Uitwerkingen Kennis Bedrijfseconomie | editie 2018 | 9% btw
Uitwerkingen Kennis Bedrijfseconomie | editie 2018 | 9789037246681 | 9% btw
Hoofdstuk 1
Opgave 1.1
1. Interne financiering is financiering met vermogen dat in de onderneming is ontstaan door het
maken en inhouden van winst.
Externe financiering is financiering van buiten de onderneming, zoals het aantrekken van
eigen vermogen van buiten de onderneming en het aangaan van leningen.
2. Vlottende activa zijn activa met een looptijd van korter dan een jaar.
Voorbeelden zijn: voorraden, vorderingen op debiteuren en liquide middelen.
3. 70% van (€ 560.000,- – € 300.000,-) = € 182.000,-.
4. Om in aanmerking te kunnen komen voor een hypothecaire lening moet een onderneming
onroerende zaken (gebouwen en/of grond) in eigendom hebben.
Opgave 1.2
1. € 250.000,- + € 43.200,- + € 18.900,- = € 312.100,-.
2. € 24.500,- + € 8.600,- + € 2.700,- = € 35.800,-.
3. Het totale bedrag van de creditzijde van de balans en dat is € 347.900,-.
4. Afnemers die op rekening hebben gekocht en van wie de onderneming nog geld te vorderen
heeft.
5. Een lening met een onroerende zaak als zekerheid.
Opgave 1.3
1. In een investeringsplan staan de voorgenomen investeringen en in een financieringsplan staan
wijzen waarop de investeringen kunnen worden gefinancierd.
2. Omdat hij minder zekerheid heeft dat hij zijn geld terugkrijgt.
1
, Uitwerkingen Kennis Bedrijfseconomie | editie 2018 | 9% btw
Opgave 1.4
1.
Investeringsplan Bedrag
Vaste activa
Pand € 231.000,-
Verbouwing pand € 95.000,-
Inventaris € 8.000,-
Totaal vaste activa € 334.000,-
Vlottende activa
Voorraad goederen € 45.000,-
Bank € 10.000,-
Kasgeld € 1.000,-
Totaal vlottende activa € 56.000,-
Totaal investering € 390.000,-
Het pand kost: 90% van € 240.000,- + € 15.000,- = € 231.000,-.
2.
Financieringsplan Bedrag
Eigen vermogen
Spaargeld € 40.000,-
Totaal eigen vermogen € 40.000,-
Vreemd vermogen lang
4% Hypothecaire lening € 200.000,-
6% Lening bank € 50.000,-
2% Onderhandse lening vader € 77.500,-
Totaal vreemd vermogen lang € 327.500,-
Vreemd vermogen kort
Crediteuren € 22.500,-
Totaal vreemd vermogen kort € 22.500,-
Totaal vermogen € 390.000,-
Schuld aan crediteuren is: ½ × € 45.000,- = € 22.500,-.
Het ontbrekende bedrag is € 77.500,- en is de schuld aan de vader van Erica.
2
, Uitwerkingen Kennis Bedrijfseconomie | editie 2018 | 9% btw
Opgave 1.5
1. € 160.000,-.
2. Met eigen vermogen en/of met lang vreemd vermogen.
3. Met kort vreemd vermogen.
Opgave 1.6
1. Volgtijdige aanschaf.
De bestelauto’s worden achtereenvolgens aangeschaft.
2. 80% van (€ 345.000,- ‒ € 156.000,- ‒ € 46.200,- ‒ € 33.800,-) = € 87.200,-.
3. € 87.200,- + € 33.800,- = € 121.000,-.
Opgave 1.7
Jaar Aantal Afschrijving Geld Aanschaf Taxi’s Aantal Geld dat
taxi’s aan het beschikbaar nieuwe buiten taxi’s nog over
begin einde van voor taxi’s gebruik einde is
jaar het jaar nieuwe gesteld jaar
taxi’s
1 3 € 30.000,- € 30.000,- 0 0 3 € 30.000,-
2 3 € 30.000,- € 60.000,- 1 0 4 € 10.000,-
3 4 € 40.000,- € 50.000,- 1 0 5 € 0.-
4 5 € 50.000,- € 50.000,- 1 0 6 € 0,-
5 6 € 60.000,- € 60.000,- 1 3 4 € 10.000,-
6 4 € 40.000,- € 50.000,- 1 0 5 € 0,-
7 5 € 50.000,- € 50.000,- 1 1 5 € 0,-
8 5 € 50.000,- € 50.000,- 1 1 5 € 0,-
9 5 € 50.000,- € 50.000,- 1 1 5 € 0,-
Vanaf jaar 7 zijn steeds vijf taxi’s in gebruik. Jaarlijks wordt een taxi buiten gebruik gesteld
en wordt met de ontvangen afschrijvingsgelden een nieuwe taxi gekocht.
Opgave 1.8
1. De winst over 2018 na belasting bedraagt:
€ 224.000,- ‒ 20% van € 200.000,- ‒ 25% van € 24.000,- = € 178.000,-.
2. De cashflow over 2018 bedraagt:
€ 178.000,- + € 34.600,- = € 212.600,-.
3
, Uitwerkingen Kennis Bedrijfseconomie | editie 2018 | 9% btw
Opgave 1.9
€ 97.400,- + € 35.000,- ‒ € 8.200,- = € 124.200,-.
Opgave 1.10
1. De totale interest bedraagt: 4% van (€ 250.000,- + € 150.000,-) = € 16.000,-.
De resterende winst bedraagt: € 80.000,- – € 16.000,- = € 64.000,-.
W. Hafmans ontvangt: 4% van € 250.000,- + 60% van € 64.000,- = € 48.400,-.
A. de Mol ontvangt: 4% van € 150.000,- + 40% van € 64.000,- = € 31.600,-.
2. W. Hafmans: € 250.000,- + € 48.400,- = € 298.400,-.
A. de Mol: € 150.000,- + € 31.600,- = € 181.600,-.
Opgave 1.11
1. Stockdividend.
2. Dividendbelasting wordt berekend over het cashdividend en het stockdividend en het wordt in
mindering gebracht op het cashdividend.
Opgave 1.12
1. 200.000 × € 100,- = € 20.000.000,-.
2. 30% van 200.000 × € 100,- = € 6.000.000,-.
3. 40% van € 6.000.000,- = € 2.400.000,-.
Opgave 1.13
1. € 750.000,-.
2. Maatschappelijk aandelenkapitaal: geen verandering.
Aandelen in portefeuille: – 3.000 × € 50,- = – € 150.000,-.
Agioreserve: + 3.000 × € 40,- = + € 120.000,-.
4