,
waar zij kunnen uitgroeien tot dochtergezwellen.
- Naar plaats van de tumor:
Pancreastumor
Longtumor
Maagtumor
Etc.
- Naar celtype of weefsel waaruit zij zijn ontstaan: 4 histologische groepen van
weefsels:
1) Uitgaande van dekweefsels:
Maligne: achtervoegsel: -carcinoom
Benigne: achtervoegsel: -oom
2) Uitgaande van steun- en vulweefsels
Maligne: achtervoegsel: -sarcoom
Benigne: achtervoegsel: -oom
, 3) Uitgaande van spierweefsels
Maligne: achtervoegsel: -sarcoom
Benigne: achtervoegsel: -oom
4) Uitgaande van zenuwweefsel
Maligne: meningeosarcoom en neuroblastoom.
Benigne: meningeoom en neurinoom.
Enkele bijzondere vormen van tumoren:
- Verruca (wrat): benigne epitheeltumor veroorzaakt door virus.
- Poliep: een gesteelde tumor, uitgaande van het slijmvlies, kunnen maligne worden.
- Naevus (moedervlek): pigmentophoping in de huis: kunnen maligne worden.
3. Kenmerken van benigne en maligne aandoeningen noemen;
Zie leerdoel 2.
4. Metastaseringspatronen beschrijven;
- Lymfogeen: via de lymfebanen: de losgelaten tumorcellen lopen vast in het
eerstvolgende klierstation (regionale lymfeknopen). Uiteindelijk komen de cellen via
de ductus thoracicus in de vena cava terecht en metastaseert het verder volgens het
hematogene type.
- Hematogeen: via de bloedvaten: de tumor groeit door de venewand heen en
tumorcellen worden met de bloedstroom vervoerd.
A. Vena cava type: de tumor metastaseert via de vena cava naar de longen, de
primaire tumor zit bijvoorbeeld in de benen, armen, testis, nieren, blaas:
vanuit de longen kan het verder gaan volgens het vena pulmonalis type.
B. Vena porta type: de tumor metastaseert via de vena porta naar de lever,
primaire tumor ligt in het stroomgebied van de vena porta: maag, pancreas
en colon.
C. Vena pulmonalis type: tumor metastaseert via de vena pulmonalis naar de
grote bloedsomloop dus metastasen in de hersenen, lever, extremiteiten;
primaire tumor zit in de long.
Vuistregel:
- Carcinomen metastaseren bij voorkeur lymfogeen
- Sarcomen bij voorkeur hematogeen
5. Naamgeving van tumoren uitleggen;
Zie leerdoel 2.
6. Theorieën over het ontstaan van tumoren verwoorden;
De meeste tumoren ontstaan door omgevingsfactoren. Een kleiner deel ten gevolge van
erfelijke afwijkingen. Veel groter is het aantal, waarbij erfelijke factoren een medebepalende
rol spelen. Het vermogen op het afbreken van kankerverwekkende stoffen of de reactie op
(natuurlijke) straling verschilt van persoon tot persoon. Hierdoor verschilt de kans op het
ontwikkelen van een maligniteit sterk per persoon.
De meeste tumoren ontstaan uit een getransformeerde (tumor)stamcel, zij zijn zogenaamd
monoklonaal.
Theorieën:
1. Irritatie: herhaalde prikkeling veroorzaakt een versnelde delingsfrequentie wat grotere
kans op opsporing geeft, bijvoorbeeld: fistel en lipkanker bij pijprokers.
2. Embyronale hypothese: soms doen tumoren aan embryonaal weefsel denken.
, 3. Infectie theorie:
Oncogene virussen: deze virussen dragen de informatie om de gezonde cel te
transformeren in een kankercel. Vaak zijn hier andere factoren voor nodig zoals:
straling, chemische stoffen en dergelijke.
Oncogene bacterie/parasiet.
4. Chemische kanker theorie: hiervan zijn er zo’n duizend bekend, waarvan er honderd
carcinogeen zijn, zoals asbest en koolwaterstoffen. Voorbeelden: roken, alcohol,
bepaalde voeding, zaagsel, textiel- en verfindustrie, zware metalen, asbest en
ioniserende straling.
5. Hormonale theorie: sommige tumoren groeien onder invloed van hormonen:
Prostaatcarcinoom en testosteron
Mammacarcinoom en oestrogenen
6. Genetische factoren: bepaalde vormen van kanker hebben een erfelijk karakter zoals:
polyposis coli, bepaalde vormen van mammacarcinoom en retinoblastoom.
7. Classificatiemethoden uitleggen;
Dit is van belang voor de prognose en behandeling. Er zijn twee soorten:
Eerste methode: T.N.M.-systeem
T = primaire tumor
N = aangedane lymfeknopen
M = metastase
Voorbeeld mammacarcinoom:
T0 = geen aantoonbare primaire tumor
T1 = tumor is kleiner dan 1 cm doorsnee
T2 = tumor heeft een doorsnee van 2 tot 5 cm
N0 = geen palpabele okselklieren aan de kant van de aandoening
N1 = palpabele okselklieren, nog wel mobiel
M0 = geen aantoonbare metastase
M1 = metastase op afstand
Tweede methode: bijvoorbeeld ziekte van Hodgkin
Stadium 1 = aandoening beperkt zich tot één helft van het diafragma en tot één
lichaamshelft.
Stadium 2 = een helft van het diafragma maar beide lichaamshelften.
Stadium 3 = beide zijde diafragma en de milt
Stadium 4 = andere organen zijn aangedaan
8. Tumorbegeleidende verschijnselen zoals longembolie en hypercalciëmie verklaren;
9. Behandelingsmethoden van maligniteit beschrijven:
- Chirurgie: bij curatieve chirurgie wordt gewerkt volgens het principe van de en bloc-
resectie: de tumor wordt met een dikke laag omgevend weefsel weggesneden
zonder de continuïteit van het tumorweefsel te doorbreken. Meestal worden ook de
regionale lymfeklieren meegenomen. Palliatieve chirurgie is om complicaties te
voorkomen.
- Cytostatica met verschillende groepen, toedieningswijze en bijwerkingen
beschrijven;