Inhoud
Week 1 – Inleiding Televisie...................................................................................................................2
Hoorcollege........................................................................................................................................2
Werkcollege........................................................................................................................................3
Week 2 – Broadcasting...........................................................................................................................4
Hoorcollege........................................................................................................................................4
Werkcollege........................................................................................................................................6
Week 3 – liveness (geen metafoor)........................................................................................................7
Hoorcollege........................................................................................................................................7
Werkcollege........................................................................................................................................8
Week 4 – Serialiteit.................................................................................................................................9
Hoorcollege........................................................................................................................................9
Werkcollege......................................................................................................................................11
Week 5 – Convergentie........................................................................................................................13
Werkcollege......................................................................................................................................13
Week 6 – Flow (1 van 3 metaforen)......................................................................................................14
Hoorcollege......................................................................................................................................14
Werkcollege......................................................................................................................................16
Week 7 – Domestication.......................................................................................................................17
Hoorcollege......................................................................................................................................17
Werkcollege......................................................................................................................................18
Responsiecollege..................................................................................................................................22
Week 1.................................................................................................................................................24
Week 2.................................................................................................................................................27
Week 3.................................................................................................................................................29
Week 4.................................................................................................................................................30
Week 5.................................................................................................................................................30
Week 6.................................................................................................................................................31
Week 7.................................................................................................................................................31
,Week 1 – Inleiding Televisie
Hoorcollege
Televisie is een object/toestel, maar ook een heterogeen verschijnsel bestaande uit meerdere aspecten (publiek, plek etc.).
Het heeft meerdere programma’s, ofwel soorten tv. Er is een structuur van omroepen en het gaat er om hoe en met wie je
televisie kijkt.
Concepten uit de cursus
Broadcasting; omroep zendt iets uit aan een ontvanger -> the one and the many; één omroep en meerdere
kijkers
Liveness; rechtsstreeks uitzenden, media events
Serialiteit; niet alleen drama series, ook sportuitzendingen en het nieuws (ze gaan allen uit van algemene
voorkennis)
Convergentie; Jenkins, sluit aan bij transmediastorytelling. Hierbij gaan meerdere media/industrieën samen om
een verhaal te vertellen
Flow; doorlopend, dus geen aftiteling maar direct door naar het volgende programma -> Je moet dus blijven
kijken. De programmering is dus van belang.
Domestication; tv vanuit thuis meegekregen
Televisie in transitie
Narrow casting
Fragmentatie
Minder grote maatschappelijke functie
Televisie als vaststaand medium (tv 101)
In 1883 was de uitvinding van de tv er en in 1930 kwamen pas de eerste uitzendingen van de omroepen. TV 101 is een oud
model met analoge televisie. Na de jaren ’80 kwam de kabel TV. De organisatie van de televisie was lang hetzelfde. Er
waren publieke omroepen in Europa (dit was vast tot ’80 toen de commercie op kwam) en er was commerciële tv in de
Verenigde Staten. Hier waren tot de jaren ’80 drie grote netwerken. De programma’s hadden genres die er nu nog steeds
zijn. De receptie was thuis in de woonkamer, dit is op dit moment aan het veranderen. De maatschappelijke functie
toentertijd was vooral het vormen van een nazi, een gemeenschap.
Het business model van de commerciële televisie
Hoe verdien je geld bij TV 101? Alleen de productiebedrijven produceren en het netwerk zend de programma’s uit. Per
keer wordt het voor het netwerk duurder om een productie te kopen. Het netwerk betaald dit doordat zij geld verdient met
reclames. Het netwerk verkoopt de aandacht van de kijker aan de adverteerder (hierbij tellen kijkcijfers mee). Volgens
Magder is het netwerk een bemiddelaar tussen de adverteerder en de kijker. ‘What TV […] does […] is triangulate between
the wants and needs of advertisers and the wants and needs of viewers’ (Magder 2004, 142). Over de programma’s zegt hij
dat ze beter moeten zijn dan de concurrent, maar niet per se perfect. Er zijn dus geen innovaties. Je moet de onzekerheden
minimaliseren, dus succesvolle formats hergebruiken. ‘The goal of U.S. television is to give people programming that they
are willing to watch’ (Magder 2004, 143). Bij de omroepen is dit anders, hier gaat het om het opvoeden van de kijkers, hier
gaat het wel om het beste programma.
Veranderingen
Interactiviteit
Niet iedereen krijgt dezelfde informatie -> individualisering
Kabel (HBO)
On the mand
Abonneren Ander financieringsmodel dan commercieel
, Businessmodel
Geen acteurs meer met een hoog loon -> er zijn goedkopere programma’s en formats. Deze kunnen verkocht
worden aan andere landen. Dit is goedkoop produceren voor de koper en de verkoper verdient hier geld mee.
Sponsoren
Subscribtion TV; abonneren, dus geld betalen
Fragmentatie van het publiek; waar en wanneer kijken veranderd; de receptie veranderd dus.
Aanbieders; er komen er steeds meer. Ook online zoals Netflix.
Redenen
Remediation; oude media veranderen door nieuwe media
Deregulatie; multi-channel transition in VS (Lotz 2007) en duaal omroepbestel in Europa
Digitalisering; niet meer afhankelijk van de programmering van de uitzendingen, dus distributie is niet meer
afhankelijk van bepaalde zender
End of Television? Kritische blik; televisie als dynamisch medium
De meeste media ontwikkelingen zijn eerst experimenteel, dan staan ze vast, en dan verdwijnen ze weer. Maar
dit klopt niet altijd! Media-archeologen kijken naar oude media en zien dan dat lang niet alles vaststaand was/is.
Vroeger was de tv al in de kroeg, was het transmedia en was er al sponsorship. Dit alles is dus niet nieuw.
Flexibiliteit van televisie
- Technologie
- Cultureel gebruik
-> Redenen voor fase van stabiliteit (Uricchio 2013)
Permanent experiment (Keilback/Stauff 2013); Televisie als educatief middel
- Freeze
- Maanlanding
- Ontwikkeling van nieuwe programma’s (Reality TV)
- Experimenten met online distributie
Etc.
Televisie is permanent in transitie!
Werkcollege
Belangrijke termen Hall:
Encoding/decoding model;
News is not 'reality', but representations of reality encoded into messages and meanings. It is, however, then
often assumed that this encoded reality will pass in a transparent or unmediated way to the audience. -> Begrip
van stoel
Journaal is interpretatie van gebeurtenis, het event wordt geëncodeerd. De cameraman zelf kiest wat hij filmt,
dus hij encodeerd wat wij te zien krijgen. Het zit ook in de montage, wat wel getoond wordt en wat niet. Maar
ook de voice-over is van belang. Van ruwe informatie naar een nieuwsuitzending. Het is dus een soort van
vertaling van het personeel van het journaal, zij encoderen.
Decoderen doet het publiek, je ziet/leest/hoort het bericht. Gebeurt op niveau van taal, maar ook eigen
mening/stroming telt mee. Dus je eigen referentiekader speelt mee.
, Encoderen en decoderen zou samen moeten vallen Dan heb je een preferred reading; hopen dat de betekenis juist over
komt. Dus dat encoderen en decoderen samen komen, ze hebben dezelfde betekenis. Er wordt dus een algemene opvatting
uit de tekst gehaald.
Kenmerken van het nieuws;
Er is verandering, afwijking van de norm
Meestal is het negatief
Vreemd, onverwacht, onvoorspelbaar
Nieuwswaarde; relevantie van de informatie tot het gebied waar het wordt uitgezonden. Dicht bij huis is belangrijker
(ethnocentriciteit). Het is dus relatief, in andere landen boeit het nieuws uit Nederland weer minder.
Bestaande en eigen visies van het nieuws;
Feitelijke, onpartijdige visie, het nieuws is objectief (feitelijk, niet gekleurd, eigen standpunt speelt geen rol, er is
geen tussenkomst, iets is zoals het is) en vertrouwelijk
Partijdige visie, het is propaganda, dus gekleurd door de journalisten
Hall: gestructureerde visie, het is een persoonlijke interpretatie, dingen gebeuren (free flow of inforation) maar
komt door proces van encoderen/decoderen tot ons, dus niet direct, maar ook niet gekleurd, hij is grijs. Hij is
genuanceerd. Free flow of information is zijn ideaal beeld; er is ergens iets gebeurd en dat vernemen wij.
Encoding/decoding verpest dit. Het nieuws bereikt ons niet direct. Dit heeft te maken met consensus en
objectiviteit.
Consensus; achtergrond informatie dat wordt weggelaten, het gaat uit van voorkennis, er is dus al een gedeelde kennis die
we voor waarheid aannemen (dus het is niet per se zo). Er heerst consensus over een onderwerp, het is veranderlijk. 50 jaar
geleden was er een consensus over mannen en vrouwen. Laatste jaren is er een verschuiving -> gender. Mark Rutte op tv
staat er onder minister president dat weet iedereen en neemt iedereen aan. Het heeft te maken met een draagvlak en
dingen die iedereen accepteert.
Constructie van evenwicht; wie mag iets zeggen, wie zijn de bronnen, wie definieert de situatie ? Er moet balans zijn tussen
nieuws/sprekers. Dit balans kan op verschillende manieren tot stand komen. Het nieuws probeert geen voorkeuren door te
laten schijnen. Maar het nieuws is wel van de publiek omroep, dit is heel anders als die van Noord-Korea.
Week 2 – Broadcasting
Hoorcollege
Televisie
Metafoor (een beeldspraak, een concept gebruiken, het is niet letterlijk maar het gaat om de betekenis)
Tele-visie -> ver zien/ver kijken
Transmissie van beelden naar de kijker toe telescoop (gezichtsvermogen uitbreiden), dit is anders dan een
microscoop.
Simultaan overgebracht anders dan film (van tevoren opgenomen)
Visies
Telephonoscope (Punch, 1878) ; gebruik van tv is niet vanzelfsprekend
Beeldtelefoon (Punch); two-way-communicatiemiddel; interactiviteit
Medische technologie; via technologie kan de dokter kijken hoe het gaat
Bewakingscamera
Militaire technologie
Directe uitzendingen vanuit het theater, onderwijslokaal etc.