Samenvatting artikelen: Curriculumstudies.
Hoorcollege 1. Curriculum: basisconcepten.
Akker, J. van den (2003). Curriculum perspectives: An introduction, Curriculum
Landscapes and Trends, p. 1-10:
Door de toenemende betrokkenheid en aandacht kan het curriculum nog gecompliceerder en
verwarrender worden. Definitie van curriculum is cursus of plan voor leren. Er zijn
verschillende levels in het curriculum: systeem, maatschappij, natie, staat is macro niveau.
School, instelling is meso niveau. Klaslokaal is micro niveau. Individueel, persoonlijk is nano
niveau. Tijdens het ontwikkelen van het curriculum zijn er vaak problemen doordat het
meestal een lang en cyclisch proces met veel belanghebbenden en deelnemers is. Er zijn
verschillende motieven en behoeften voor het veranderen van het curriculum. Ideeën moeten
eerst worden gespecificeerd in programma's en materialen en er worden inspanningen
geleverd om de beoogde veranderingen in de praktijk te realiseren.
Het curriculum kan van verschillende analytische punten bekeken worden. Inhoudelijk,
technisch-professioneel en sociaal-politiek. Elementen in het curriculum zijn inhoud, doel en
organisatie. Zie tabellen en spinnenweb bij artikel 3. De hoofdcomponenten kunnen weer
verdeeld worden in smallere vragen. Macro level (eerste drie componenten), Meso level (alle
tien de componenten), Micro level (rol leraar, materialen, leeractiviteiten). Er zijn veel
connecties, maar is ook kwetsbaar. De hoofdvraag bij curriculum ontwikkeling is wat moet
het bevatten en wat juist niet. Er moet een balans zijn tussen kennis, maatschappij en de
lerende. Door alle wensen in het curriculum te stoppen wordt het overbelast en valt het uit
een. Wat kan je doen:
1. Brede leeronderwerpen gecombineerd met scherpe prioriteiten.
2. Selectief reageren op sociale en maatschappelijke problemen.
3. Meer betekenisvolle, activiteit gerichte en autonome benadering.
Er zijn veel ruzies en frustraties rond curricula. Belangrijke kenmerken zijn pragmatisme,
prototype, communicatie en professionele ontwikkeling. Less is more in het curriculum, maar
dat wat in het curriculum staat moet wel gereflecteerd worden en getoetst. Enactment
perspectief de leraar en de leerlingen maken hun eigen curriculum. Bij het fidelity perspectief
volgen leraren trouw curriculumvoorschriften uit externe bronnen.
Marsh, C.J. (2009). Key concepts for understanding curriculum. London and New
York: Routledge pp. 3-9:
Er zijn heel veel verschillende definities van curriculum. Als eerste de definitie van
curriculum in de tijd van Plato en Aristoteles het zijn de onderwerpen die geleerde worden
tijdens de klassieke periode. Nu is het woord curriculum heel breed en gaat over allerlei
onderwerpen. In het artikel zijn vijf definities beschreven met allemaal zijn eigen problemen
bij de definitie.
Karakteristieken van curriculum is inhoud, doel en organisatie. Er zijn ook belangrijke
principes die meer waarde gericht zijn dan algemeen gericht. De eerste is bezorgdheid over de
ervaring van leerlingen, daarna beslissingen maken over inhoud en proces. Verder
beslissingen maken over onderwerpen en problemen. Ook worden er verschillende groepen
betrokken en worden er beslissingen gemaakt op verschillenden niveaus.
Niet alleen zijn er karakteristieken en principes er zijn ook vier concept curricula:
maatschappijgericht curriculum, student georiënteerd curriculum, kennis georiënteerd
curriculum en eclectisch (uitkiezend) curriculum. Verder zijn er vijf oriëntaties op het
curriculum: cognitieve proces oriëntatie, technologische oriëntatie, zelfactualisatie oriëntatie,
,sociaal reconstructionist oriëntatie en academisch rationalist oriëntatie. Jaren later worden er
weer concepten weggehaald en toegevoegd. Er worden steeds meer interest groepen
betrokken bij curriculum ontwikkeling, zoals de politiek, maatschappelijke groepen,
leerkrachten, ouders, curriculum werkers, enz.
Thijs, A. & Akker, J. van den (2009). Curriculum in Development. SLO: Enschede pp.
9-15:
De definitie van curriculum in het onderwijs is de loop of het traject voor de activiteit ‘leren’.
Curriculum en leerplan is uitwisselbaar. Er zijn vijf verschillende niveaus waar
leerplanproducten betrekking op hebben. De leerplan niveaus kunnen elkaar beïnvloeden. De
relatie tussen macro, micro en meso zijn vaak tamelijk los. Leerplanproducten kunnen op
microniveau erg verschillen in bereik. Generiek (uitgeverijen) en situatie specifiek (les
leerkracht).
Er zijn ook verschillende curriculum verschijningsvormen. De driedeling wordt vaak gebruikt
in internationale vergelijkingsonderzoeken. Er ligt vaak te veel nadruk op bereikt.
De kern van een leerplan betreft doorgaans de doelen en inhouden van het leren. In het
spinnenweb fungeert het onderdeel ‘visie’ als centrale, verbindende schakel; de overige
onderdelen zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn ze ook met elkaar verbonden, zodat er
sprake is van consistentie en samenhang. Elke keten is zo sterk als de zwakste schakel.
Daarom is het moeilijk om (duurzaam) succesvolle curriculumvernieuwing te realiseren.
Het ontwerpen of vernieuwen van een curriculum kan in principe bij elke component
beginnen. Traditioneel kreeg de leerstof (inhoud) vaak de meeste aandacht. De laatste jaren
blijken nieuwe inzichten en opvattingen over leren vaak een inspiratiebron voor vernieuwing.
De relevantie van de tien onderdelen varieert natuurlijk ook voor de vijf eerder genoemde
leerplanniveaus. Op macroniveau krijgen bijvoorbeeld ‘wat-vragen’ naar doelen en inhouden
doorgaans meer aandacht dan ‘hoe-kwesties’ over didactiek, leermiddelen en leeromgeving.
Op school- en klasniveau zijn vrijwel alle componenten aan de orde. Veelal is er sprake van
een proces van vallen en opstaan, met slechts geleidelijke vooruitgang.
,Er zijn drie perspectieven om naar leerplankwesties te kijken:
• Inhoudelijk: waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de vraag wat de meest belangrijke
leerinhouden zijn op grond van welke overwegingen. De vraag ‘wat gaan we leren?’ is
een van de kernvragen in leerplanontwikkeling. Onder invloed van maatschappelijke
ontwikkelingen komt deze vraag steeds weer aan de orde.
• Technologisch: gericht op de professionele uitdaging intenties succesvol om te zetten
in producten plus passende uitvoering en resultaten.
• Sociaal-politiek: waarbij de wijze van besluitvorming (vaak strijd) over het curriculum
centraal staat.
In de praktijk van leerplanontwikkeling lijken alle drie perspectieven een rol te spelen. Vaak
is er ook een ‘kritisch’ perspectief zichtbaar. Het accent ligt daarin op een kritische analyse
van de gebreken van het onderwijssysteem, met name curriculaire aspecten daarin.
Ontwikkelingen in technologie, economie en wetenschap zorgen ervoor dat steeds nieuwe
kennis en vaardigheden moeten worden ontwikkeld. Over wat leerlingen moeten leren in het
onderwijs lopen de meningen per definitie uiteen. Iedereen heeft eigen overwegingen om
bepaalde doelen en inhouden relevant te vinden. Hoe complexer de samenleving, hoe groter
de druk op het onderwijs om recht te doen aan uiteenlopende maatschappelijke belangen.
Het onderwijs moet zich richten op drie typen doelen en inhouden:
• Kennisverwerving en cultuuroverdracht.
• Maatschappelijke toerusting.
• Persoonlijke ontplooiing.
De vakdiscipline (subject), maatschappij (society) en leerling (student) moeten bepalend zijn
bij het kiezen van onderwijsdoelen. Onderwijs filosofische en leerpsychologische
overwegingen kunnen helpen bij inperking en verfijning. Naast het kiezen van de juiste
inhouden gaat het in leerplanontwikkeling ook om het ordenen van deze inhouden tot een
consistent en samenhangend leerplan. Bij horizontale samenhang gaat het om samenhang
tussen vakken en/of vakoverschrijdende thema’s binnen domeinen van hetzelfde
onderwijsniveau. De verticale samenhang van inhouden over een of meerdere leerjaren wordt
vaak zichtbaar gemaakt in leerlijnen. Aansluiting via doorlopende leerlijnen heeft betrekking
op de continuïteit van de doelen en inhouden van het onderwijs.
Hoorcollege 2. Casus: het wetenschap en technologie curriculum.
Graft, M. van, Klein Tank, M. & Beker, T. (2016). Wetenschap & technologie in het
basis- en speciaal onderwijs. Richtinggevend leerplankader bij het leergebied Oriëntatie
op jezelf en de wereld. Enschede: SLO, pp. 9-12, 23-45, 59-63:
De afgelopen jaren is er veel lesmateriaal voor onderwijs in wetenschap en techniek
ontwikkeld en hebben (aanstaande) leraren cursussen gevolgd over het uitvoeren van
wetenschaps- en techniekonderwijs. Het aantal scholen dat wetenschap en techniek aanbiedt
blijft beperkt. Wetenschap en technologie (W&T) is een manier van kijken naar en benaderen
van de wereld. Door het stellen van vragen, of door oplossingen te bedenken voor problemen
of behoeften, maar ook vanuit eigen fantasie, leren kinderen over gebeurtenissen, gebieden,
organismen, verschijnselen en voorwerpen die in de wereld om hen heen voorkomen, hier en
daar, en vroeger, nu of in de toekomst. Bij W&T zijn verwondering en nieuwsgierigheid
startpunt voor onderwijs, waarbij veel ruimte is voor de brede ontwikkeling van leerlingen,
niet alleen op het gebied van kennis, maar juist ook op persoonlijk en maatschappelijk vlak.
, Dit richtinggevende leerplankader voor W&T is een eerste stap op weg naar leerlijnen voor
W&T in het basisonderwijs en dient voor de implementatie van W&T in het curriculum. In
het leerplankader zijn elf uitgangspunten beschreven, die als vertrekpunt dienen voor de
leerlijnen W&T. Ze hebben betrekking op inhoud, samenhang, integratie, kwaliteit van het
aanbod, ontwikkelingen in onderwijsbeleid en -praktijk. Vanuit leerplankundig perspectief
zijn drie inhoudelijke componenten te onderscheiden aan W&T-onderwijs: houding,
vaardigheden en kennis. De drie componenten vormen de basis voor leerlijnen voor W&T.
De houding is beschreven aan de hand van een zestal houdingsaspecten. Deze aspecten, die
samen een wetenschappelijke houding vertegenwoordigen, zijn uitgewerkt in
gedragsindicatoren. Bij W&T-onderwijs gebruiken kinderen een grote diversiteit aan
vaardigheden. Onderzoeken en ontwerpen is een leidende vaardigheid. Daarnaast gebruiken
ze (basis- en 21e eeuwse) vaardigheden. Integratie van vakken kan op een vanzelfsprekende
wijze plaats vinden. Bij elke stap in het onderzoeks- en ontwerpproces is een doel
geformuleerd. Deze doelen zijn uitgewerkt in kenmerken van het kind in drie fasen:
aanvankelijk, vervolgens en ten slotte.
Onderwijs in techniek is nodig om kinderen inzicht te geven in de betekenis van techniek in
hun eigen leven. Daarnaast zullen kinderen die in het basisonderwijs al kennis hebben
gemaakt met techniek, eerder geneigd zijn een technische vervolgopleiding of een technisch
beroep te kiezen. Dit zou een mogelijke oplossing kunnen zijn voor het gebrek aan technisch
geschoolden in Nederland. Aanvankelijk was techniek op de basisschool gericht op het maken
van voorwerpen waarbij kinderen kennismaakten met gereedschap, materialen en technische
inzichten. In het visierapport dat in 2005 verscheen werd daar een dimensie aan toegevoegd,
namelijk het stimuleren van de interesse voor en beheersing van (natuur)wetenschappelijke
kernbegrippen. Daarnaast richtte het zich op het aanspreken en verder ontwikkelen van de
ontdekkende en onderzoekende competenties.
Het visierapport is uitgewerkt in het basisdocument 'Onderzoekend en Ontwerpend Leren bij
Natuur en techniek'. Een belangrijk verschil met dit basisdocument is dat in het leerplankader
W&T de inhoudelijke focus is verbreed. De inhoudelijke focus is verbreed naar het gehele
leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld. W&T-onderwijs kan worden ingezet bij natuur-
en techniekonderwijs, aardrijkskunde- en geschiedenisonderwijs en bij thema's zoals
burgerschap. Het Platform Bèta Techniek heeft samen met de PO-Raad in 2012 besloten om
de Verkenningscommissie wetenschap en technologie primair onderwijs in te stellen met als
doel om vanaf 2020 tot implementatie van W&T in het basisonderwijs te komen. Onderdelen
van het advies van de Verkenningscommissie wetenschap en technologie primair onderwijs
zijn opgenomen in het Techniekpact ("Nationaal Techniekpact 2020", 2013).
W&T in het onderwijs, omdat kinderen in het dagelijks leven in aanraking komen met de
verworvenheden van wetenschap en technologie. W&T hoort bij de wereld van de kinderen,
en vanuit dat perspectief heeft het een logische koppeling met het leergebied Oriëntatie op
jezelf en de wereld. Het is belangrijk om de natuurlijke belangstelling van kinderen in W&T
te behouden en te vergroten. Als kinderen in het basisonderwijs hierin niet worden gevoed,
verdwijnt de interesse voor W&T. Deelnemen aan de huidige maatschappij vraagt om W&T-
geletterdheid.
De term 'wetenschap' wordt al gauw geassocieerd met hoog-intellectuele arbeid. Een
aangelegenheid die voor veel kinderen buiten de interessesfeer en waarschijnlijk ook buiten
het intellectuele bereik valt. Het kinderen vertrouwd maken met de werkelijkheid om hen