Hoorcollege 1
→ Bekijk even de dia over historiografie
Nationalistische uitdaging
- Na het congres van Wenen waren er in Duitsland nog heel veel kleine staten en dat staat
haaks op het idee van een nationale eenwording. (1815). Door nationalisme werd de
legitimiteit van de monarch van een (groot) gebied ondermijnd. Dus die wilden nationalisme
inperken.
- Minderheden voelden zich ook bedreigd door het nationalisme. Zoals de Polen in
Duitsland/ Catalanen in Spanje. En heel veel minderheden in het Osmaanse Rijk op de
Balkan. Er was een taalproblematiek dat kan samenkomen met een sociale en economische
realiteit> economische beslissingen ten nadelen van deze minderheden.
- Socialisme ging meer uit van Franse en Duitse arbeiders die solidair waren met hun
klasse, en niet zozeer met hun nationaliteit.
- Katholieke kerk?
- Onverschillige mensen konden ook een probleem zijn voor de verspreiding van het
nationalisme. + het individualisme: een consument wil bijvoorbeeld niet alleen maar Duitse
producten kopen. En waarom zou diegene in de oorlog zijn leven geven voor de natie waar
hij niet zo veel om geeft.
Waarom werd nationalisme dan wel uiteindelijk groot?
- Na de franse revolutie verspreidde het snel> klaar met Napoleonse macht.
- Om het te laten werken moesten ze een model maken voor de samenleving>
intellectuelen en deskundigen waren hiervoor heel erg belangrijk. Ook leraren en
studenten die het over moesten brengen naar de jonge kinderen waren belangrijk.
- Verhalen over onderdrukking waren belangrijk> bijvoorbeeld van Napoleon. (zowel
winnende als verliezende verhalen). Als ze maar ooit een natie zijn geweest.
- Oorlog in de tijd zelf was ook belangrijk en vooral dat die dan ook beschreven werd
door nationale media.
- Maatschappij organiseren voor grotere afstanden> mensen verbinden over grote
afstanden. Mensen opleiden in een nationale taal ipv dialecten. Dus
onderwijssysteem bevorderen was heel belangrijk. Ook wetgeving voor een natie
was belangrijk> het integreren van netwerken en standaardisering voor een heel land
en niet alleen voor een gebied. (zo weten mensen ook dat ze bij elkaar horen).
- De geschiedenis werd herschreven langs nationale lijnen. Galliërs waren oorsprong
van de Fransen bijvoorbeeld. Sprookjes enz werden ook belangrijker. (monumenten
en boeken en folklore) invented traditions.
- Vb: Siegessäule (overwinningszuil in Berlijn)
Nationalisme was plausibel omdat mensen er wel in moesten geloven. Het was aantrekkelijk
voor de middenklasse. Het bedekte zowel het verleden, heden als de toekomst. Arbeiders
waren niet altijd nationalistisch omdat ze vaak socialistisch waren. Boeren zaten er een
beetje tussenin en het was heel afhankelijk van hun leefomstandigheden.
,Waarom lukte het nationalistische bewegingen om natiestaten op te richten:
- Individuen (garibaldi)
- Vaak waren die landen groter.
- In sommige landen waren er meerdere nationalistische bewegingen die botsten, dus
dan was het moeilijk om groter te worden voor 1 van beiden.
- Monarchieën die andere landen indirect hielpen door een groter rijk aan te vallen
(osmaanse rijk/ habsburgse rijk). monarchische staten hadden de krachtigste legers
dus die waren het meest belangrijk.
- Tsjechië en Catalonië hadden geen monarchische bondgenoten en werden dus geen
grote staat. ^^
1. Nationalisme leidde tot opstanden, zoals de Poolse opstand en de Ierse opstand.
Deze opstanden droegen bij aan revoluties.
2. Om een natiestaat te vormen was er wel steun nodig voor monarchische staten van
buiten of van binnen. FR voor IT en Pruisen voor Duitsland.
3. Vaak natiestaten door compromissen tussen conservatieven en liberalen of liberalen
en revolutionairen.
Een minder punt van nationalisme is dat het steeds verder wil gaan en dat er dan nooit een
eind komt aan deze behoefte en dat was niet altijd bevorderlijk. Deze drang kwam meestal
voort vanuit de jeugd> die moesten de missie van hun ouders voortzetten. Nationalisme uitte
zich dus ook in de vorm van kolonialisme. = populistische politiek> verering van het leger
(militarisme). Bijvoorbeeld via films over de Duitse vloot van Wilhelm II. Op een gegeven
moment waren radicale nationalisten wel klaar met Wilhelm II omdat ie niet ver genoeg ging.
Racisme kwam ook op als gevolg van nationalisme. Deze was meestal wetenschappelijk
onderbouwd. Homogeniteit was belangrijk voor het vormen van een staat. Radicale
nationalisten voelden zich bedreigt door buitenlands nationalisme en was opzoek naar een
homogene samenleving. Ondanks dat Joden in de wet niet meer werden gediscrimineerd
gebeurde dat nog wel vanuit de samenleving illegaal. (polen = pogroms) (fr= dreyfus affaire
zorgde voor algemene jodenhaat in fr) = Herzlich > zionisme. 1914
Het opdringen van dominante nationalismen in een multietnisch rijk leidde tot
tegenbewegingen. (zoals in Rusland een russische identiteit werd opgelegd).
> van nationalisme was dus in de begintijd geen vanzelfsprekendheid. Het ontmoette veel
weerstand.
, Hoorcollege 2: Revolutie, reactie, hervorming
19e eeuw → eeuw van moderniteit en veranderingen
Brede revolutionaire golven waren niet meer na 1850
Reactie en conservatisme in de 19e eeuw:
- Congres van Wenen in 1814/1815: idee dat verlichting moest worden teruggedraaid
om nieuwe revoluties te voorkomen. Niet iedereen dacht dit, vooral conservatief. Het
probleem was dus begonnen in de Verlichting.
- Samenwerking tussen monarchen, ministers (Metternich), politieapparaten: censuur,
repressie, desnoods interventie.
- Brede steun in de Europese samenleving, mede als gevolg van volksreligiositeit.
De Zuid-Europese revoluties van 1820-1823
- Spanje: militaire muiterij leidde tot adoptie van een liberale grondwet
- Revolutie verspreidde zich naar Portugal
Revolutie van 1830
- Frankrijk: reactionair beleid van Karel X en economische crisis leidden tot onrust
- Samenwerking tussen liberalen en radicalen → politieke kritiek, protest van de lagere
klassen, straatgevechten
- Monarchie van de Bourbonen werd vervangen door de liberale hertog van Orleans,
die koning Louis Philippe werd.
Had een impact in andere landen
Revolutie(s) van 1848/1849
- Liberale kritiek, markteconomische druk en slechte oogst leidden tot grote onrust
- Na februari 1848, toen Louis Philippe werd verjaagd, verspreidde zich revolutie in
Europa
- Liberale roep om vrijheid (pers/markt/meningsuiting), eisen uit het volk, tegenstrijdige
nationalistische claims
- Monarchieën bundelden krachten en traden hard op; niettemin op lange termijn grote
impact. Veel onenigheid/meningsverschillen onder het volk
Revolutionaire golven van 1820-23, 1830, 1848/49
- Veroorzaakt door zwakke en/of repressieve monarchische staten, economische
crisisssen, liberale kritiekke plus volksradicalisme
- Voorhoederol van Frankrijk was belangrijk, maar dynamiek over revoluties
verspreidde zich in grote delen van Europa
- Na 1848/49 trend naar constitutionele, parlementaire monarchieën, dus liberale
doelen waren grotendeels vervuld. Wilde dus niet per se monarchie afschaffen, maar
wilde dat er meer meningsuiting was onder het volk in het bestuur
Socialisten die steeds meer opkwamen, bleven gericht naar revolutie, maar een echte
revolutie bleef uit.