Hoorcollege 1 – 28 januari
NPV staat voor de net present value. Market value is wat de markt voor een bepaald iets zou
geven. Er moet dan een marktprijs voor iets tot stand komen.
CAPM is een manier om verwachte rendement te koppelen aan de hoeveelheid risico
gemeten door de bèta coëfficiënt.
𝐼0 = 𝐼𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑢𝑖𝑡𝑔𝑎𝑣𝑒 𝑣𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑔
𝐼0 = 𝐶𝑎𝑝𝐸𝑥 + ∆𝑁𝑊𝐶
Vaak investeer je in vaste activa (CapEx), maar je hebt als bedrijf ook werkkapitaal (NWC). Je
kan niet zomaar machines kopen en aan de slag gaan. Je moet klanten vaak krediet
verstrekken. Hierdoor krijg je debiteuren. Debiteuren zijn onderdeel van het werkkapitaal.
Hetzelfde geldt voor voorraden. De machines kunnen niet draaien als je geen grondstoffen
hebt, dus investeringsuitgaven bestaat niet alleen uit vaste activa, maar ook werkkapitaal.
Als je CapEx hebt gedaan, maak je een projectie waarin we zeggen dat in de toekomst we
daarmee verwachte cashflow zullen halen. De cashflows moet je bepalen onder de all-equity
fiction. Vervolgens moet je de cashflows disconteren, want die zijn allemaal in de loop van
de tijd. je hebt te maken met tijdswaarde van geld en onzekerheid. De disconteringsvoet
(Cost of Capital/rp) moet je daarom toepassen en alles naar nul brengen.
𝑇
𝐸(𝐶𝐹𝑡 )
PV = ∑
(1 + 𝑟𝑝 )𝑡
𝑡=1
De PV is zonder I0 er af te halen. Je brengt hiermee alle cashflows naar t = 0 en dan heb je de
current market value van de additionele cashflows die het gevolg zijn van het aannemen van
het investeringsproject. Je spreekt van additioneel, omdat er binnen het bedrijf
waarschijnlijk meerdere cashflows zijn en deze komen erbij, mits je vandaag die I 0 neerlegt.
I0 hoef je niet te disconteren, omdat die al vandaag plaatsvindt, dus je mag die gelijk van de
PV afhalen. Je krijgt dan de NPV.
𝑁𝑃𝑉 = 𝑃𝑉 − 𝐼0
De NPV is precies wat we bedoelen met de toename van de marktwaarde van de
onderneming ten gevolge van het aannemen van het project. Als je het project aanneemt,
dan heb je een positieve NPV en dan genereert het een positieve waarde voor de
onderneming.
Een balans hoort in balans te zijn, dus alles wat je aan de activa kant aan NPV genereert,
moet aan de passiva kant erbij komen. Dit komt binnen de marktwaarde van het eigen
vermogen.
In rp zit het risico in. Het reflecteert de risico die in de cashflows van het project zit. Dit zijn
risico’s die door de vermogensmarkt wordt gezien. Zulke dingen komen bijvoorbeeld tot
uiting in de aandeelprijs van een beursgenoteerde aandeel. Risico kan opgedeeld worden in
systematisch en onsystematisch. Onsystematisch wordt niet door de kapitaalmarkt geprijsd,
omdat je deze kan kwijtraken door een gediversiveerde portefeuille aan te houden. De
,totale variantie is minder groot binnen een portefeuille dan per aandeel. Volgens CAPM
komt voor elk project waarvoor je het risico wilt bepalen neer op twee dingen:
- Namelijk een risicovrije component. Je wilt tenminste verdienen wat je ook risicovrij
kunt verdienen. Alles daarboven is een ‘premie’ het is mooi meegenomen.
- Een component waar risico inzit.
𝑟𝑝 = 𝑟𝑓 + [𝐸(𝑅𝑚𝑘𝑡 ) − 𝑟𝑓 ]𝛽𝑝
Het verschil tussen E(Rmkt) en rf wordt de markt risico premie genoemd.
De bèta coëfficiënt van het project hoeft niet per se gelijk te zijn aan de bèta coëfficiënt van
in de onderneming reeds bestaande projecten. Als je een andere technologie gaat
gebruiken, dan is het dus al gelijk anders, waardoor je weer een ander risico hebt.
Ondernemingen worden gefinancierd met eigen en vreemd vermogen. Dit is in verschillende
proporties. Dat heeft een reden. Dit moet meegenomen worden in het bepalen van NPV. De
rp zal hierdoor veranderen. Het is een namelijk een functie van de hoeveelheid eigen en
vreemd vermogen in een onderneming.
𝑟𝑤𝑎𝑐𝑐 = 𝑊𝑒𝑖𝑔ℎ𝑡𝑒𝑑 𝑎𝑣𝑒𝑟𝑎𝑔𝑒 𝑐𝑜𝑠𝑡 𝑜𝑓 𝑐𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑙
Je gaat het gewogen gemiddelde van het eigen en vreemd vermogen nemen. Deze hangen
van elkaar af.
Je kan een equity bèta (E) berekenen. Je hebt hier databanken voor en met vergelijkbare
cijfers kan je dit berekenen. Als je de bèta hebt en de marktpremie erbij, dan kan je rp gaan
schatten met behulp van CAPM. Hetzelfde kan je ook voor debt gaan doen.
𝐸 𝐷
𝑟𝑤𝑎𝑐𝑐 = 𝑟𝐸 + 𝑟
𝐸+𝐷 𝐸+𝐷 𝐷
E en D zijn de marktwaarde gewichten van eigen en vreemd vermogen. De r wacc gaat de rol
van rp vervullen die in de disconteringsvoet staat.
rE en rD krijg je gegeven of die moet je met een gegeven bèta uitrekenen. Die getallen mogen
dan kloppen, maar alleen voor de gegeven verhoudingen van equity en debt in het totaal.
Dat zijn de geëiste rendementen van de mensen die buiten de onderneming staan. echter, r E
en rD kunnen beïnvloed worden.
- Als je als onderneming al vreemd vermogen bij een bank hebt en je wilt nog meer
lenen, dan vraagt de bank daar meer voor terug, omdat je al veel vreemd vermogen
hebt. De bank geeft het niet voor dezelfde prijs. Als je niks hebt, dan zal het dus
meevallen. Als de bank een hoog risico verwacht, dan verlenen ze gewoon geen geld.
- De hoeveelheid dividend dat een onderneming weggeeft.
- Als er wordt verteld dat jij als onderneming het misschien niet gaat redden, dan wil
de bank geen vreemd vermogen verschaffen zelfs als dat misschien niet eens het
geval is.
- Taks credits or other financial subsidies that the company can exploit.
, - Het feit of je inside informatie hebt in een onderneming en je deelt dat met een
vermogensverschaffer, geeft dit een ander beeld, omdat andere mensen dat niet
weten.
Bij het bepalen van de cashflows moeten we een all-equity fiction toepassen. Bij het bepalen
doen wij alsof de onderneming uitsluitend eigen vermogen heeft, zelfs als we weten dat er
degelijk vreemd vermogen is en dat dat inhoudt dat je rente moet betalen. Dit is een
uitgaande cashflow en dit neem je niet mee. Hetzelfde geldt voor dividend. Dit wordt
gedaan om een strikte scheiding te maken tussen waar de onderneming zegt zich in te
excelleren en de marktwaarde die daaraan ontleent wordt. In de cashflows mogen alleen
operationele dingen zitten. Zoals kosten en opbrengsten, inkomsten en uitgaven die verband
houden met de verkoop van diensten, dus dingen die direct met de onderneming te maken
hebben. Hier wordt wel rekening mee gehouden, namelijk in de rp.
Als je aan een onderneming maar een vraag mag stellen om een indruk te krijgen hoe goed
die onderneming bezig is, dan moet je de volgende vraag (profound question) stellen:
“Onderneming als je zou moeten zeggen waaraan u waarde ontleent is dat dan op uw
vermogen aantoonbaar vermogen om hele mooie echte investeringsprojecten aan te nemen
of aan uw kwaliteiten om hele slimme financieringsbeslissingen te maken?”
Het eerste is het belangrijkst. In je mission statement staat die tweede er namelijk nooit in.
Er staat nooit in dat je goed kunt leasen, maar dat je een langdurige klantrelatie wilt
opbouwen. Dat is allemaal operationeel. Iedere onderneming probeert te excelleren in hun
operatie en niet in de financiering.
Capital structure houdt in hoeveel equity en debt er in een bedrijf zit.
Operationeel werkkapitaal bevat drie van de vier posten die eerst links stonden. Er is een
ander balanstotaal, dus je spreekt van te financieren kapitaal en niet van balanstotaal. Je
werkt tijdens finance met deze adjusted balans.
In deze definiëring van activa, heb je alleen netto productive assets, operationele activa. Als
we aannemen dat dit netto productive asset is, dan is de passive kant hoe dit gefinancierd
wordt. Je houdt uitsluitend expliciete financiering opties over. Crediteuren is wel vreemd
vermogen, maar je sluit geen expliciete financiering overeenkomst net als bij een bank. Je
moet vaak binnen 30 dagen betalen, maar er zit niet echt rente bij. Je betaalt dit wel
verkapt, maar niet apart. Bovendien is het ook zo dat je dit niet per se nodig hebt. Het is niet
verboden om spullen cash af te rekenen. Dus crediteuren is iets waar jij voor kiest of waarbij
het gebruikelijk is in jouw branche. Als het bij een branche hoort, dan is het wel
operationeel.
, Voorbeeld 1
Er is een nieuwe start-up. Dat begint met een beetje vorm vatten en uit in een strategie en
management. Je gaat een business plan opstellen. Je gaat je investering uitleggen, dus wat
ga je allemaal doen? Je moet je current investments definiëren:
- CapEx in vaste activa
- Werkkapitaal (NWC)
Je moet ook je verwachte cashflows die je gaat generen benoemen. Vervolgens staat er
hoeveel je dan nodig hebt. Dit wordt de investment outlay genoemd. Je moet je gaan
bedenken hoe je dit wilt gaan financieren. Je moet vaak een derde overtuigen om geld in
jouw onderneming steken. Je moet geld gaan trekken uit de kapitaalmarkt. Je kan dit doen
door aandelen en obligaties. Je moet securities verkopen aan de kapitaalmarkt.
Je moet besluiten welke kapitaalstructuur je gaat kiezen. Ga je met voornamelijk aandelen
werken of ga je lenen? Misschien ga je wel beiden doen. Je gaat kijken in welke relatieve
verhoudingen (package) je debt of equity gaat uitgeven. Dit is een belangrijke vraag, omdat
het zo zou kunnen zijn dat verschillende packages leiden tot een verschillende NPV. Het gaat
hier niet om een project, maar om de package.
- Investeringsuitgave op t = 0 is 800
- Cashflow op t = 1 is afhankelijk van de staat waarin de economie zich bevindt. Het is
1400 als het goed gaat met de economie en 900 als het minder goed gaat met de
economie. Beiden hebben evenveel kans om plaats te vinden.
- Risk-free interest rate rf is 5%
- De kasstromen (1400 en 900) zijn afhankelijk van de staat van de economie. Er zit
hier dus risico achter.
- Doordat er risico zit, moet er risico opslag gehanteerd worden. Er is daarom een risk
premium van 10%.
- rwacc is dus 15%.
Expected cashflow is dan:
1 1
𝐸(𝐶𝐹) = (1400) + (900) = 1150
2 2
Deze moet worden gedisconteerd en vervolgens moet I0 er af gehaald worden om de NPV te
krijgen.
1150
𝑁𝑃𝑉 = −800 + = 200
1.15
De NPV is positief, dus het is een ‘goede’ investering. Om deze investering te kunnen doen,
heb je wel geld nodig. Je gaat hiermee dus de markt op en je gaat financiers benaderen en
laten zien dat het een goede investering is. Je hebt 800 nodig om de investering uit te
kunnen voeren.