100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting Diagnostiek in de klinische psychologie UU €4,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Diagnostiek in de klinische psychologie UU

16 beoordelingen
 98 keer verkocht

Dit is een samenvatting van het boek 'psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg' van Frans Luteijn en Dick Barelds 4e druk. Alle hoofdstukken zijn hierin samengevat van H1 tot en met H16. Dit is voor het vak Diagnostiek in de klinische psychologie aan de universiteit utrecht in blok 4.

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • Onbekend
  • 7 mei 2019
  • 31
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (3)

16  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: mnakken • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Lisavankeulen1 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: tijmen3 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: priyagayadien • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: tessaroozen • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: leviloco • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: lonnekevankuilenburg • 2 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
psychologiesamenvattingen
Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg H1 t/m H16


Diagnostiek Hoofdstuk 1

Eerst analyseert de diagnosticus de hulpvraag van de cliënt maar ook die van de doorverwijzer. Deze
kunnen namelijk van elkaar verschillen.

Naar aanleiding van het intakegesprek stelt de diagnosticus een diagnostisch scenario op dat een
voorlopige theorie bevat over de cliënt, waarin wordt beschreven wat de problemen zijn van de
cliënt en hoe ze verklaard kunnen worden. Het toetsen van deze hypotheses vereist vijf
diagnostische handelingen:
1. De voorlopige theorie wordt omgezet in hypotheses
2. Een specifiek onderzoek instrumentarium wordt gekozen dat de hypothese kan
ondersteunen of verwerpen
3. Er worden voorspellingen gedaan over uitkomsten of resultaten
4. Instrumenten worden afgenomen en verwerkt
5. De hypothese wordt aanvaard of verworpen en dit leidt tot een diagnostische conclusie

Onderkenning: wat zijn de problemen, wat lukt en wat gaat mis
De onderkenning bevat inventarisatie en beschrijving, ordening en categorisering in
gedragsclusters of stoornissen en een inschatting van de ernst van het probleemgedrag.
Verklaring: waarom zijn bepaalde problemen er en wat houdt ze in stand
Verklaringen kunnen onderverdeeld worden in:
- de locus (persoonsgerichte verklaring),
- de aard van controle (voorafgaande condities),
- synchrone en diachrone verklaringscondities (synchrone condities vallen in tijd samen en diachrone
condities gaan eraan vooraf)
- inducerende en continuerende condities (indicerende condities zorgen voor ontstaan van gedrag en
continuerende houden het gedrag in stand
Predictie: hoe zullen de problemen van de cliënt zich in de toekomst ontwikkelen
Dit is een kansuitspraak, het is meer een inschatting van een risico dan een voorspelling
Indicatie: hoe kunnen de problemen verholpen worden
Dit gaat over de vraag of een cliënt een behandeling nodig heeft en wat voor een hulpverlening.
Hierbij zijn drie dingen van belang:
- kennis over behandelingen en behandelaars
- kennis over het relatieve nut van een behandeling
- kennis over de aanvaarding van de indicatie door de cliënt
Evaluatie: zijn de problemen voldoende verholpen als gevolg van de interventie
Hierbij controleer je of:
- er in de therapie rekening is gehouden met de diagnose en behandelingsvoorschriften
- of de behandeling een verandering in gedrag bij de cliënt bewerkstelligd heeft

Onderscheid classificatie en diagnostische formulering. Bij classificatie wordt een klinisch beeld
ondergebracht bij een type probleem. Dit wordt uitgevoerd volgens een alles of niets principe. Bij
diagnostische formulering daarentegen staat het individu met zijn unieke klinische beeld centraal.

Diagnostische Cyclus: dit is een empirische cyclus:
1. Observatie: verzamelen van empirisch materiaal over gedachten en probleemgedrag
2. Inductie: formulering van theorie en hypotheses over het gedrag
3. Deductie: toetsbare voorspellingen afleiden uit de hypotheses
4. Toetsing: aan de hand van nieuw materiaal nagaan of voorspellingen juist of onjuist zijn

, 5. Evaluatie: het voorgaande leidt tot een evaluatie

Bij een aanmelding van een cliënt is het goed om te kijken wat de verwijzer al heeft onderzocht en
om te kijken wat de verwijzer precies wilt. Hierbij kijk je naar de inhoud van de vraag van de verwijzer
en of dit een open of een gesloten vraag is.

Na het analyseren van de aanmelding vind er een reflectie plaats. Hierbij wordt bepaald wat wel en
niet zwaar weegt. De diagnosticus moet zich ook bewust zijn van zijn biases over de aanvrager en de
cliënt.

Hypothesevorming en keuze van onderzoeksmiddelen:
 Hypothese in het kader van onderkenningsvraag gaan over aanwezigheid van
psychopathologie of over differentiaaldiagnose. > Hiervoor moet de diagnosticus beschikken
over objectieve instrumenten.
 Hypothese in het kader van verklaringsvraag gaan over verklaringsfactoren en hun
indicerende of in stand houdende rol. > Meetbaar door instrumenten die richten op
individuele verschillen in intelligentie, cognitieve vaardigheden, persoonlijkheidsfactoren etc.
 Predictieve hypothese steunen op empirische kennis over succesvolle predictoren. > Dit kan
beantwoord worden met instrumenten die over predictieve validiteit beschikken
 Hypotheses in het kader van de indicatievraag zijn veronderstellingen over welke
behandeling en welke therapeut het best passen bij de cliënt. > Hierbij kan een
hulpvragenlijst benut worden.

Vervolgens moet je van te voren formuleren wanneer er wel aan de hypothesevoorwaardes wordt
voldaan en wanneer niet. Als je dit niet doet, kan je de resultaten altijd zo interpreteren dat je de
hypothese bevestigd.
Daarnaast moet je argumenten wat wel en niet zwaarder weegt en hierbij goed uitleggen waarom
dat zo is. Voorbeeld: een oordeel van leerkracht over intelligentie weegt zwaarder dan oordeel
ouders.

Van het diagnostische onderzoek schrijf je een verslag. De opbouw hiervan bestaan uit de vijf
stappen van de diagnostische cyclus. Het verslag heeft twee belangrijke functies:
 Conclusies van het onderzoek beargumenteren
 Effectieve communicatie over de cliënt met de verwijzer
Dit verslag wordt vaak niet aan de cliënt getoond, dit gaat met de cliënt vaak mondeling.

DBC: Diagnose behandeling Combinaties: dit is een snelle manier van diagnosticeren die steeds meer
voorkomt in de gezondheidszorg. Het idee hiervan is dat de cliënt op een effectieve wijze
gediagnosticeerd wordt en dat er vervolgens een protocollaire behandeling plaatsvindt die bij
voorkeur evidence-based is en uiteraard past bij de gestelde diagnose.
Hierbij worden bij binnenkomst cliënten ingedeeld op basis van hun klacht bij een bepaalde
stoornisgroep. Eventueel kan de cliënt wel doorverwezen worden naar een andere afdeling.
Er zijn hierbij een paar kritische kanttekeningen te plaatsen:
 Sommige cliënten hebben meer klachten of probleem waardoor een keuze voor een afdeling
niet logisch lijkt.
 Sommige cliënten hebben niet heel duidelijke klachten of problemen maar wel een gevoel
dat hun leven niet goed loopt.
 Binnen een afdeling zijn ze sterk gericht op specifieke klachten van de afdeling hierdoor
kunnen therapeuten een tunnelvisie krijgen.
 De DBC’s vooronderstellen een interactie tussen specifieke diagnose en behandeling.
 Bij werken met DBC’s is er vaak geen tijd voor uitvoerig diagnostisch onderzoek.

, PsyQ: bij binnenkomst cliënten beoordelen op hun belangrijkste klacht in één van de negen
afdelingen: ADHD, angststoornis, depressie, eetstoornis, persoonlijkheidsproblematiek, somatiek en
psyche, relatie en psyche, psychotrauma en seksuologie.



Diagnostiek Hoofdstuk 2

Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit van diagnostiek.
Psychodiagnostiek bestaat uit drie onderdelen:
 Diagnostische referentiekaders voor de diagnostiek
 Beschrijving van die kaders in modellen
 Tests

Bij referentiekaders wordt weer onderscheid gemaakt tussen:
 Individuele verschillen: Dit gaat over hoe goed modellen centrale kenmerken van
gedragingen afbeelden. Hierin worden een aantal kwantitatieve dimensies waarop personen
verschillen beschreven.
 Ontwikkeling: De ontwikkeling van mensen kan met behulp van allerlei modellen beschreven
worden, bijv een lineaire, negatief versnellende of exponentiële toename van gedrag.
Daarnaast wordt er vaak gebruik gemaakt van stadiummodellen.
 Context: Hierbij gaat het vaak om de effecten van een interventie op de toe of afname van
een gedraging. Deze verschillen kunnen getoetst worden door middel van een
variantieanalyse (afhankelijke variabele met covariaten).
Kortom: centrale kenmerken van constructen uit de referentiekaders kunnen beschreven worden
met test theoretische en statistische modellen.

Van der Werff heeft vier criteria opgesteld om een kwaliteitsbeoordeling te geven van
referentiekaders:
1. Zijn de elementen en relaties uit de theorie getoetst en wat is het resultaat?
2. Is de theorie zo opgeschreven dat toetsing mogelijk is?
3. Is de theorie inspiratiebron geworden van empirisch onderzoek?
4. Is er onderzoek gedaan naar praktische toepassingen van de theorie en wat is het resultaat
van dit onderzoek?

Van der Werff houdt hierbij vooral rekening met de eigenschapsbenadering, bio psychologische
benadering en de orthodoxe sociale- leertheorie.
Voor de diagnosticus is de eigenschapsbenadering succesvol en deze heeft tot een ruim aanbod aan
betrouwbare en valide intelligentie- en persoonlijkheidstests geleid.
De bio psychologische benadering stamt uit de contextbenadering waarin gedragingen verklaard
worden door ingrepen of manipulaties.
De sociale-leertheorie behoort ook tot de contextoriëntatie. Hun succes danken ze vooral aan het
ontwerpen van effectieve interventies.

Tot de middenklasse benaderingen rekent Van der Werff de psychoanalytische, humanistische en
existentiële psychologie. Deze ideeën zijn soms niet te toetsen, er ontbreekt empirisch onderzoek en
als dat er al is pakt dat slecht uit. In nederland is een test om het niveau van ego-ontwikkeling te
meten. De ZALC: Zin aanvul lijst curium, dit meet de ego-ontwikkeling van het 9 e tot 22e levensjaar.
De validiteitscoëfficiënten van interviews en projectieve tests liggen ongeveer op hetzelfde nieveau
als die van objectieve tests: tussen r =0.30 en r=0.40.

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper psychologiesamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€4,99  98x  verkocht
  • (16)
In winkelwagen
Toegevoegd