Bevat uitleg bij de kenmerkende aspecten:
30. De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving.
31. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
32. Voortschrijdende ...
8.1 de industriële revolutie
De industriële revolutie die basis legde voor de industriële samenleving.
industriële revolutie begon in Groot-Brittannië in de 18e eeuw. > was geen plotselinge verandering.
Maar door de enorme onomkeerbare gevolgen spreken we toch van een revolutie.
Eerste industriële revolutie (1775-1850): eerste gedeelte van de industriële revolutie de bron van
energie was vooral steenkool en het materiaal vooral ijzer.
Deelrevoluties in de industriële revolutie:
- Landbouwrevolutie: er konden meer mensen gevoed worden > bevolking groeide > er was
minder arbeid nodig > mensen konden goedkoop werken in de industrie > vraag naar o.a.
kleding groeide.
- Katoenrevolutie: kleding werd tot die tijd gemaakt van wol en linnen. Nu werd er katoen uit
de koloniën gehaald om kleding van te maken. Er werden nu allerlei spin- en weefmachines
uitgevonden.
- Stoomrevolutie: stoommachines werden uitgevonden om machines te gaan aandrijven >
alles kon sneller, grootschaliger en goedkoper worden geproduceerd.
- Steenkoolrevolutie: steenkool was een goede brandstof om stoom op te wekken en ijzererts
te smelten.
- Transportrevolutie: er kwamen wegen, kanalen en stoomtreinen > goederen konden
makkelijker vervoerd worden.
Tweede industriële revolutie (1850-1900): tweede gedeelte van de industriële revolutie. De bron
van energie was vooral elektriciteit en olie en het materiaal vooral staal.
Uitvindingen die werden gedaan: elektrische straatverlichting, de telefoon, gloeilamp, plastic en
kunstmest. > De bedrijven werden veel groter, in fabriekshallen konden duizenden arbeiders werken.
Ook gingen bedrijven gebruikmaken van de wetenschap. Wetenschappers werkten aan nieuwe en
steeds betere producten.
Economische gevolgen industriële revolutie: huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid,
enorme toename van de productie en dalende prijzen van de productie.
De grootste verandering was dat de landbouw-stedelijke samenleving plaats maakte voor de
Industriële samenleving:
⁻ voornaamste middel van bestaan: industrie ook werken mensen in dienstensector
⁻ snelle bevolkingsgroei
⁻ uitgebreide vervoersmogelijkheden
⁻ grotere inkomensverschillen
8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
Socialisme, confessionalisme en feminisme.
, Na de definitieve nederlaag van Napoleon in 1815 worden bij het congres van Wenen de oude
machthebbers weer hersteld. Zo wordt Nederland een monarchie (en met België versterkt om een
mogelijk nieuw gevaar vanuit Frankrijk te beteugelen). Ook andere landen kregen gebieden erbij. GB,
Oostenrijk, Pruisen en Rusland spraken af om de vrede te bewaren > ze zagen zichzelf als een concert
van staten.
In de autoriteit orde op het Europese vasteland hadden koningen en edelen de macht. Dit stuitte op
verzet van de nieuwe politiek- maatschappelijke stromingen.
Liberalisme: eerste stroming die zich verzette tegen de autoritaire orde. Liberalen waren erfgenamen
van de verlichting en de democratische revoluties. Ze wilden een grondwet die de macht van de
koning beperkte en burgerrechten garandeerde. Liberalen stelden individuele vrijheid voorop > het
individu moest ongehinderd zijn mening kunnen geven en zijn godsdienst kunnen uitoefenen. Ook
economisch vrijheid was belangrijk. Ze waren tegen het socialisme.
Nationalisme: nauw verbonden met liberalisme. Ze vonden dat volkeren recht hadden op een
natiestaat: staat voor één volk met dezelfde cultuur (taal & geschiedenis). Na 1871 groeide erin bijna
alle Europese landen een nieuw, agressief soort nationalisme. Ze verheerlijkten hun eigen natie en
zetten zich tegen andere naties af. Socialisme: streefden naar gelijkheid en ze kwamen op voor de
arbeiders.
Vanaf 1870 ontwikkelde het socialisme zich tot een massabeweging. > veel socialisten geloofden in
de ideeën van Karl Marx. > zij wouden via een socialistische revolutie het kapitalisme omverwerpen
en de bedrijven in staateigendom brengen. Rond 1900: er groeide binnen het socialisme een
gematigde vleugel > het reformisme, wouden geen revolutie > er kwam ruzie tussen socialisten die
wel revolutie wouden > socialisme viel uiteen in de gematigde Sociaaldemocratie: gematigde vleugel
van het socialisme die de parlementaire democratie aanvaardt en het kapitalisme wil beperken.
Confessionalisme: ze vonden het idee van vrijheid en gelijkheid gevaarlijk > het zou een chaos
worden zoals werd gebleken uit de Franse revolutie. Kerk, adel, monarchie en leger moesten de
leiding hebben
1848: In Parijs maakte een bloederige volksopstand een einde aan de monarchie.
België splitste zich na 15 jaar weer af van Nederland en kreeg een liberale grondwet.
Italië maakte een eind aan aparte staatjes en riep het koninkrijk Italië uit. Kreeg net als België
een liberale grondwet.
Pruisen: de kanselier gebruikte het nationalisme en voerde oorlogen om Duitsland onder zijn
leiding te krijgen. > dat lukte.
8.3 democratisering
Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het
politieke proces.
1815: Koninkrijk der Nederlanden is een constitutionele monarchie met een grondwet en een koning.
1848: revolutiejaar door de opstand in Parijs en omdat het ook onrustig in Nederland wordt vraagt
Willem II de liberaal Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven > daardoor Krijgt Nederland
een Parlementair stelsel.
De koning:
-Bleef lid van de regering
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper steffievandeven. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,46. Je zit daarna nergens aan vast.