Sa
SAMENVATTING LF 2
2019
Blok 2 Verpleegkunde
Christelijke hogeschool Ede
Leerjaar 1
,Uitleggen Waarom het belangrijk is dat een HBO- verpleegkundige kennis heeft van voeding.
Je moet de norm beschrijven waaraan voedingszorg dient te voldoen. Je bevordert de kwaliteit van
voedingszorg als onderdeel van de behandeling van patiënten met risicofactoren en/of chronische
ziekten. Wat nodig is voor adequate voedingszorg op het juist niveau door zorgverleners met de juist
competenties.
Uitleggen wat gezonde voeding is
Gezonde voeding is de schijf van 5. Variërend en goede hoeveelheden van alles.
Beschrijven uit welke productgroepen de schijf van vijf bestaat
De schijf van 5 bestaat uit:
- Groente en fruit
- Smeer- en bereidingsvetten
- Vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel
- Brood, graanproducten en aardappelen
- Dranken
De aanbeveling voor de inname van de productgroepen voor een gemiddelde man en vrouw
tussen 19-50 jaar beschrijven
1
,Uitleggen waarop deze aanbevelingen zijn gebaseerd
De 15 richtlijnen voor goede voeding benoemen.
1)“Eet dagelijks ten minste 200 gram groente en ten minste 200 gram fruit”
2)“Eet dagelijks ten minste 90 gram bruin brood, volkorenbrood of andere volkorenproducten”
3)“Eet wekelijks peulvruchten”
4)“Eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag”
5)“Neem enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of yoghurt”
6)“Eet een keer per week vis, bij voorkeur vette vis”
7)“Drink dagelijks drie koppen thee”
8)“Vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten”
9)“Vervang boter, harde margarine en bak- en braadvetten door zachte margarine, vloeibaar bak- en
braadvet en plantaardige oliën”
10) “Vervang ongefilterde door gefilterde koffie”
11) “Beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees”
12) “Drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken”
13) “Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag”
14) “Het gebruik van voedingsstofsupplementen is niet nodig, behalve voor mensen die tot een
specifieke groep behoren waarvoor een suppletieadvies geldt”
Benoemen welke ziekten en risicofactoren zijn meegenomen om tot de richtlijnen goede voeding
te komen.
Richtlijn 1
2
,Richtlijn 11
Het verband met ziekten en/of risicofactoren beschrijven voor de richtlijnen 1 (fruit, groenten), 2
(brood, volkorenproducten), 4 (noten), 6 (vis), 9 (vetten), 11 (vlees), en 13 (keukenzouten).
Fruit en groente en vlees hierboven.
Noten:
Volkorenproducten:
Vis:
3
, Vetten:
Keukenzouten:
Benoemen wat onder de macronutriënten en wat onder de micronutriënten valt
Macronutriënten: eiwitten, vetten en koolhydraten.
Micronutriënten: vitamines en mineralen
Benoemen welke voedingsstoffen energie leveren en hoeveel
Energie is nodig voor lichaamsbeweging, voor het handhaven van de lichaamstemperatuur en voor
de synthese van lichaamsweefsel.
→ alle energie komt van de zon, planten zetten zonne-energie om in chemische stoffen
(koolhydraten, eiwitten en vetten) door het consumeren van die stoffen voorziet dat de mens in zijn
energie behoefte.
Koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste energiebronnen. Koolhydraten in het lichaam omgezet
in glucose en via het bloed naar de cellen vervoerd. De cellen in het lichaam gebruiken glucose als
energiebron.
Vetten worden in het lichaam afgebroken tot vetzuren en glycerol. Vetzuren kunnen als energieborn
worden gebruikt door alle cellen, m.u.v. de hersenen, zenuwcellen en rode bloedcellen.
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren echter niet in de eerste instantie als energiebron, maar als
bouwstenen voor de vorming van lichaamseiwitten. Een overmaat aan aminozuren worden gebruikt
als energiebron. Hierbij wordt stikstofgedeelte omgezet in ureum dat door de nieren wordt
uitgescheiden.
Er zijn situaties waarin aminozuren worden gebruikt als energiebron, terwijl er geen overmaat is aan
aminozuren. Dit gebeurt als de voeding te weinig koolhydraten bevat en als er sprake is van
energetische ondervoeding.
4
