Hoorcolleges Historische Ontwikkeling van het Privaatrecht
Radboud Universiteit B2 2019
Inhoud:
HC1 Inleiding
HC2 Vermogensrecht en eigendomsrecht
HC3 Eigendomsverkrijging en eigendomsoverdracht
HC4 Oorspronkelijke wijzen van eigendomsverkrijging
HC5 Beperkte rechten
HC6 Eigendomsoverdracht tot zekerheid/Fiduciaire overdracht tot zekerheid
HC7 Inleiding verbintenissenrecht
HC8 Overeenkomsten
HC9 Inhoud en niet-nakoming van overeenkomsten
HC10 Verbintenissen en acties uit onrechtmatige daad
HC11 Romeins recht en modern burgerlijk recht
HC12 Responsiecollege
HC1 Inleiding
Praktische informatie
Prota uitgelegd door Lokin en bewerkt door Brandsma.
Je mag boek meenemen op tentamen en schrijven in het boek.
BW
Syllabus
Vooral Romeins en Nederlands goederen- en zakenrecht en verbintenissenrecht. Een heel
klein beetje personen-, familie- en erfrecht en dan met name legaten.
Brugfunctie privaatrecht voor derde jaar
Verdiepende functie vanwege meer inzicht in burgerlijk recht
Er wordt verwezen naar de nummers (niet bladzijden).
De opgaven bestaan uit casus, digestenteksten en stellingen. Deze opbouw ook op tenta,em
Eerste vier weken gewoon onderwijs (in syllabus zou staan volgende week onderwijsvrij,
maar dat klopt dus niet.
Casus: Vergelijken romeins recht met Nederlands recht.
Digestenteksten: Vertaald in het Nederlands. Deze zijn best moeilijk om te lezen. Soms biedt
een tekst te weinig aanknopingspunten voor het goede antwoord. De teksten geven
aanknopingspunten en hét goede antwoord bestaat dan niet.
1
,Inhoudelijk
Digesten
Uitgangspunt zijn de digesten: een wetboek tot stand gebracht door keizer Justinianus die
leefde in de 6e eeuw na Christus. Hij zetelde in Constantinopel. Hij heeft een aantal
wetboeken gemaakt waarvan de Digesten het belangrijkste wetboek is: Bevatten de kern van
het moderne privaatrecht van NL en de ons omringende landen. Alle belangrijke begrippen
die wij nu nog gebruiken komen allemaal uit die Digesten. Deze vormen de kern van het
moderne commerciële privaatrecht.
De Digesten vormen een codificatie van de geschriften van de Romeinse juristen die leefden
van de eerste tot en met het begin van de derde eeuw. Die periode geldt als de periode
waarop het Romeinse recht en het Rijk op hun hoogtepunt kwamen. Het is codificatie van
het klassieke Romeinse recht. De juristen hebben heel veel rechtsregels geproduceerd: 3
miljoen. In de Digesten zijn er 150.000 overgebleven. Niet alle rechtsregels zijn er dus in
terecht gekomen. Justinianus heeft dit verdeeld over vijftig boeken. Digesten betekent ‘het
verzamelde’.
Justinianus heeft nog een paar andere wetboeken gemaakt die je weinig tegenkomst.
Instituten: inleiding in het recht. En hij keek naar de constituties van zijn voorgangers die
terecht zijn gekomen in de Codex Justinianus, dit is vaak een uitwerk van de Digesten. Maar
centraal staan de Digesten.
Waarom is het van belang om nu nog dat Romeinse recht te doceren?
1. Heeft te maken met de opsteller van ons huidige BW: Eduard Maurits Meijers.
1910-1950: Hoogleraar burgerlijk recht in Leiden. Hij heeft als jood de oorlog
overleefd en is in concentratiekamp Theresienstadt terecht gekomen dit was een
model concentratiekamp. Hier kwamen joden die Duitsers voor geld wilden
uitwisselen met andere - voor hen belangrijke - Duitsers. Dit was het geluk van
Meijers. In een NL van na 1945 waarin bijv. de HR heel erg tekort had geschoten in
de rechtshandhaving, waren er enkele juristen die erg boven de rest uit staken. Hij
was een van de weinige juristen die niet ‘besmet’ was. We wilden met onze
samenleving helemaal opnieuw beginnen. Bij een nieuwe samenleving hoorde een
nieuw BW, de opdracht hiervoor kreeg Meijers. Het is pas ingevoerd in 1992 (de
belangrijkste boeken 3, 5 en 6). Meijers heeft heel veel geschreven over het
Romeinse recht en hij nam dit als uitgangspunt, vooral de Digesten. Ons BW gaat
dus in hoofdlijnen terug op het romeinse recht. Daarom onderscheid goederenrecht
en verbintenissenrecht (overeenkomstenrecht). Onderscheid eigendom en bezit,
wilsovereenstemming als kern van de overeenkomst. Hij deed dit ook omdat hij iwst
dat de anders, ons omringende continentale landen, allemaal dit uitganspunt kenden.
Hij deed ook regelmatig een beroep op het Duitse, Franse, Zwitserse etc. recht.
Eén nadeel: In de Digesten staan 150.000 rechtsregels. Justinianus dacht zelf
dat er geen tegenspraken voorkwamen in zijn Digesten. De Digesten bevatten
wel degelijk tegenstellingen, dit gaan we ook tegenkomen.
o Meijers zelf was bijv. voorstander van een abstract stelsel van
eigendomsoverdracht zoals hij dat aantrof in de Digesten. Dit betekent
dat het eigendom overgaat ondanks dat de titel nietig is, er is dus geen
geldig titel vereist. Hij trof dit aan in de Digesten en dit is bevorderlijk
voor de handelssnelheid. Het overeenkomstenrecht werkt dan niet
door in het goederenrecht.
o Er zijn echter andere Digestenteksten die aanknopingspunten
opleveren voor een causaal stelsel van eigendomsoverdracht, bijv. de
verkrijgende verjaring.
o Duitsers hebben abstract stelsel en Fransen een causaal stelsel.
2
, o Damhof/de Staat NJ 1950, 01: Dit arrest loste het vraagstuk op en HR
koos voor een causaal stelsel van eigendomsoverdracht. Meijers ging
erin mee waardoor we nu een causaal stelsel hebben.
2. Het BW van 1992 is voor een deel de schepping van Meijers en voor een ander deel
de vertaling van de Code Civil van Frankrijk (1804). Dat gold heel sterk voor het BW
van 1838 (bijna letterlijke vertaling). Maar nog steeds de structuur is overgenomen in
het nieuwe BW. De Code Civil is voor een groot deel de weerslag van Romeins recht
zoals zich dat ontwikkeld heeft in Frankrijk. Wij hebben de Code Civil bekeken en
onderdelen die niet teruggingen op Romeins recht geschrapt.
3. De invoering van het BGB (Duitse BW) in 1900. Dit is de apotheose (hoogtepunt) van
de beoefening van het Romeinse recht, nergens was het op zo’n hoogte gekomen.
BGB was voor velen het resultaat hiervan. Er komen begrippen in voor die wij
allemaal hebben overgenomen: rechtsfeit, wilsverklaring, wilsgebrek, zakelijke
overeenkomst. Het is dus helemaal gebaseerd op het Romeinse recht en dat
Romeinse recht heeft via het BGB grote invloed op ons huidige wetboek uitgeoefend.
Die begrippen zijn nu te vinden als kernbegrippen in de algemene delen van onze
boeken.
Waar zie je nou de meeste invloed van het Romeinse recht?
Er worden drie typen invloed onderscheiden.
1. Diepgaande invloed
a. Alles wat te maken heeft met de eigendomsoverdracht
b. Wat te maken heeft met de zakelijke zekerheidsrechten
c. Vruchtgebruik en erfdienstbaarheid: de genotsrechten
d. Tamelijk veel invloed: koopovereenkomst
a. De bepalende invloed: Romeinse recht laat keuzes en wij hebben er één van
overgenomen. Digesten bevatten nou eenmaal tegenstellingen. Romeinse recht is de
achtergrond.
1. Causaal of abstract stelsel van eigendomsoverdracht
b. Oppervlakkige invloed: Dezelfde beginselen spelen een rol in het Nederlandse als in
het Romeinse recht. Bijv. ieder draagt zijn eigen schade en berokkent een ander
geen schade. Het recht formuleert redenen waarom je je schade op een ander kunt
afwenden (bijv. onrechtmatige daad). We hebben hier wel de beginselen
overgenomen maar niet de Romeinsrechtelijke regeling. Bij de Romeinen had je
slechts heel beperkte gronden om via de onrechtmatige daad schade af te wenden.
Romeins recht kent ook bijzonderheden, die stippen we wel aan maar daar gaat het niet om.
Romeins procesrecht
De Romeinen vinden het procesrecht belangrijker dan materieel recht: belangrijker of je kon
procederen dan waar je recht op had. Overeenkomst met Anglo-Amerikaans recht.
Procesrecht is vaak bepalend voor de inhoud van materiële rechten en plichten.
Het grondbeginsel van Romeinse en Nederlandse procesrecht is dat het de burger niet is
toegestaan om eigenmachtig van een subjectieve bevoegdheid gebruik te maken: Het
verbod van eigenrichting. De Romeinen hebben dit uitgangspunt voor zowel burgerlijk recht
als strafrecht, maar wij alleen publiekrecht: strafrecht en bestuursrecht. Romeinen hebben dit
verbod expliciet opgenomen in de Digesten. Bij ons art. 5:42 BW: Je mag geen bomen
binnen twee meter van de erfafscheiding hebben staan, als dit er wel staat dan mag je niet
zelf de boom omhakken.
3
, Wat is dan het doel van het procesrecht? Het zich verzekeren van de medewerking van de
overheid. Die medewerking zit in de zogenaamde executoriale titel die een veroordelend
vonnis oplevert. Zo’n titel geeft recht op bijstand van de overheid, wij noemen het een
publiekrechtelijke rechtshandeling.
Eén uitzondering bij zowel Romeinen als bij ons: het recht van parate executie die toekomt
aan pand- en hypotheekhouder.
Wie ging je helpen in de Romeinse tijd als je een veroordelend vonnis had? De praetor, dit
was een hele hoge ambtenaar in Romeinse Rijk belast met de rechtsbedeling. Je kwam hem
tegen als je wilde procederen en als je een veroordelend vonnis wilde uitvoeren. Hij had in
Rome geen vaste zitplaats, hij zat op een verrijdbare stoel die stond op het forum van de
Keizer die aan de macht zat. Hij zocht dus altijd steun bij de Keizer. Achter hem een muur
met alle mogelijke hulpmiddelen die je als burger kon inzetten. Praetor had ook een garde
(gewapende macht) om de uitspraak kracht bij te zetten. Ook al heb je een veroordelend
vonnis, mag je deze niet zelf uitvoeren (zowel bij ons als bij Romeinen), tegenwoordig is dat
de deurwaarder.
Adagium op gebied van Romeins procesrecht: Iedere Romeinse veroordeling luidt in
geld.
De praetor is er dus om jou als Romein te helpen het geld te innen dat een veroordeelde aan
jou schuldig is. Uitzonderingen zijn er wel. Je kan dus nooit nakoming vragen! Alle
veroordelingen luiden immers in geld. Denk ook aan ontbinding, opeisen zaak bij revindicatie
enz.
Uitzonderingen:
1. Restitutieclausule: Kon in een dagvaardingsformulier tegenkomen bij een
goederenrechtelijke actie (vooral bij revindicatie). Stel je voor: Ik ben eigenaar van
een portret van mijn opa. Een dief steelt dat portret en ik weet de dief te achterhalen.
Ik stel een revindicatie in en ik eis mijn schilderij op. Uitgangspunt is geld, maar ik heb
liever het portret heeft. Omdat de zaak naast een vermogenswaarde ook een
emotionele waarde heeft staat de praetor een restitutieclausule toe. Je ziet deze wel
eens terugkomen bij teruggave van slaven, schilderijen of sieraden. Er is dan meer
dan een vermogensbelang verbonden aan het object. Deze clausule zou dus niet
voorkomen bij de bank aangezien die alleen vermogensbelangen heeft en geen
emotionele belangen.
Enkele bijzonderheden van het Romeinse proces
Het boek noemt er vier, er wordt er maar één gevraagd: Het formulaproces = Het
overheersende procestype bij het klassieke Romeinse recht. Te vertalen als
dagvaardingsformulierproces.
Wat is er bijzonder aan?
1. Beperkte rechtsingang: De Romeinen hadden net zoals de huidige Amerikanen een
hekel aan de staat. Ze wilden een zo klein mogelijk staatapparaat en dus een zo
beperkt mogelijke functie voor de rechter. Daardoor kon je niet over elk mogelijk
juridisch probleem procederen. De praetor had een raad die bewust klein gehouden
werd. Daarom bijv. geen algemene regeling voor onrechtmatige daad of
wanprestatie: geen algemene acties. Alleen maar acties die toegespitst waren op een
specifiek juridisch probleem. Bijv. de actie van de koper tegen de verkoper (wegens
wanprestatie) of andersom. Deze Latijnse namen staan allemaal in het boek. Alleen
acties waarvan zij het de moeite waard vonden om over te procederen. Achtergrond
hiervan was het uitgangspunt: Ieder draagt zijn eigen schade. Romeinen stonden
slechts in een beperkt aantal gevallen toe dat de schade afgewend kon worden op
een ander. Het idee dat iets aanvullend recht is, is daarom onzin voor Romeinen:
alles is dwingend recht. Wetgeven en rechtspreken allebei een uitzondering. Alle
relevante acties krijgen we te horen en te zien, op het einde een schema van alle
4