103 oefenvragen over LOEP 4 blok D2!
Alle onderwerpen uit de reader komen aan bod. Zelf had ik vorig jaar m.b.v. deze oefentoets alle vragen goed op de toets. Inclusief extra uitleg over moeilijke begrippen, vragen die ik zelf destijds op de toets kreeg en op de laatste pagina links naar handige f...
LOEP4 oefentoets
103 oefenvragen over de LOEP toets blok D2, inclusief vragen die in de toets voorkwamen
vorig jaar. Moeilijke begrippen worden extra toegelicht, inclusief op de laatste pagina’s links
naar handige filmpjes om de stof nog beter te kunnen begrijpen.
Vraag Antwoord
1 Noem drie verschillende doelen om te willen meten tijdens 1. Diagnostiek (ziek/niet ziek)
een onderzoek. Benoem tevens wat je ermee in kaart brengt. 2. Evaluatief (veranderingen in kaart brengen)
3. Prognose (beloop beschrijven of voorspellen)
2 Benoem het verschil tussen continue variabelen en discrete Bij continue variabelen kan een bepaald kenmerk alle
variabelen. Noem hierbij voorbeelden van continue waarden aannemen
variabelen en discrete variabelen zoals tijd, duur van klachten, snelheid of pijn op een
VAS schaal
Discrete variabelen hebben geen tussenwaarde,
zoals het aantal kinderen, een score op een toets van
40 meerkeuzevragen etc.
3 Koppel de beschrijving bij de meetwaarde: 1. Nominale waarde C
1. Nominale waarden 2. Ordinale waarden D
2. Ordinale waarden 3. Interval waarden B
3. Interval waarden 4. Ratio waarden A
4. Ratio waarden
A. Hierbij is sprake van een absoluut nulpunt, in
tegenstelling tot een intervalschaal, waarbij het
nulpunt een ‘afgesproken waarde’ is.
B. Rangorde waarbij de afstand tussen twee
opeenvolgende getallen altijd een even grote waarde
bevat, het absolute nulpunt ontbreekt.
C. Worden gebruikt bij kenmerken die bepaalde
categorieën bevatten maar waarbij het toekennen
van een getal aan die categorie geen betekenis heeft.
D. Natuurlijke rangorde waarbij elk volgende onderdeel
van de schaal een systematisch lager of hogere
waarde heeft dan die ervoor of erna. Men kan geen
gemiddelde berekenen bij deze rangorde.
4 Koppel het voorbeeld bij de meetwaarde: 1. = Nominaal
1. Rugnummers van een voetbal elftal 2. = Ordinaal
2. Opleidingsniveaus, WO, MBO, HBO 3. = Interval
3. Temperatuur, 40 graden, 80 graden, 4. = Ratio
4. Gewicht, lengte, verkochte exemplaren van een
product
5 Welke meetwaarde heeft als enige een absoluut nul-punt? Ratio
, 6 Leg uit waar de hanteerbaarheid van een meetinstrument De reden om een meetinstrument wel of niet te
voor staat gebruiken. Een belangrijk punt is in welke context een
meetinstrument gebruikt wordt. Bijvoorbeeld in de
klinische praktijk of in een wetenschappelijk onderzoek.
Voor wetenschappelijk onderzoek kan bijvoorbeeld vaak
meer tijd uitgetrokken worden dan in de praktijk, waar
je een halfuur hebt voor iedere patiënt. De
hanteerbaarheid van een instrument kan daarom goed
zijn voor wetenschappelijk onderzoek, maar niet
hanteerbaar in de praktijk.
7 Benoem de drie aspecten waarin hanteerbaarheid van een 1. Voorwaarden van het instrument
meetinstrument valt onder te verdelen 2. Interpretatie van de uitkomsten
3. Ervaring van de meter
8 Wat wordt bedoeld met standaardisatie? Het opleggen van bepaalde eisen en onderlinge
afspraken. Het is een voorwaarde voor het maken van
een correcte vergelijking.
Heel simpel gezegd zijn het afspraken die je maakt,
wanneer het stoplicht groen is bij een fietspad mag je
lopen, fietsen doe je op een fietspad wanneer deze
aanwezig is. Het is gebaseerd op onderlinge afspraken in
de maatschappij. Ook bij meetinstrumenten is dit
noodzakelijk, zo voorkom je dat iedere zorgverlener het
instrument anders gebruikt en meetfouten het gevolg
zijn.
9 Wat heeft de standaardisatie te maken met de Het vergroot de inter-en intra-
hanteerbaarheid van een meetinstrument? beoordelaarsbetrouwbaarheid van een meetinstrument
10 Benoem het verschil tussen inter-beoordelaarsovereenkomst Inter: Twee therapeuten onafhankelijk van elkaar
en intra-beoordelaarsovereenkomst gradatie laten scoren en vervolgens kijken of ze tot
dezelfde uitkomst komen
Intra: Eén therapeut op twee verschillende momenten
de test laten uitvoeren
11 Benoem verschillen tussen de SF-36 en de RAND 36 Ze verschillen in sommige onderdelen in de wijze van
meetinstrumenten formulering en de wijze van schaalscore berekening,
daarnaast is voor de RAND 36 geen wettelijke
toestemming nodig voor gebruik, bij de SF36 wel.
De SF36 en RAND 36 zijn beide kwaliteit van leven
vragenlijsten. De SF36 is een instrument om
gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven te meten,
de RAND 36 hanteert in principe dezelfde vragen, ze
verschillen alleen (bij sommige items) in wijze van
formulering van de vragen en de wijze waarop de
schaalscores berekend worden.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper soph92. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,99. Je zit daarna nergens aan vast.