Taak 2a: Mark
Leerdoelen:
1. Wat is een pervasieve ontwikkelingsstoornis?
2. Wat is de definitie van autisme?
3. Wat is de prognose?
4. Wat is de behandeling?
5. Welke vormen van co-morbiditeit zijn er?
6. Wat zijn de oorzaken?
7. Wat is de epidemiologie van autisme?
8. Wat is de Theory of Mind en hoe werkt het?
9. Wat is de relatie tussen autisme en het IQ?
,Leerdoel 1: wat is een pervasieve
ontwikkelingsstoornis?
Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, wat betekent dat het om een stoornis gaat die diep
doordringt in het totale functioneren. Het begrip pervasieve ontwikkelingsstoornis wordt steeds
minder gebruikt en is nu vervangen door autismespectrumstoornis of autisme.
Pervasief betekent doordringen, wat betekent dat we te maken hebben met problemen die
doordringen in verschillende ontwikkelingsgebieden van een kind.
Leerdoel 2: wat is de definitie van autisme?
Autisme of een autismespectrumstoornis is een complexe neurologische ontwikkelingsstoornis die
gekarakteriseerd wordt door abnormaliteiten in sociale communicatie en ongebruikelijke
gedragingen en interesses. Het raakt elk aspect van de interactie van het kind met zijn of haar
wereld, het betrekt zich tot veel delen van de hersenen, en ondermijnt de eigenschappen dat ons
‘mens’ maken, onze sociale reacties, mogelijkheid om te communiceren en gevoelens voor andere
personen.
Kinderen met ASS gedragen zich op ongewone en vaak raadselachtige manieren. Ze kunnen piepen
van opwinding bij het zien of het geluid van een wiel dat ronddraait in een speelgoedauto, maar
negeren of hebben een volledige driftbui als iemand probeert met ze te spelen. Soms kijken ze door
je heen alsof je een ruit bent, maar staren je op andere momenten rechtstreeks in je gezicht aan of
trekken ze aan je arm om je naar iets leiden dat ze willen.
De kernfuncties van ASS worden gerepresenteerd door 2 symptoomdomeinen: sociale communicatie
en sociale interactie EN beperkende, repetitieve patronen van gedrag, interesse of activiteiten. Om
de diagnose van ASS te krijgen moeten de symptomen zich voordoen in beide domeinen. De
symptomen moeten ook aanhoudend zijn, zich in meerdere settings voordoen en voorkomen in de
vroege ontwikkeling.
De diagnostische criteria voor een autisme spectrum stoornis:
A. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit:
- Tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
- Tekorten in het voor sociale omgang gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag
- Tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties
B. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt
uit:
- Stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
- Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines of geritualiseerde
gedragspatronen
- Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
- Over- of onder reageren (hyper of hyposensitiviteit) op zintuiglijke prikkels of ongewone
belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
C. De verschijnselen zijn aanwezig vanaf de vroegste kindertijd (maar worden soms pas later
onderkend).
, D. De verschijnselen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale
of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke levensgebieden.
E. De stoornissen kunnen niet beter verklaard worden door een verstandelijke beperking of
globale ontwikkelingsachterstand en de sociale communicatie moet minder zijn dan past bij
het cognitieve niveau.
De verschillen tussen de DSM5 en DSM4: DSM 5 sociale communicatie en sociale interactie
samenpakt en bij DSM4 waren deze los. DSM5 laat alle eerdere subtypes van autisme weg.
ASS is gedefinieerd als een spectrumstoornis omdat de symptomen, capaciteiten en karakteristieken
ervan in verschillende combinaties en verschillende mate van ernst voorkomen. Kinderen met ASS
variëren in intellectuele mogelijkheden, taal, leeftijd, SES, geslacht en ras. Daarnaast is er een heel
groot verschil in de manier waarop de verschillende symptomen tot uiting komen. Daarnaast zijn er
ook verschillende ‘sterktes’ hierin.
Sociale interactie en communicatie tekorten
Ze hebben niet echt interesse in andere kinderen, een tekort aan sociale en emotionele
wederkerigheid, ze falen in het delen van vreugde en interesse met andere, enz.
Kinderen met ASS laten een bijzondere waardevermindering zien in gezamenlijke aandacht (joint
attention), dat is het vermogen om de aandacht te coördineren aan een sociale partner en een
object of een evenement van wederzijds belang. Kinderen met ASS wijzen wel een naar een object of
laten het object aan iemand zien maar ze delen niet de vreugde ervan met die persoon. Slechte
kwaliteit van oogcontact en lachen tijdens de ouder-kind interactie in het eerste jaar kan gerelateerd
zijn in tekorten in joint attention.
Een kind met ASS kan wijzen naar een knuffel die hij/zij wilt dat buiten het bereik is. Hierbij laat zij
‘protoimperative gestures’ zien, gebaren of geluiden die gebruikt worden om bepaalde behoeftes te
laten zien. Dit kind zal wel falen om ‘protodeclarative gestures’ te gebruiken, gebaren of geluiden die
direct de visuele aandacht van andere mensen richt op objecten van gedeeld belang.
Kinderen met ASS gebruiken vaker instrumentele gebaren (handen of trekken) dan expressieve
gebaren (gezichtsuitdrukking) om iemand iets voor hen direct te laten doen.
Taalstoornissen bij kinderen met ASS komen op vele niveaus voor. Een algemene taalstoornis is
bijvoorbeeld ‘pronoun reversal’ dat is wanneer het kind woorden exact herhaalt zoals deze gehoord
zijn zonder deze aan de situatie aan te passen. Deze kinderen vertonen diepgaande beperkingen in
de ‘pragmatics’ pragmatiek, wat het juiste gebruik is van taal in sociale en communicatieve
contexten.
Beperkte en repetitief gedrag en interesses
Onderzoekers hebben 2 dimensies van beperkte of repetitief gedrag bij kinderen met ASS
onderscheiden:
1. Herhaling van sensorisch en motorisch gedrag
- Echolalia: wanneer het kind net als een papegaai woorden herhaalt die hij/zij net geeft
gehoord of op een later tijdstip.
- Self-stimulatory behaviours: herhaalde lichaamsbewegingen of bewegingen van
objecten zoals het klappen met de handen of het draaien van een potlood.
2. Aandringen op gelijk gedrag
De verschillende redenen waarom kinderen met ASS aan zelfstimulatie en ander repetitief gedrag
doen is nog niet bekend. Wel zijn er hier verschillende theorieën over:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper melaniebemelmans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.