100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Oefenvragen met antwoorden Formeel strafrecht (yOUlearn) - Open Universiteit €3,49   In winkelwagen

Antwoorden

Oefenvragen met antwoorden Formeel strafrecht (yOUlearn) - Open Universiteit

4 beoordelingen
 234 keer bekeken  5 aankopen

Oefenvragen met antwoorden van alle weken van het vak Formeel strafrecht overzichtelijk in één document.

Voorbeeld 3 van de 26  pagina's

  • 17 mei 2019
  • 26
  • 2018/2019
  • Antwoorden
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (6)

4  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: Mirtedb • 3 weken geleden

review-writer-avatar

Door: EstherJacoba • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: paighammajbour • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: liesje2201 • 5 jaar geleden

avatar-seller
IlseWezenberg
Week 1. De verdachte

1. In Keulen/knigge (paragraaf 7.2) wordt een onderscheid gemaakt tussen het materiële en formele
verdenkingsbegrip zoals dat in het Wetboek van Strafvordering wordt gehanteerd. Wat is het
verschil tussen het materiële en formele verdenkingsbegrip?

Het formele verdenkingsbegrip (artikel 27 lid 2 Sv) gaat uit van het feit dat er vanwege justitie een
formele handeling is verricht. Het belang van het formele verdenkingsbegrip is gelegen in de
rechtsbescherming van de als verdachte aangemerkte burger tegen wie justitie reeds is opgetreden.
Het gaat dus niet zozeer om de vraag of justitie mag optreden.

Het materiële verdenkingsbegrip (artikel 27 lid 1 Sv) geeft een inhoudelijk criterium, te weten ‘een
redelijk vermoeden van schuld’. Hiermee wordt gewaarborgd dat burgers beschermd worden tegen
willekeurige en ongegronde inzet van opsporingsbevoegdheden welke een (grove) inbreuk maken op
hun grondrechten.

2. Wanneer is er sprake van iemand 'charged with a criminal offence' in de zin van artikel 6 EVRM?

Volgens de Hoge Raad is daarvan sprake als "vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een
handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake
van een bepaald strafbaar feit door het OM een strafvervolging zal worden ingesteld" (HR 17 juni 2008,
NJ 2008, 358 m.nt. Mevis, r.o. 3.12.2).

3. Ten aanzien van het pressieverbod is het van belang onderscheid te maken tussen geoorloofde en
ongeoorloofde pressie. Welke druk is geoorloofd en welke niet?

Vooropgesteld wordt dat de grens tussen geoorloofde en ongeoorloofde druk moeilijk is te trekken.
Veel hangt af van de bijzonderheden van het geval. Geoorloofde druk: achterhouden van relevante
informatie zodat de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte gecontroleerd kan worden.
Leugenachtige verklaringen kunnen tegen de verdachte gebruikt worden. Van de verhoorsituatie op
zichzelf, de verdachte is immers van zijn vrijheid beroofd, gaat al een zeker druk uit. Voorbeelden van
ongeoorloofde druk: manipuleren, bedreigingen, de zogenaamde Zaanse verhoormethode.

Zie paragraaf 7.3.2 Keulen/Knigge.

4. Wat is het rechtsgevolg indien de cautie niet gegeven is voorafgaand aan het verhoor van de
verdachte door (1) de politie en (2) de rechter?

Indien de politie verzuimt de verdachte de cautie te geven voorafgaande aan het verhoor, dan zal dit
in beginsel een vormverzuim zijn in de zin van artikel 359a Sv, hetgeen ertoe leidt dat de verklaring
niet voor het bewijs gebezigd mag worden. Dit is alleen anders indien aannemelijk is dat de verdachte
niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad door het uitblijven van de cautie.

Ook op de terechtzitting zal aan de verdachte door de rechter de cautie moeten worden gegeven
indien de verdachte verhoord wordt (art. 273, tweede lid, Sv). Wanneer dit wordt verzuimd is het
onderzoek ter terechtzitting (substantieel) nietig, tenzij de verdachte door het uitblijven van de cautie
niet in zijn verdediging is geschaad. Aangenomen wordt dat een verdachte in zijn verdediging is
geschaad indien hij geen bijstand van een raadsman heeft gehad tijdens de zitting en zijn verklaringen
wel gebruikt worden voor het bewijs (zie bijvoorbeeld HR 24 mei 1977, NJ 1978, 316 en HR 17 januari
1978, NJ 1978, 341 m.nt. van Veen).


Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Formeel strafrecht 1
RS0802181944

,5. Welke argumenten voor en welke argumenten tegen kunt u bedenken als het gaat om het
toelaten van een raadsman bij het politieverhoor?

Argumenten voor: meer rechtsbescherming voor de verdachte en een versterking van zijn
procespositie, hij staat immers niet meer alleen tegenover de opsporingsautoriteiten. Het wordt voor
de verdachte wellicht gemakkelijker om zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Tegelijkertijd kan de
advocaat hem op deze manier al in een vroeg stadium beter adviseren over zijn procespositie en dat
advies is niet noodzakelijkerwijze altijd dat hij zich maar moet beroepen op zijn zwijgrecht. Onder
sommige omstandigheden is het beter voor de verdachte om mee te werken aan het onderzoek,
hetgeen de opsporing enkel ten goede komt. Ook zal de verdachte wellicht eerder geneigd zijn te
praten en daarmee ontlastende informatie kunnen geven, waarmee het opsporingsonderzoek in een
andere richting gestuurd kan worden. Met andere woorden, tunnelvisie wordt in een vroegtijdig
stadium voorkomen.

Argumenten tegen: het onderzoek loopt vertraging op doordat op de komst van de advocaat gewacht
moet worden en de verdachte zit daardoor langer vast, verdachten zullen zich veel meer op hun
zwijgrecht gaan beroepen waardoor het onderzoek vast kan lopen, verhoorders zullen zich meer
geremd voelen als er een advocaat bij zit, de ‘verhoordynamiek’ zal verstoord worden als de advocaat
steeds het verhoor mag onderbreken, aangezien de rechtsbijstand in deze fase van het strafproces
veelal op basis van gefinancierde rechtsbijstand plaatsheeft gaat het organiseren van verhoorbijstand
veel geld kosten, de vraag is of er wel genoeg strafadvocaten zijn om verhoorbijstand te kunnen
verlenen.

6. Wat is volgens het EHRM in de zaak Salduz t. Turkije (EHRM 27 november 2008, NJ 2009, 214) de
belangrijkste reden om de verdachte het recht op rechtsbijstand bij het (politie)verhoor toe te
kennen?

• garanderen dat de verdachte zich op zijn gemak voelt tijdens het verhoor
• toezien op de naleving van het zwijgrecht en waarborging van het verbod op zelfincriminatie
• waarborgen dat het verhoor niet langer duurt dan strikt noodzakelijk
• zorgen dat de verdachte op de hoogte is van al zijn rechten en plichten ten aanzien van het
politieverhoor

Zie EHRM 27 november 2008, NJ 2009, 214 (Salduz t. Turkije), r.o. 54.

Week 2. Opsporing I – dwangmiddelen

1. Dwangmiddelen worden gekenmerkt doordat

• zij inbreuk maken op een grondrecht.
• voor rechtmatige toepassing toestemming van de betrokkene vereist is.
• ze niet aan het vereiste van proportionaliteit en subsidiariteit hoeven te voldoen.

Dwangmiddelen worden gekenmerkt doordat zij inbreuk maken op een grondrecht. Bovendien is voor
een rechtmatige toepassing juist geen toestemming van de betrokkene vereist, sterker nog: als de
betrokkene wel toestemming geeft is er geen sprake van een dwangmiddel. Tot slot moeten de
vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit bij de toepassing van dwangmiddelen juist goed in acht
worden genomen.

2. Voortgezette toepassing is onrechtmatig indien de bevoegdheid uitsluitend voor een ander doel
wordt gebruikt.
Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Formeel strafrecht 2
RS0802181944

, • Juist
• Onjuist

Onrechtmatige voortgezette toepassing (of oneigenlijk gebruik) wordt echter niet snel aangenomen.
Zodra het uitoefenen van een bevoegdheid mede is gericht op het doel waarvoor het is gegeven, wordt
geen misbruik van bevoegdheid aangenomen.

3. Jan de G. wil in een boekwinkel drie boeken stelen. Op het moment waarop hij de boeken in zijn
tas stopt wordt zijn actie opgemerkt door een winkelbediende die een schreeuw geeft. Jan laat als
gevolg daarvan één boek vallen. Met de andere twee vlucht hij de winkel uit, op zijn hielen gezeten
door een opsporingsambtenaar die toevallig voor de deur van de winkel surveilleerde en die door
de kreten van de winkelbediende is gealarmeerd. In de volgende straat laat Jan nog een boek vallen.
Hij vlucht in zijn nabijgelegen woning met het derde boek. Daar verbergt hij het in een la.

Kan de opsporingsambtenaar alle boeken zonder meer in beslag nemen?

Er is sprake van ontdekking op heterdaad van (poging tot) diefstal, ook al is het feit opgemerkt door
een particulier en niet door een opsporingsambtenaar.

Alle boeken zijn voor inbeslagneming vatbare voorwerpen nu zij kunnen dienen om de waarheid aan
het licht te brengen (zie art. 94 Sv). De opsporingsambtenaar kan alle drie boeken op grond van artikel
96 Sv inbeslagnemen.

Ten aanzien van het derde boek geldt dat de opsporingsambtenaar vóórdat hij zonder toestemming
van de bewoner binnentreedt een machtiging tot binnentreden (zie art. 2 Awbi) moet zien te
bemachtigen van een tot het verlenen daarvan bevoegde autoriteit (zie art. 3 Awbi). Hij kan Jan ook
niet bevelen het boek uit te leveren, want een dergelijk bevel mag niet aan de verdachte gegeven
worden (art. 96a lid 2 Sv). Bovendien is de opsporingsambtenaar zelf niet bevoegd tot doorzoeking van
de woning van Jan. Hij zal dus moeten wachten op de komst van de R-C of de OvJ (art. 97 Sv). In de
tussentijd kan hij wel de situatie bevriezen om te voorkomen dat Jan het boek wegmaakt (zie art. 96
lid 2 Sv).

4. Stel dat twee opsporingsambtenaren, die een woning ter inbeslagneming willen betreden, over
een machtiging beschikken om de woning van Jacob G. aan de X-straat te Groningen te betreden.
Daar aangekomen bellen zij aan. In de deuropening verschijnt Jacob G. die de ambtenaren vraagt
wat zij willen. Deze antwoorden dat zij voor de inbeslagneming van een bepaald van een diefstal
afkomstig voorwerp komen; tegelijkertijd toont één van hen Jacob G. de machtiging, waarop zij de
woning betreden.

Voordat Jacob G. goed en wel beseft wat er aan de hand is, zo verklaart hij later, hebben de
ambtenaren gevonden wat zij zochten. Het opgemaakte proces-verbaal vermeldt niet dat de
opsporingsambtenaren zijn binnengetreden zonder toestemming van Jacob G. Achteraf blijkt dat de
machtiging ongeldig is. De feitenrechter oordeelt dat de ambtenaren met toestemming van de
bewoner zijn binnengetreden.

Is dat oordeel juist?

Nee, want van toestemming moet uitdrukkelijk blijken.

5. Een opsporingsambtenaar die binnentreedt door een openstaande deur, buiten aanwezigheid van
de bewoner, is niet gebonden aan de Awbi.

Ilse Wezenberg Vragen en antwoorden (yOUlearn) Formeel strafrecht 3
RS0802181944

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper IlseWezenberg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 73314 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49  5x  verkocht
  • (4)
  Kopen