Samenvatting European Tax Law
Hoofdstuk 2 Constitutional foundations: EU Tax Competences; Legal Basis for Tax Integration;
Sources and Enactment of EU Tax Law
§ 2.1 Verdeling van (belasting) bevoegdheid tussen de Unie en de lidstaten
De bevoegdheid van de Unie is gebaseerd op het beginsel van toekenning: de Unie heeft alleen
bevoegdheid indien deze is toegekend door de lidstaten in de opgerichte verdragen, i.e. de VEU en
VWEU.
Drie categorieën:
1. Exclusieve bevoegdheid
2. Gedeelde bevoegdheid onder voorbehoud: indien de EU gebruik maakt van zijn bevoegdheid,
verliezen de lidstaten hun bevoegdheid.
3. Gedeelde bevoegdheid zonder voorbehoud.
Indirecte belastingheffing is geharmoniseerd binnen de EU. Het Hof van Justitie benadrukt dat directe
belastingheffing binnen de bevoegdheid van de lidstaten valt, maar moeten die bevoegdheid
uitoefenen in overeenstemming met EU recht.
Beginsel van subsidiariteit (art. 5 VEU): de EU zal alleen zijn bevoegdheid uitoefenen indien:
- de betrokken doelen niet door de lidstaten (onafhankelijk) kunnen worden behaald (absolute
toets);
- de betrokken doelen beter op EU-niveau kunnen worden behaald (relatieve toets).
Beginsel van proportionaliteit (art. 5 lid 4 VEU): de EU-handeling zal niet verder gaan dan noodzakelijk
is om de doelen neergelegd in de verdragen te behalen.
§ 2.2 Bronnen van EU belastingrecht
§ 2.2.1 Primair en secundair EU recht
Primair EU recht is direct afkomstig van de lidstaten -> VEU, VWEU, Charter of Fundamental Rights,
algemene beginselen van EU recht ontwikkeld door het Hof en internationale overeenkomsten
gesloten door de EU.
Secundair EU recht is ontleent aan en gebaseerd op primair EU recht (art. 288 VWEU) ->
Verordeningen, Richtlijnen, Besluiten, Aanbevelingen en Adviezen.
§ 2.2.2 Primair recht
§ 2.2.2.1 Verdragsbepalingen relevant voor belastingheffing
Fundamentele vrijheden opgenomen in het VWEU:
1. Het recht van EU burgers om op het grondgebied van de lidstaten te reizen en verblijven (art.
21 lid 1)
2. Vrij verkeer van goederen (art. 30 e.v.)
3. Vrij verkeer van personen, werknemers (art. 45) en vrijheid van vestiging (art. 49)
4. Vrij verkeer van diensten (art. 56)
5. Vrij verkeer van kapitaal (art. 63)
Verbod op staatssteun (art. 107-108 VWEU) -> Staatssteun is in beginsel verboden, tenzij het
bijdraagt aan de opgesomde doeleinden van publiek belang.
Art. 110 VWEU verbiedt discriminerende en beschermende belastingen op producten. Dit artikel heeft
direct effect; individuen kunnen zich erop beroepen voor nationale gerechten.
§ 2.2.2.2 Algemene beginselen van EU recht
Verschillende categorieën:
1. Fundamentele rechten -> gecodificeerd in de EC Charter of Fundamental Rights
2. Systemische beginselen -> regelen de relatie tussen EU recht en nationaal recht
Beginsel van directe werking
Beginsel van voorrang
Beginsel van procedurele autonomie tussen lidstaten en procedurele EU beginselen van
gelijkwaardigheid en effectiviteit
,Belangrijke ongeschreven beginselen voor belastingheffing:
- Beginsel van proportionaliteit
- Verbod op misbruik
- Beginselen van rechtszekerheid en gewettigde verwachtingen
- Algemeen beginsel van gelijkheid
Beginsel van fiscale neutraliteit (op het gebied van BTW)
§ 2.2.3 Secundair recht: Karakteristieken van Verordeningen, Richtlijnen en Besluiten
- Een Verordening is in zijn geheel bindend en direct toepasbaar in alle lidstaten. Lidstaten
hoeven de verordeningen niet om te zetten in nationaal recht.
- Een Richtlijn is alleen bindend voor wat betreft het resultaat dat behaald moet worden, maar
laat de methoden om dat resultaat te bereiken over aan de nationale wetgever.
Een richtlijn moet worden omgezet in nationaal recht.
- Een Besluit is in beginsel gericht naar specifieke partijen en is geheel bindend voor degene
naar wie het is geadresseerd.
§ 2.2.4 Internationale overeenkomsten gesloten door de EU
In lijn met het beginsel van bevoegdheidstoedeling, de EU is bedeeld met specifieke externe
bevoegdheden door het VWEU.
De overeenkomsten gesloten door de EU zijn bindend voor de EU-instituties en de lidstaten (art. 216
lid 2).
De EU bevoegdheid om internationale overeenkomsten te sluiten is exclusief in drie situaties:
1. indien het sluiten van een overeenkomst voorziet in een wetgevingshandeling van de EU;
2. indien de externe bevoegdheid noodzakelijk is voor de EU om zijn interne bevoegdheid uit te
oefenen;
3. indien de sluiting van overeenkomsten gemeenschappelijke regels kunnen beïnvloeden of de
reikwijdte van de EU regels kunnen wijzigen.
§ 2.2.5 ‘Soft law’
§ 2.2.5.1 Aanbevelingen, Adviezen en Communicaties
Dit recht is niet juridisch bindend. Desalniettemin kunnen zij juridisch effect hebben (HvJEU Grimaldi):
nationale autoriteiten zijn gebonden om aanbevelingen in overweging te nemen om voorgelegde
geschillen op te lossen.
In de communicaties brengt de Europese Commissie meestal hun visie naar voren over
consequenties van rechtspraak voor nationale belastingstelsels, en/of stimuleert de lidstaten om
beperkingen van vrij verkeer in hun belastingwetgeving te elimineren.
§ 2.2.5.2 Gedragscodes
Hoewel de gedragscodes juridisch niet meer zijn dan een gentlemen’s agreement, kunnen de
gedragscodes de facto politiek bindend zijn. Drie gedragscodes binnen het gebied van
belastingheffing:
- Gedragscode voor schadelijke belastingconcurrentie
- Gedragscode voor een effectieve implementatie van het EU Arbitrageverdrag
- Gedragscode voor transfer pricing documentatie
§ 2.3 Bekrachtiging van EU maatregelen betreffende belastingheffing
§ 2.3.1 Verschillende wetgevingsprocedures
Als hoofdregel participeren drie instituties in het wetgevingsproces: de Commissie, de Raad en het
Europees Parlement.
- De Commissie heeft (bijna) het exclusieve recht om EU wetgeving voor te stellen.
- Het Europees Parlement en de Raad nemen meestal gezamenlijk de EU wetgevingsbesluiten
aan.
Er zijn twee soorten wetgevingsprocedures: de normale wetgevingsprocedure en de speciale
wetgevingsprocedure (art. 289 VWEU).
,§ 2.3.2 Verdragsgrondslagen voor belastingintegratie
Negatieve integratie. Het betreft een verbod op import en export heffingen etc. = art. 28, 30 en 34
VWEU.
Positieve integratie. Harmonisatie van wetgeving betreffende omzetbelasting, accijnzen en andere
vormen van indirecte belastingheffing = art. 113 VWEU.
Voor directe belastingen vooral negatieve integratie, zoals het werken van de interne markt en het
verbod op staatssteun.
Enige juridische basis voor harmonisatie van directe belastingen zijn de algemene
harmonisatiebepalingen die doelen op het vestigen en bewerkstelligen van een werkende interne
markt(art. 114 en 115 jo. 26 VWEU).
§ 2.3.3 Ontsnappingen aan het vereiste van unanimiteit: nauwere samenwerking, bepalingen voor
marktverstoring
Het vereiste van unanimiteit kan worden ‘omzeild’ door het gebruiken van de bepalingen van ‘nauwere
samenwerking’ in art. 20 VEU en art. 326-334 VWEU.
Daarnaast is er een juridische basisbepaling in het VWEU die toestaat dat richtlijnen worden
aangenomen met een gekwalificeerde meerderheid (art. 116 VWEU).
Hoofdstuk 3 General EU Law Concepts and Tax Law
§ 3.1 Introductie
Dit hoofdstuk beschrijft de meest belangrijke algemene beginselen en de regels van de interne markt
relevant voor belastingheffing.
§ 3.2 Een interne markt
In het gebied van directe belastingheffing zijn de vier vrijheden de meest belangrijke middelen van
negatieve integratie. Zij verbieden in beginsel alle verschillen in belastingheffing tussen
grensoverschrijdende situaties en vergelijkbare binnenlandse situaties.
Het tweede belangrijke kenmerk van de interne markt is het verbod op kartelafspraken, misbruik van
een dominante marktpositie en staatssteun van ondernemingen.
Het derde hoofdkenmerk van de interne markt is de positieve integratie door:
1. de onderlinge aanpassing van wet- en regelgeving van lidstaten
2. gemeenschappelijke agrarisch, visserij en transportbeleid.
§ 3.2.1 Wisselwerking van positieve en negatieve integratie; directe en indirecte belastingheffing;
grenzen van negatieve integratie bij belastingaangelegenheden
Positieve integratie (beleid integratie) en negatieve integratie (marktintegratie) werken in op elkaar =
Zolang geen positieve integratie (EU wetgeving of samenwerking) heeft plaatsgevonden op een
bepaald gebied, zoals directe belastingheffing, blijven lidstaten in beginsel vrij om dat gebied te
reguleren zoals zij nodig achten.
Nationale soevereiniteit wordt beperkt door negatieve integratie.
Voor indirecte belastingheffing is verreikende harmonisatie of zelfs uniformiteit bereikt op EU-level
waarbij lidstaten weinig tot geen belastingsoevereiniteit hebben.
Voor directe belastingen dient het HvJ EU te beoordelen of de beperkende nationale maatregel een
legitiem doel van het algemeen belang dient en indien dat het geval is, of de maatregel de
Verdragsvrijheden niet meer dan noodzakelijk beperkt om dat doel te bereiken.
Ongeschreven uitzondering = rule of reason.
§ 3.1.3 Toegang tot de vier vrijheden
§ 3.1.3.1 Verdragspositie; grensoverschrijdend element; interne situaties; EU burgerschap
De vier vrijheden richten zich niet op puur binnenlandse situaties in één lidstaat. Daarom moet in
beginsel twee toetsen worden doorstaan voor verdragstoegang:
1. Hoedanigheid (onderneming, investeerder, werknemer);
2. Een intra-EU grensoverschrijdend element.
, Voor rechtspersonen is iets van commerciële activiteit vereist voor toegang tot de verdragsvrijheden,
omdat zij geen EU-burgers zijn in de zin van art. 20 VWEU en art. 54 VWEU bedrijven die geen winst
maakt uitsluit.
HvJEU Baumbast = het recht om vrij te reizen en te verblijven heeft directe werking en kan daarom
worden ingeroepen door EU-burgers voor het nationale gerecht.
§ 3.1.3.2 Verdragstoegang in zaken betreffende directe belastingheffing
HvJEU Turpeinen -> Immigratie om privéredenen van een persoon die de meerderheid houdt in een
vennootschap van oorsprong is opgericht binnen de EU, valt binnen de reikwijdte van het recht op
vestiging. Het was niet relevant dat de werkelijke leiding buiten de Unie lag.
Voor belastingdoeleinden waren de drie ondernemingen niet gevestigd binnen een andere lidstaat.
HvJEU Pusa -> EU recht verplicht lidstaten niet tot het sluiten van bilaterale verdragen, of het
voorkomen van dubbele belasting, dan wel hun belastingstelsel aan te passen aan die van een andere
staat, zolang zij hun een grensoverschrijdende situatie niet slechter behandelen dan een interne
situatie.
§ 3.1.3.3 Misbruik van recht staat verdragstoepassing niet in de weg (maar kan een beperking
rechtvaardigen)
De subjectieve wil is irrelevant voor de vraag of de verdragsvrijheden betrokken zijn. Alleen objectieve
omstandigheden zijn beslissend of een persoon een ‘arbeider’ is of zichzelf vestigt en of hij dit wel/niet
doet binnen de reikwijdte van de verdragsvrijheden.
Belastingontwijkers hebben in beginsel toegang tot de vier vrijheden.
De werkelijke uitoefening van die vrijheden kan worden beperkt indien dat noodzakelijk en
proportioneel is om dwingende redenen van algemeen belang, zoals het voorkomen van
misbruik van recht of belastingontwijkingsdoeleinden.
Het misbruik van recht van vrij verkeer wordt geacht aanwezig te zijn indien de belastingplichtige een
volledig kunstmatige constructie heeft opgezet waarbij de economische realiteit ontbreekt of objectieve
en relevante feiten het vermoeden van misbruik rechtvaardigen.
HvJEU Cadbury Schweppes -> ‘Vestiging’ in de zin van art. 49 VWEU vereist een daadwerkelijke
uitoefening van een economische activiteit door middel van een vaste inrichting in die staat voor een
onbeperkte periode.
§ 3.1.4 Rechtsstatelijkheid; mensenrechten; algemene beginselen van EU recht; effectief rechtsmiddel
Art. 4 lid 3 VEU heeft een federaal karakter. Het bevat het beginsel van loyale samenwerking en
vereist dat de lidstaten:
- elkaar en de EU assisteren bij het uitoefenen van de taken voortvloeiend uit de Verdragen;
- om geschikte maatregelen te treffen teneinde te voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende
uit primair en secundair EU recht en de verwezenlijking van de EU-taak te faciliteren;
- zich weerhouden van maatregelen die het bereiken van de EU-doelstellingen in gevaar
brengen.
Het erkennen van de beginselen van rechtszekerheid en legitieme verwachtingen als algemene
beginselen van EU recht sluit de mogelijkheid van belastingwetgeving met terugwerkende kracht niet
uit.
In uitzonderlijke situaties mogen lidstaten antimisbruikwetgeving met terugwerkende kracht toepassen,
gegeven dat zulke wetgeving voorzienbaar was voor de getroffen belastingplichtigen.
De Charter of Fundamental Rights is van toepassing op de EU instituties en de lidstaten voor zover zij
EU recht implementeren (art. 51 lid 1).
§ 3.2 De vier vrijheden
§ 3.2.1 Discriminaties en obstakels; markttoegang en marktgelijkheid; the rule of reason
§ 3.2.1.1 Concepten van discriminatie en restricties
De vier vrijheden bevatten twee basisrechten:
- het recht op grensoverschrijdende verkeer (markttoegang)
- het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit of herkomst op de markt
(marktgelijkheid)