Inhoud
1. The seven-step deductive research process
2. What makes a good business problem?
3. What makes a good problem statement?
4. What makes good research questions?
5. From research questions to theoretical framework
1. The seven-step deductive research process
2. What makes a good business problem → stap 1
Twee types bedrijfsproblemen:
- Desired State: de actuele situatie is niet per se verkeerd, maar het kan beter.
- Actual State: de actuele situatie is niet goed, er is een serieus probleem.
Kenmerken goed bedrijfsprobleem:
- Feasibility (haalbaarheid) → is it doable?
Het moet niet onmogelijk zijn om te onderzoeken
- Relevance (relevantie) → is it worthwhile?
Het moet de moeite waard zijn, niet onbelangrijk.
Feasibility
- Probleem mag niet te groot zijn, demarcated (afgebakend)
- Probleem moet uitgedrukt kunnen worden in variabele
- De nodige data (existing of new) moet verkrijgbaar zijn
o Existing data: gegevens van het bedrijf (bv. omzet)
o New data: met vragenlijsten of interview
Relevance
- Managerial relevance: iemand moet er baat bij hebben dat het probleem wordt opgelost
o managers
o end consumers
, o public policy makers
- academinc relevance: het moet nog niet eerder onderzocht zijn
o completely new topic (volledig nieuw onderwerp): geen eerder onderzoek gedaan
(vaak is dit zo omdat het onderwerp simpelweg niet belangrijk is, wanneer dit de
reden is dan is het niet academisch relevant).
o new context (nieuwe context): wel eerder onderzoek, maar in andere context.
o integrate scattered research: volledig maken van kleine onderzoeken.
o reconcile contradictory research: oplossen van twee tegenovergestelde onderzoeken
door middel van een of meer moderators toe te voegen → Door middel van een
moderator toe te voegen kun je inzicht krijgen in wanneer of voor wie het ene geldt
en wanneer of voor wie het andere.
3. From business problem to problem statement → stap 2
Bij een bedrijfsprobleem is niet sprake van één goede probleemstelling. Er zijn meerdere
probleemstellingen mogelijk.
preliminary research: vooronderzoek
- Organization/context: organisatie waarvoor je
onderzoek doet.
- Extant literature: onderwerp waarnaar je onderzoek
doet.
Kenmerken goede probleemstelling
- Moet uitgedrukt kunnen worden in variabele en relaties
- Moet een open vraag zijn, dus geen Ja/Nee vraag
(liever in hoeverre variabelen elkaar beïnvloeden dan of variabelen elkaar beïnvloeden)
- Moet duidelijk en niet dubbelzinnig zijn, het mag maar op een manier te interpreteren zijn
- Moet managerially en academic relevant zijn
→ probleemstelling volgt uit bedrijfsprobleem en bedrijfsprobleem is als het goed is
managerially and academically relevant dus probleemstelling automatisch ook.
4. What makes good research questions?
Kenmerken goede onderzoeksvragen
De probleemstelling zal vertaald worden in verschillende onderzoeksvragen
- Samen moeten de vragen de probleemstelling formuleren
- Eerst theoretische dan praktische vragen
- Moet duidelijk en niet dubbelzinnig zijn
Theoretical research questions
- Context question (What is…)
Alleen als onderwerp uitleg nodig heeft
- Conceptualization question(s) (What is…)
Alleen als variabele uitleg nodig heeft
- Relationship questions (Which variables…/ how does… affect…/ how does the effect
of… on… depend on…)
Alle relaties moeten worden behandeld. Dus drie vragen betekent minimaal drie relationship
questions.
Practical research questions
- Relationship questions (To what extent…)
Antwoord is gebaseerd op data die je verzameld hebt en niet bestaande literatuur
, - Implication question
Hoe kan de organisatie de resultaten van onderzoek gebruiken. Altijd open vraag.
→ TIP om deze te formuleren: Naar je praktische relevantie kijken, deze samenvatten in een
zin en van deze zin een vraag maken.
Verschillen theoretical en practical
- how VS to what extent
- extent literature VS new data
- a VS name of the organization
5. Developing a theoretical framework → stap 3
Een theoretisch framework bestaat uit:
- Variable definitions
- Conceptual model
- Hypotheses
Variable definitions
- Je moet je variabelen altijd definiëren behalve als ze heel duidelijk zijn (bv. sales)
- Ze moeten gebaseerd zijn op een zorgvuldig literatuuronderzoek
- Gebruik geen jargon (vaktaal)
- Geef eerst definitie en dan evt voorbeeld. Voorbeelden zijn geen substituten van definities!
Wat als er meerdere definities bestaan in de literatuur? bv. aantal definities voor attitude > 500
→ je gaat kijken wat de grootste verschillen en dus ook overeenkomsten zijn en focust je op de
overeenkomsten bij het formuleren van de definitie. OF: je pakt één definitie en legt uit waarom je
juist deze gebruikt.
LET OP: Gebruik in je onderzoek altijd PRECIES dezelfde namen voor je variabelen
Conceptual model
Je variabelen zijn je opbouw blokken voor je conceptual model.
Er zijn verschillende soorten variabelen:
- Dependent (criterion variable/ DV / Y/)
De variabele die van primair belang is.
- Independent (predictor variable/ IV / X)
De variabele die de afhankelijke variabele beïnvloed op een positieve of negatieve manier
(als de independent variable veranderd dan veranderd de dependent variable ook)
- Mediating (intervening variable, MED)
De variabele die tussen X en Y inzit en het mechanisme tussen X en Y uitlegt.
- Moderating (interaction variable, MOD)
De variabele die de relatie tussen X en Y beïnvloed. Het verandert de sterkte en soms zelfs de
richting (positief of negatief) tussen X en Y.
De relaties tussen de variabelen worden weergegeven d.m.v. pijlen.
Er zijn verschillende soorten pijlen:
- Main effect
Direct effect van X op Y
- Direct/indirect effect
Direct effect van X op Y
Indirect effect van X op MED en van MED op Y
, - Moderating effect
Direct of main effect van X op Y
Moderating effect van MOD op pijl X naar Y
Mediation
Er zijn verschillende soorten mediation
Met één variabele
- Full (komt zelden voor)
- Partial (komt meer voor dan full)
Met meerdere variabelen
- Parallel (komt meer voor dan sequential)
- Sequential (komt zelden voor)
Mediation is het meest interessant wanneer full mediation optreedt want dan is de relalatie tussen x
en y alleen uit te leggen d.m.v. mediator.
Full mediation: the mediator fully explains the relationship
between x and y. één manier waarop x y beïnvloed.
Partial mediation: the mediator partially explains (verklaart
gedeeltelijk) the relationship between x and y. Twee manieren
waarop x y beïnvloed:
- Indirect via mediator
- Direct zonder mediator te passeren
Moderation
Er zijn verschillende soorten moderation en moderators
- Pure
- Quasi
- Discrete
Pure moderation: moderator beïnvloed de relatie tussen x en y, maar heeft geen
direct effect op y.
Quasi moderation: moderator beïnvloed de relatie tussen x en y én heeft een
direct effect op y.
Discrete moderator: moderator die afhankelijk van welke kant je kiest tegelijkertijd
positief en negatief kan zijn. (bv. de moderator gender kan in geval van man negatief zijn en in geval
van vrouw positief)
Conditional process model
→ Mediators geven aan hoe of waarom bepaalde → Hier sprake van full mediation en pure
effecten voorkomen en moderators geven vaan moderation. Geen partial mediation en/of
wanneer of voor wie bepaalde effecten voorkomen. quasi moderation.
, Hypotheses
Hypothese: een voorlopige uitspraak (waar of niet waar) over de samenhang (relatie of verschil)
tussen twee variabelen (main hypothesis) of meerdere variabelen (mediating hypothesis and/or
moderating hypothesis).
Voorbeelden
Relatie: ‘Companies that invest more in R&D are more profitable.’
Verschil: ‘Women have better parking skills then men.’
Kenmerken goede hypotheses
- Testable (measurable variables)
- Derived from theory
- Unambiguous
Soorten hyptoheses
- Directional
One-sided: geeft aan of het effect positief of negatief is
bv. decreases, weaker than
- Unidirectional
Two-sided: geeft alleen aan dat er een effect is, onduidelijk of
deze positief of negatief is
bv. affects, depends on
- Null hypothesis
Stelt dat er geen verband is tussen variabelen of geen verschil tussen groepen.
Word geformuleerd om uiteindelijk verworpen te worden wanneer de alternatieve
hypothesis bevestigd wordt.
- Alternate hypothesis (research hypothesis)
Stelt dat er een verband is tussen variabelen of een verschil tussen groepen.
Andere feiten over hypotheses:
- Null hypotheses are rarely presented in research reports!
- Gebruik nooit undirectional hyptoheses wanneer je moderators en/of mediators gebruikt.
- Undirectional hypotheses opstellen in geval van een main effect alleen als je voor beide
richtingen (negatief effect of positief effect) evenveel bewijs hebt. In alle andere gevallen
gebruik je directional hypothese.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper AnneTU99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.