Module 3 Verpleegkunde en Methodiek 3, preventie en versterken zelfmanagement Leertaak 1-11
Leertaak 1
Leerdoelen:
De student kan:
- De relatie tussen klinisch redeneren en GVO uitleggen.
- Uitleggen hoe de verschillende onderdelen van klinisch redeneren toegepast kunnen worden bij GVO .
- Het model van Intervention Mapping uitleggen.
- Kan klinisch redeneren aan de hand van het model van intervention mapping
Leertaak 1.1
Beschrijving: In Module 1 heb je klinisch redeneren toegepast voor bestaande gezondheidsproblemen. In module 3 wordt het klinisch redeneren vooral toegepast met het oo
Hieronder vind je wat het beroepsprofiel zegt over preventie
Samenvatting: beroepsprofiel verpleegkundige "Klinisch redeneren en preventie" paragraaf 2.5.
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen en problemen van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en g
men de ‘klinische blik’. Het gaat om de inzet van moreel verantwoorde professionaliteit en het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor de beslissingen. Het conti
kun je door je kennis vroegtijdig risico’s inschatten en hierop preventieve maatregelen inzetten, 2. Vroegsingalering: je weet door symptomen of kenmerken dat er problem
uitingen van uiteenlopende problemen van voeding tot sociale context en kan deze objectiveren, 4.interventie: je kunt een breed scala aan interventies inzetten zowel verpl
de werkzaamheid van de interventies monitoren en het ziektebeloop volgen. Preventie omvat alle interventies die anticiperen op risico, en actie ondernemen wanneer er ee
ontwikkelen en de problematiek aan het ontstaan is of dreigt te verergeren. Preventie indeling: universele, selectieve, geïndiceerde en zorg gerelateerde preventie. Het Colle
omdat deze uitgaat van risico denken in plaats van symptoom-/ziekte denken. Daarmee is meer ruimte gecreëerd voor preventieve interventies in het zorgdomein. Verpleeg
zorg gerelateerde preventie.
Universele preventie: gericht op de bevolking als geheel en heeft tot doel de kans op het ontstaan van risicofactoren of ziekte te verminderen en de gezondheid te bevorder
Selectieve preventie: specifieke (hoog)risicogroepen identificeren en gerichte preventieprogramma’s uitvoeren, zodat de gezondheid wordt bevorderd.
Geïndiceerde preventie: ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade te voorkomen door een interventie of een behandeling bij een individu met een gedefinieerd ver
Zorggerelateerde preventie is gericht op het ondersteunen van het individu met bestaande gezondheidsproblemen, het reduceren van de ziektelast en het tegengaan van co
Aanvullende methodiek voor klinisch redeneren met een preventieve insteek: Intervention Mapping = model voor de planmatige ontwikkeling van gezondheidsbevorderende
gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering’ genoemd. Om te onthouden: Model voor planmatige gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering (PGG) = Intervention
Leertaak 1.2
Toename chronische ziekten. In Nederland groeit het aantal mensen met chronische ziekten en comorbiditeit. Dit zal leiden tot een grotere vraag naar zorg. Filmpje over nat
geld kosten vanwege vergrijzing. Deze leertaak gaat over ziekte en zorg wat nu gezien wordt als gezondheid en gedrag. Van ZZ naar GG. Ook in de Canmedsrollen zie je dat pr
heeft gekregen: de rol van Gezondheidsbevorderaar wordt in het nieuwe beroepsprofiel voor het eerst expliciet benoemd.
,Module 3 Verpleegkunde en Methodiek 3, preventie en versterken zelfmanagement Leertaak 1-11
1.2 Doelen, doelgroepen, middelen en begrippen:
Doelen: primaire preventie, secundaire preventie/vroege opsporing, tertiaire preventie.
Primaire preventie: gericht op het voorkomen van een gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen.
- Gericht op wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen. Bijvoorbeeld: stoppen met roken als preventie voor hart- en vaatziekten.
- Medische vorm van primaire preventie = vaccinatie, bv de griepprik.
- Primaire preventie kan alleen als de oorzaken van het probleem bekend zijn en deze oorzaken te beïnvloeden zijn.
Secundaire preventie/ vroege opsporing: mensen met een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening identificeren zodat gerichte behandeling mogelijk is om er
borstkanker, testen van werknemers op 1e symptomen hart- en vaatziekten.
- Vroege opsporing is alleen zinvol als er een goede test of vorm van zelfonderzoek is om een aandoening vroeg op te sporen en wanneer aandoening vroegtijdig effectie
Tertiaire preventie: gericht op mensen met ziekte of handicap.
- begint na de diagnose
- doel is om zo goed mogelijk te leven met ziekte of handicap en verdergaande invalidering te voorkomen, kwaliteit van leven te behouden of vergroten.
- bijvoorbeeld bevorderen van therapietrouw, hulp bij zelfmanagement bij chronisch ziekte (bv. Diabetesvoorlichting, training bloedsuikercontrole), bevordering continu
Doelgroepen en preventie: onderscheid tussen hoogrisicobenadering en populatiebenadering.
Hoogrisicobenadering:
- vooral aangewezen als het relatieve risico op het probleem waar de interventie op is gericht hoog is maar er weinig mensen zijn bij wie het risico sterk verhoogd is.
- eerst word de risicogroep geïdentificeerd op basis van bv. leeftijd, sociaal economische status etc.
- bijvoorbeeld: valpreventieprogramma voor ouderen, voorlichtingsprogramma gericht op hiv-preventie speciaal voor intraveneuze drugsgebruikers.
Populatiebenadering:
- het gemiddelde risico is laag, maar de prevalentie van het risico is hoog: er zijn veel mensen met een beperkt verhoogd risico.
- de hele bevolking of een grote deelgroep wordt benaderd.
- bijvoorbeeld: Voedingscentrum of Soa Aids.
Universele preventie: gericht op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen..
- gericht op mensen die geen speciaal verhoogd risico hebben.
- doel: bij alle mensen gezondheid te verbeteren en de kans op ziekte te verminderen.
- dit is primaire preventie en populatiebenadering!
Selectieve preventie: gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico
- doel: gezondheid van specifieke groepen verbeteren.
- dit is hoogrisicobenadering en secundaire preventie (de preventieve interventie is op basis van screening op een risicofactor)!
Geïndiceerde preventie: gericht op individuen die nog geen diagnose hebben, maar wel klachten of symptomen.
- doel: het ontstaan van ziekte of verdere gezondheidsschade voorkomen.
- dit is hoogrisicobenadering en secundaire preventie!
Zorggerelateerde preventie: gericht op individuen met ziekte
- doel: ziektelast reduceren en complicaties of co morbiditeit voorkomen
,Module 3 Verpleegkunde en Methodiek 3, preventie en versterken zelfmanagement Leertaak 1-11
5 niveaus van doelgroepen die beslissingen nemen (Bartholomew 2016)
1. Individueel niveau: personen die risico lopen
2. interpersoonlijk of groepsniveau: ouders, vrienden, hulpverleners
3. organisatieniveau: directeuren van scholen, managers van bedrijven
4. lokaal niveau: opinieleiders in wijk of dorp, redacteur lokale krant
5. samenlevingsniveau: landelijke politici, vakbond
Gezondheidsvoorlichting werd eerder GVO genoemd, werd later aangevuld tot GVO/Preventie.
Functionarissen met als hoofdtaak gezondheid te bevorderen worden tegenwoordig Gezondheidsbevorderaar of GB genoemd.
Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering:
- ontwikkeling van stapsgewijs en planmatige gezondheidsvoorlichting, implementatie en evaluatie.
- protocollen en richtlijnen ontwikkeld om kans van slagen te vergroten.
- Precede- Proceed Model (Green en Kreuter), Intervention Mapping- protocol (Bartholomew) waren inspiratie en de basis voor Model voor Planmatige Gezondheidsvoo
- 5 stappen van Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering:
1. Analyse van gezondheidsproblemen: De belangrijke gezondheidsproblemen waar een doelgroep mee wordt geconfronteerd, analyse op de kwaliteit van lev
andere factoren zijn veiligheid, discriminatie, armoede. Gezondheid van een bevolking/groep beschrijven we a.d.h.v. indicatoren: sterfte, prevalentie, incide
meewegen zoals QALY (quality adjusted life year = voor kwaliteit gewogen levensjaar).
2. Analyse van gedrag: gericht op analyse van mogelijke gedragsoorzaken van gezondheidsproblemen en gedragsoplossingen om die problemen het hoofd te b
bewegen, adviezen opvolgen dragen bij aan gezondheid. Omgevingscondities worden meegenomen in de analyse omdat omgeving zorgt voor gedrag. Omge
beslissers (zij bepalen mogelijk gedrag). Mogelijke oplossingen moeten worden geanalyseerd.
3. Analyse van determinanten van gedrag: Persoonlijke determinanten zoals kennis, risicoperceptie, attitude, eigen-effectiviteitsverwachtingen. Omgevingsde
gezonde keuzes, sociale steun of druk, onvoorziene barrières.
4. Interventieontwikkeling: ontwikkelen van interventies die determinanten van gedrag of het gedrag zelf veranderen. Interventie gericht op gedragsdetermin
beslissers die omgevingsdeterminanten beïnvloeden. Doel = verbetering van gezondheid en kwaliteit van leven. In deze fase staat het Intervention Mapping
5. Interventie-implementatie en –disseminatie: implementatie = uitvoering zoals bedoeld, disseminatie = planmatig verspreiding of invoering. Het is van belan
rekening houden met de wensen van wie wat word verwacht mbt andere disciplines. Het vormen van een verbindingsgroep (linkage groep) zorgt voor adequ
strategie te ontwikkelen waardoor de implementatie van het programma word bevorderd is het van belang goed zicht te hebben op de implementatiedeter
6. Stappen hangen allen samen met: evaluatie: van belang is dat de interventies worden geevalueerd om gewenste resultaten na te gaan (effectevaluatie) en o
Valkuilen gezondheidsvoorlichting (Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering):
1. Een niet bestaand probleem: een voorlichtingsprogramma opgesteld voor een niet/nauwelijks bestaand probleem. Denk na over de ernst en hoe vaak het voorkomt!
2. Het verkeerde gedrag: een interventie ontwikkeld op gedrag waarvan de relatie met het probleem onbekend of onzeker is.
, Module 3 Verpleegkunde en Methodiek 3, preventie en versterken zelfmanagement Leertaak 1-11
3. Desk research: zoek literatuur, statistieken of andere documentatie die direct of indirect de vraag kan beantwoorden.
4. Zoek empirisch ondersteunende theorieën die direct of indirect de vraag kunnen beantwoorden.
5. Doe aanvullend onderzoek.
6. Leid antwoorden af en pas deze toe.
Ethiek van gezondheidsvoorlichting: voorlichters moeten kunnen beargumenteren wat hun ethische keuzen zijn, argumenten moeten gesteund worden door anderen bv. Be
Voorlichting kan een aantal onbedoelde neveneffecten hebben zoals: stigmatisering, schuld, angst, vergroten van gezondheidsverschillen.
Gezondheidsvoorlichting komt vaak beter terecht en heeft beter effect bij hoger opgeleiden, sluit vaak minder goed aan bij minderheidsgroepen, kan soms makkelijker word
kan hierdoor leiden tot grote gezondheidsverschillen.
Paternalistische gezondheidsvoorlichting/ ‘medische model’ van gezondheidsvoorlichting= de beoordeling van GB-ers op promotie van gezondheid of gedrag niet op prom
autonomie!
Evidence based medicine= medische interventies worden eerst streng getoetst. Alleen als ze effectief zijn worden ze toegelaten en op grotere schaal toegepast.
Wetten:
((M)ETC= (medisch) ethische toetsingscommissie: keurt het protocol goed van een nieuw ontwikkelde interventie.
Informed consent= schriftelijke goedkeuring voor deelname.
WMO= Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen: rechtsbescherming van zieke en gezonde proefpersonen.
Wbp = wet bescherming persoonsgegevens: in de Gedragscode Persoonsgegevens staat opgesteld hoe onderzoekers dienen om te gaan met persoonsgegevens.
Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening: voor iedereen die wetenschappelijk onderzoek doet. Zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, controleerbaarheid, onpartijdi
Hoofdstuk 5.1.: Interventieontwikkeling.
Intervention Mapping=
- helpt om programma’s te ontwikkelen om gezond gedrag te bevorderen.
- protocol dat helpt om adequaat gebruik te maken van empirische gegevens en theoretische inzichten.
- stimuleert samenwerking tussen disciplines.
- beschrijft de ontwikkeling van voorlichtingsprogramma’s in 6 stappen:
1. Probleemanalyse: aard, omvang, oorzaak van gezondheidsprobleem a.d.h.v. Model voor Planmatige Voorlichting en Gedragsverandering.
2. Programmadoelen: doelen bepalen voor verandering die leidt tot afname gezondheidsprobleem, programmadoelen opstellen die aangeven welke uitkomst de interv
3. Programmaontwerp: theoretische modellen, literatuur, brainstormen vertalen in praktische toepassing.
4. Programmaproductie: structuur en organisatie van het programma definitief maken, in detail materialen beschrijven, materialen ontwikkelen, materialen testen, de
5. Implementatieplan: hoe verspreid en implementeer je het programma op grote schaal. Interventie ontwikkelen voor adoptie, voortzetting en implementatie van pro
6. Evaluatieplan: plan voor de proces- en effectevaluatie van het programma. Meetinstrumenten ontwikkelen voor evaluatie. Vragen voor evaluatie maken. Design besc