Samenvatting Sociologie (samenlevingsleer + geschiedenis)
Geschiedenis SW
Motivatie SW, 8 motieven:
1. Godsdienstig motief (barmhartig en gerechtigheid)
(kans op plaats in de hemel)
Vaak verplicht maar niet altijd opgevolgd.
Vanuit christelijke traditie is het een soort dienende liefde.
Waarden vanuit het geloof.
2. Humanitaire waarden en deugden
filantropia =menslievendheid en humanitas =menselijkheid
Uit menselijkheid, waarden, iedereen verdiend kans etc.
humanitaire waarden zoals: gastvrijheid, beleefdheid etc. Deugden: wat is een goed mens?
3. Openbare orde en eigenbelang
Veiligheid voor de burgers.
Minder armoede betekent minder criminaliteit. Minder armoede krijg je wanneer mensen
belasting betalen, daarvan wordt de armenzorg want je wilt geen mensen op straat,
onderwijs om iedereen op te voeden via bepaalde kaders, infrastructuur en jeugdcentra
bekostigd. Mooi dat ze het doen maar vooral voor de overheid zijn belang.
4. Sociale angst
Sociale wetten/hulp worden ingevoerd uit angst voor revoluties/opstanden.
5. Arbeidsreserve
Om de arbeidsmarkt op peil te houden, is het nodig om mensen zonder werk in leven te
houden, dan kunnen ze gezond weer aan de slag als er weer werk is. Het wegtrekken
van werklozen is dit een probleem voor de economie.
6. Schuldgevoel en verontwaardiging
Personen met een hoog inkomen hadden een schuldgevoel tegenover de armen (verschillen
tussen arm en rijk)
7. Emancipatie en zelfontplooiing
-Vrouwen kregen niet de kans om ‘professioneel’ actief te worden. Alleen als vrijwilliger met
een taken vanuit de zorg ‘de natuurlijke rol van de vrouw, verzorgende kwaliteiten’. Vanaf
eind 19e eeuw kregen ze steeds meer kansen. Daarom zijn vrouwen belangrijk in het
opzetten van het sociaal werk. Hierna waren er opleidingen nodig voor het sociale werk en
werd het echt gezien als werk.
+Zelfontplooiing van mensen.
8. Professionalisering
,Einde 19e eeuw wordt sociaal werk meer opgevat als een professie (volwaardig beroep waar
je voor kiest en je brood mee verdient), bij een professie hoort een beroepscode.
Ontwikkeling van sociaal werk van de middeleeuwen tot en met verlichting
Middeleeuwen en Europa
Bijna iedereen was christelijk(rooms-katholiek). Christendom was extreem. Mensen konden
niet lezen en werd verteld door iemand vanuit de kerk, die vertelde hoe je in hemel of hel
terecht komt.
Godsdienstig motief. Vanuit christelijk motief wilden ze in de hemel komen.
Hulp en zorg gaat vanuit de 7 werken van barmhartigheid:
1. Hongeren voeden
2. Drinken uitdelen
3. Onderdak geven
4. kleding geven
5. zieken verzorgen en bezoeken
6. in de gevangenis mensen verzorgen en bezoeken
7. doden begraven
dan kom je in de hemel terecht om anderen te helpen via god.
Vanaf 1100 zijn er gasthuizen opgericht door sociaal ingestelde burgers, dus niet altijd de
kerk:
- voor reizigers
- verzorging
- lepra en pesthuizen, afgeschermd
- huisvestiging ouderen
- thuis en daklozen logies: max. 3 nachten
- opvang voor weeskinderen
- dolhuizen
hierbij voor het eerst onderscheid tussen doelgroepen.
Middeleeuwen in 1 zin; alles is de wil van god.
Alles vanuit kerk
1500: vernieuwing
Invloed van renaissance:
- aandacht voor individu
- school is handig voor ontplooiing
- zijn zelf verantwoordelijk en niet meer alleen god.
- Worden kritisch.
Gevolg voor sociaal werk
- Zorg wordt strenger en individueler.
- Groot deel van katholieken wordt nu gereformeerd
Vanaf 1600:
Bloei van Nederlandse armenzorg. Uniek in EU.
,4 verklaringen:
- Was al goed in Middeleeuwen
- Verschillende instellingen door verschillende geloven
- Kleinschalig, goed toezicht.
- Economie ging goed
Omdat de economie zo goed ging kwam er een rijke bovenklasse: de regenten. Het gaf
voor hun status als je aan liefdadigheid deden, ze hingen dan schilderijen van hunzelf op.
Motief: Humanitaire waarden en deugden: mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid
om iets van hun leven te maken aan de hand van zijn eigen menselijke deugden. De kerk
mag ze dwingen.
Ook een beetje godsdienst en status rijkeren.
Particulieren meer bemoeien
Vanaf 1750 vernieuwing:
Verlichting:
- Gebruik je verstand
- Durf te denken
- Kennis is macht
- Je kan je eigen lot bepalen
Nieuw sociaal besef verlichting:
- Gelijkheid tussen mensen
- Mensen hebben rechten
- Verklaring van de rechten van mensen en burger wordt gemaakt
- Onderwijs wordt belangrijk
Iedereen recht op onderwijs, gevangenen krijgen meer waarde etc.
Maatschappij tot nut van algemeen, eerste niet-kerkelijke organisatie, gaat voor geluk en
mensen leren.
Doel: verspreiden van kennis omdat er onwetendheid is en daarom iemand leren zich zelf te
kunnen helpen.
Methodes: prijsvragen (b.v. in krant), basisscholen stichten, bibliotheken, spaarbanken,
gezondheidsvoorlichting, verbetering gevangenissen, reclassering.
Ze denken positief: niemand is slecht maar onwetend, heropvoeding door staat/elite en dan
verminderen problemen.
Overheid meer bemoeien
Industriële revolutie en sociale kwestie
Gevolgen van de industriële revolutie:
- Urbanisatie: mensen trekken van platteland naar stad.
- Vermindering van sociale cohesie/controle. (oude verbanden nemen af)
- Oude verhoudingen tussen werknemer en werkgevers neemt af. (veel mensen in
dienst, geen persoonlijke band dus minder rekening houden zij met elkaar)
- Het werk is gevaarlijk en zwaar.
- Mensen leefden dicht op elkaar in onhygiënische omstandigheden.
, 1848: Nieuwe grondwet, zegt dat de overheid wat aan de armen moet doen.
Maar wat dan?... ze werden het er niet over eens.
1854: kwam er de armenwet, maar die zeiden dat kerken en particulieren wat moesten doen
en de overheid alleen als het niet anders kan. Mensen dachten dat de overheid zich vooral
met orde en veiligheid en niet met burgers moesten bemoeien.
De sociale kwestie= hoe moeten we omgaan met slechte leef en werk omstandigheden van
de bevolking? En wie moet dat dan doen?
Politieke stromingen met verschillende antwoorden op deze vraag:
- Liberalisme (vrijheid): nachtwakersstaat, overheid moete zorgen voor orde en
veiligheid. Geen hulp aan armen, niet met burgers bemoeien. En arm zijn is je eigen
schuld, alles is eigen verantwoordelijkheid.
- Socialisme (gelijkheid): armoede is een gevolg van het kapitalisme. De overheid moet
wetten instellen om de welvaart te verdelen en arbeiders te beschermen.
- Confessionalisme (bijbel): Hebzucht leidt tot mensonwaardige armoede: arbeiders en
werkgevers moeten samen de sociale kwestie oplossen.
De eerste wet die sociaal onrecht aanpakt is het kinderwetje van Houten (1874). Beperking
van de kinderarbeid. Eerste staatsbemoeienis. Hierna komen er verschillende sociale
wetgevingen. Eerste ronde: zwakken beschermen (kinderen vrouwen, beperking werktijden
vrouw en kind), tweede ronde: wegnemen van hindernissen (leerplicht, ongevallenwet),
derde ronde: minimumbestaan ( bijstand etc.).
Verzorgingsstaat 20e eeuw
Verzuiling, klassensamenleving, democratie
Verzuiling= de opdeling van de maatschappij op grond van geloof of maatschappelijke
opvattingen.
1940-1945 2e wereldoorlog, Duisland vervolgde OOK psychiatrische patiënten en mensen
met een verstandelijke handicap vergast of doodgeschoten in het ‘euthanasie programma’.
Dit gebeurde ook in NL.
Na de 2e wereldoorlog werd er meer aandacht besteed voor de mensenrechten hierdoor
kwam in:
- Een verklaring van de rechten van de mens
- Aandacht voor rechten van minderheden
- Verbod discriminatie
Na de 2e wereldoorlog kwam de wederopbouw, de overheid gaat zich intensief bemoeien
met sociaal en economisch leven en dit alles leid tot ongekende welvaart (iedereen werkte
samen etc.).
Verzorgingsstaat= Een verzorgingsstaat is een sociaal systeem waarin de staat primaire
(bestaansminimum) verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers.
Derde ronde sociale wetgeving:
- Overheid garandeert het minimumbestaan
(aow, bijstand, arbeidsongeschiktheid, onderwijs etc.)
- Dit gebeurd door socialistisch-katholieke (confessionele) regeringen.
- Sociale werk word betaald. (overheid speelt grote rol in het onderhouden)