We hebben ook een verborgen curriculum. Het is er niet en staat niet op papier. Er wordt niet naar
gestreefd, maar wordt wel impliciet gesuggereerd door het onderwijs. Bijvoorbeeld interacties in de
pauze.
Er zijn veel verschillende definities. Deze hoef je niet allemaal te kennen.
Marsh en willis (2003): Een gerelateerde set van plannen en ervaringen die een leerling op doet onder
begeleiding van de school. Deze is vooral belangrijk op niveau van de school.
Achterliggende opvattingen:
Academische kennis of algemene kennis.
Stabiele kennis of onzekere kennis.
Intellectuele vaardigheden of praktische vaardigheden.
Geplande activiteiten of ongeplande ervaringen.
Begeleiding door de school of keuzes van individuele leerlingen.
Kernvragen in curriculumdiscussies:
Welke inhouden moeten worden geleerd?
Hoe organiseren we het curriculum?
Hoe maken we een curriculum?
Wie maakt het curriculum?
Wie beslist wat er in het curriculum komt?
Waarom verandert een curriculum?
Hoe krijgen we het curriculum gerealiseerd?
Basisconcepten:
Niveaus:
Supra (internationaal): Europese afspraken over hoger onderwijs (Dublin descriptoren),
Common European Framework for Modern Language Teaching (terug te zien op Middelbare
school, zoals A1, B1, B2), Internationaal vergelijkend onderzoek elk jaar ander vak getest
(TIMSS – PISA).
Macro (nationaal): kerndoelen, eindexamenprogramma's.
Meso (school): schoolprogramma's (bv. programmeren niet elke school heeft dat).
Micro (klas): lesmaterialen (dat wat er in de klas aanbod komt, zoals methodes).
Nano (leerling): individuele leertrajecten/persoonlijke leerroutes (gepersonaliseerd leren,
opmaat aanbieden van het onderwijs).
Er zijn op elk niveau weer andere stakeholders. In artikelen moet je goed bedenken op welk niveau
het plaatsvindt.
,Verschijningsvormen:
Travers & Westbury. Goodlad et al.
Beoogd (wat zijn de plannen, beleidmaker) Denkbeeldig.
Geschreven.
Uitgevoerd (wat gebeurt er, docent) Geïnterpreteerd.
In actie.
Bereikt (wat is er geleerd, leerling) Ervaren.
Geleerd.
Componenten: zie ook curriculaire spinnenweb.
Visie (stuur andere componenten) Waartoe leren zij?
Doelen Waarheen leren zij?
Leerinhouden Wat leren zij?
Leeractiviteiten Hoe leren zij?
Rol leraar Hoe is de rol van de docent bij hun leren?
Materialen / bronnen Waarmee leren zij?
Groeperingsvormen Met wie leren zij?
Locatie Waar leren zij?
Tijd Wanneer leren zij?
Toetsing Hoe wordt hun leren getoetst?
Perspectieven:
Inhoudelijk perspectief: wat wordt geleerd en waarom? Balans tussen 1.
Kennisverwering/culturele vorming. 2. Maatschappelijke toerusting en 3. persoonlijke
ontplooiing.
Technologisch perspectief: proces van curriculumontwikkeling. (Komt terug in H3)
Sociaal politiek perspectief: het sociaal politieke besluitvormingsproces. (Komt terug in H4)
Het substantiële perspectief: (inhoudelijk perspectief)
Waar gaat het debat over goed onderwijs over?
Breed of smal opgeleid.
Kennisoverdracht of kennisconstructie?
Focus op kennisdoelen, of ook andere doelen?
De plaats van maatschappelijke problemen en de rol van de school?
Sociale cohesie of individualisering?
Hoeveel vrijheid en variëteit is 'goed'? (Wat leg je vast en wat mogen scholen zelf bedenken)
Kennisperspectief: kennisoverdracht – cultureel erfgoed. State of the art kennis. Keuze van de inhoud:
academisch disciplines, leren leren, voorwaardelijkheid van kennis, bruikbaarheid van kennis,
volledigheid van kennis.
Vaak lopen scholen achter op dat wat kinderen moeten kunnen.
Maatschappelijk perspectief:
Social efficiency: voorbereiding op de maatschappij, deelname aan sociale netwerken, burgerschap.
Social reconstruction: wat is er mis met de samenleving, curriculum als een middel om de
samenleving te corrigeren, het curriculum levert kritische studenten af, gericht op
maatschappijverbetering.
Leerling-georiënteerde perspectief: persoonlijke ontwikkeling van de leerling – adaptief onderwijs.
Sociaal-emotionele ontwikkeling. Aandacht voor 'zelf-expressie'.
Aspecten van het inhoudelijk perspectief: zie plaatje.
, Wat zijn de verschillen:
Type doelstellingen.
Wat te doen met verschillen tussen leerlingen/studenten.
Keuze van inhouden.
Organisatie van inhouden.
Toepassen van basisconcepten op actuele curriculumdiscussie:
Artikel: Onze rekenresultaten zijn helemaal niet slecht.
Welke basisbegrippen:
Inhoudelijk: verschillende onderdelen van rekenen.
Niveaus supra, macro: internationaal en nationaal.
Verschijningsvormen bereikt geleerd: verschillende toetsen in Nederland en buitenland.
Toetsing en leerinhoud: verschillende toetsen en wat de leerlingen leren op rekengebied.
Hoorcollege 2: Casus het wetenschap en technologie curriculum.
Denkopdracht ongeveer één A4. Het is niet goed of fout, maar kan wel een tentamenvraag zijn.
Koppeling naar de literatuur moet erin zitten.
Het is een casus en je hoeft dus geen expert te worden op het gebied van wetenschap en technologie.
De casus gebruiken we om componenten te kunnen plaatsen en het te kunnen definiëren van de
componenten. In het leerplankader wordt ook gesproken van componenten. Componenten van vorige
week zijn anders.
Hoofdvraag dit college:
Wat zouden (Nederlandse) kinderen in de basisschoolleeftijd moeten leren op het gebied van science
educatie (wetenschap en technologie onderwijs)?
1. Verschillende componenten (leeruitkomsten).
2. Het definiëren van deze componenten.
Relatie vraag met college kernconcepten (vorig college). Welk(e) past het beste bij bovenstaande
vraag?
Niveau van curriculum. Macro (basisdoelen zijn voor alle scholen, nationaal) en deels meso
(verdere invulling van basis).
Component van curriculum. Doelen, leerinhoud (visie enigszins).
Verschijningsvorm van curriculum. Het is het beoogde curriculum.
Perspectief van curriculum. Inhoudelijk perspectief.
Informele leercontext: Generic Learning Outcomes.
De leeruitkomsten hebben een grote impact gehad op de organisaties zelf, maar
ook op de organisaties eromheen (zoals geldschieters en overheid). Mensen
kunnen nu praten over wat er geleerd wordt.
Increase in knowledge and understanding.
Increase in skills.
Change in attitudes or values.
Evidence of enjoyment, inspiration and creativity.
Evidence of activitity, behaviour, progression. (Vooral gedragsverandering die binnen een
tentoonstelling plaatsvindt, maar ook in je verdere leven)
De verschillende punten hebben een breed bereik. Met deze indeling kan je bereikte doelen
identificeren, maar is vooral om beoogde leeruitkomsten te genereren. Vaak neigen mensen om alleen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LynnMulder. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.