AFP5 1 les 1
filmpje psychiatrie AFP5
begrijpen van mentale klachten:
- psychopathologie met BPS model (lees leerboek psychiatrie, kijk colleges)
- ontwikkelingspsychologie en hechtingstheorie ( lees hoofdstukken via link canvas)
- ervaringskennis, ervaringsverhalen (kijk documentaires, lees verhalen)
- behandeling (lees leerboek psychiatrie, kijk filmpjes, kijk colleges)
- verpleegkundige begeleiding (lees leerboek psychiatrie, kijk colleges)
Leerboek psychiatrie hoofdstuk 1 inleiding op psychiatrie en psychiatrische verpleegkunde
1.1 historische context van de psychiatrie voor verpleegkundigen
de geschiedenis van psychiatrische verpleegkunde is relatief kort. Pas in 1892 werd het eerste examen van de
opleiding tot krankzinnigenverpleging afgelegd, toen waren krankzinnigengestichten in opkomst.
Daarvoor werden mensen met psychische en somatische aandoening, net als armen, wezen en ouderen,
ondergebracht in gast- en dolhuizen.
Stap voor stap werden nieuwe behandelingen geïntroduceerd, zoals bedrust, gezonde voeding en somatische
therapieën. De somatische behandeling bestond uit bedrust, wat voor veel verwarde patiënten niet eenvoudig
was en daarmee een grote uitdaging voor de grote verzorgenden zorgen.
de theorievorming van de verpleegkundige was in eerste instantie gebaseerd op het medisch model waarbij
uitgegaan werd van een scheiding tussen lichaam en geest. In toenemende mate kwam men tot het inzicht dat
het opsplitsen van de mens en zijn gedrag in losse delen beperkend is.
er kwam meer oog voor de samenhang tussen de verschillende aspecten, dit was de basis voor de holistische
visie in de verpleegkunde.
Na 1950 veranderde de kijk op de behandeling van psychische aandoeningen. Inrichtingen werden
opengesteld, en er is meer aandacht voor de maatschappij. Mensen met psychiatrische problematiek gaan naar
sociale werkplaatsen omdat aandacht voor dagbesteding belangrijker is en activiteiten krijgen therapeutische
lading.
In deze periode is vanuit holistisch denken het biopsychosociaal model geïntroduceerd door George Engel, een
internist en psychiater die constateert dat het gehanteerde model bepalend is voor wat je waarneemt als ziekte
en de oorzaken daarvan, maar dus ook voor wat je niet waarneemt.
Het biopsychosociaal model heeft dan ook aandacht voor de biomedische, psychologische en sociale factoren
die van invloed kunnen zijn op ziekte en het herstel.
1.2 van een biopsychosociaal model naar positieve gezondheid
De zorg moet vanaf anno 2013-2014 betaalbaar en dichterbij bij de patiënt worden georganiseerd. In 2008 is de
praktijkondersteuner huisartsenzorg GGZ in het leven geroepen om personen met lichte psychische klachten in
de huisartsenpraktijk te kunnen ondersteunen met korte, laagfrequente contacten.
ongeveer van deze zijn verpleegkundigen. Sinds 2014 bestaat de keten van de GGZ uit drie echelons:
- de huisartsenzorg
mensen met lichte psychiatrische klachten
- de generalistische basis GGZ
behandeling van lichte tot matige, niet complexe, psychiatrische stoornissen
- de gespecialiseerde GGZ
een complexe ernstige psychiatrische stoornis
- en sinds 2016 de top GGZ
afhankelijk van de zorgvraag wordt niet meer dan noodzakelijke maar wel voldoende behandeling aangeboden.
De huisarts is poortwachter voor de eerste drie echelons, voor opschalen of afschalen is altijd een verwijzing
van de huisarts nodig.
Sinds de invoering van de WMO in 2015 heeft in het sociale domein een grote transitie plaatsgevonden. De
verantwoordelijkheid voor patiënten die aanspraak maakten op de AWBZ is van het zorgkantoor overgegaan
naar de gemeenten. Gemeenten regelen zelf de indicatiesteling. Zij hebben ook de budgetten van patiënten in
langdurige woonvoorziening en dagbesteding in portefeuille gekregen. Bovendien zijn de sinds 2015
verantwoordelijk voor integrale jeugdhulp.
1.2.1 bevorderen van zelfmanagement en eigen regie
,De kern van het verpleegkundig beroep bestond tot 2012 voornamelijk uit het verminderen van
zelfzorgtekorten.
Die kern is veranderd in het bevorderen van zelfmanagement.
Zelfmanagement wordt gezien als het individuele vermogen van de persoon om waar mogelijk
gezondheidsproblemen te voorkomen, en wanneer daze toch optreden, om te kunnen gaan met de
symptomen, behandeling en lichamelijke, psychische en sociale consequenties van de gezondheidsproblemen
en aanpassingen in leefstijl.
Goed om kunnen gaan met je ziekte vergroot de kwaliteit van leven. Zelfmanagement is vooral een taak van de
cliënt zelf, maar het is in veel gevallen voor de hand liggend om hierbij ondersteuning te verlenen.
Om tot zelfmanagement te kunnen komen moet de cliënt in staat zijn informatie te kunnen verkrijgen over de
eigen gezondheid, te begrijpen en toe te passen op een manier die bijdraagt aan een betere gezondheid van
zichzelf en anderen. Deze gezondheidsvaardigheden gelden als de belangrijkste determinant van gezondheid.
Niet iedereen beschikt daarover. Uit onderzoek blijft dat ongeveer 1 op de 3 mensen beperkte
gezondheidsvaardigheden heeft en dus moeite heeft om informatie over hun ziekte te begrijpen en op een
effectieve manier ondersteuning te vinden.
belangrijkste kenmerken van beperkte gezondheidsvaardigheden zijn:
- laag opleidingsniveau (tot mbo-niveau 1)
- minder dan tien jaar onderwijs in het land van herkomst
- hoge leeftijd
- moeite met het vertellen van een chronologisch verhaal
- neiging tot het vermijden van lees- en schrijfsituaties
- ongemakkelijk of boos worden als er te veel vragen worden gesteld
- te laat of op een verkeerde dag komen
- ongezonde leefstijl
- onverschilligheid
- gebrekkige motivatie
Met name bij personen met een ernstige psychiatrische aandoening die al langere tijd in zorg zijn en eventueel
cognitieve problemen hebben is alertheid geboden.
Beperkte gezondheidsvaardigheden maken het lastig om zelfmanagement te ontwikkelen en vragen om een
andere vorm van ondersteuning. Te denken valt aan meer concrete instructies, herhaling en ondersteunend
materiaal.
Het doel van het ondersteunen van zelfmanagement is behoud of verbetering van dagelijks functioneren in
relatie tot gezondheid en ziekte of stoornis en de kwaliteit van leven.
zelfregie in de dialoog met de professional gaat uit van vier waarden:
- eigenaarschap
betrokkene beslist zelf over in te zeten zorg ondersteuning en heeft de leiding, de professional volgt hem hierin
- kracht
iemands kracht is minstens zo belangrijk als de klacht. De professional vraagt krachten uit en heeft hier
aandacht voor.
- motivatie
De belangrijkste maatstaaf voor wat een goede keuze is. Professionals helpen betrokkenen om zijn motivatie te
vinden
- contacten
deze zijn van groot belang, de professionals ondersteunen bij het in kaart brengen en versterken ervan.
samen keuzes maken, is een belangrijk principe bij het bevorderen van zelfmanagement. Het belangrijkste doel
daarbij is het verhogen van de zelfeffectiviteit, het vertrouwen in de bekwaamheid om succes invloed uit te
oefenen op omgeving.
Daarnaast draagt zelfmanagement bij aan een positievere houding tegenover symptomen, behandeling en
kwaliteit van leven.
1.3 van ziekte naar herstel
Het bieden van de juiste zorg, aan de juiste persoon, op een doelmatige en samenhangende wijze vraagt goede
afstemming.
, Daarbij is het van belang de zorgbehoefte van het individu goed in kaart te brengen. Die zorgbehoefte is voor
iedereen verschillend. Standardvragenlijsten over zorgbehoefte geven dan ook hooguit een indicatie, maar geen
inzicht in de persoonlijke situatie van het individu. Hiervoor is meer gepersonaliseerde diagnostiek nodig. Met
behulp van alleen de DSM komen we er niet. Zo hebben mensen met eenzelfde DSM-classificatie geregeld
andere symptomen met onderliggend verschillen in veerkracht en kwetsbaarheid.
Dit maakt dat iedere cliënt een ander type behandeling nodig heeft. Deze componenten zijn van essentieel
belang om tot gepersonaliseerde diagnostiek en behandeling te komen.
1.3.1 positieve gezondheid
gezondheid wordt omgeschreven als het vermogen om zich aan te passen en zelf de regie te voeren, gegeven
psychische, lichamelijke en sociale uitdagingen.
Dit perspectief maakt gezondheid tot een middel om een zinvol leven te leiden, waarbij afwezigheid van ziekte
geen doel op zich is. Dit wordt 'positieve gezondheid' genoemd, vanwege de brede kijk op gezondheid en
welbevinden, waarbij eigen kracht en regie worden vergroot. De veranderende visie op gezondheid heeft grote
invloed op de kijk op cliënten en de manier van behandeling. Enerzijds gaat het om de eigen regie, anderzijds
om het omgaan met (zowel psychische als lichamelijke) symptomen, uitdagingen in de sociale context en
persoonlijke veerkracht (resilience). Een psychiatrische stoornis kan soms een leven lang in meer of mindere
mate aanwezig zijn. In veel gevallen geldt dat wie een goede manier vindt om ermee om te gaan, in staat is een
zinvol leven te leiden.
1.3.2 herstel ondersteunende zorg
Bovenstaande aspecten sluiten naadloos aan bij de herstelbeweging die in de psychiatrie flink aan de weg
timmert. Sinds 2009 is er naast klinisch herstel, met focus op het verminderen van psychiatrische
symptomatologie, toenemende aandacht voor het functioneel, maatschappelijk en persoonlijk herstel.
Functioneel herstel betreft het herstel van psychische functies die als gevolg van de aandoening zijn
verminderd, aangetast of niet goed zijn ontwikkeld. Maatschappelijk herstel gaat over de mate waarin iemand
in staat is om zelfstandig te wonen, te werken en relaties aan te gaan. Het gaat daarbij om het benutten van
kansen die de samenleving biedt om de autonomie te vergroten. Persoonlijk herstel is een ander concept,
afkomstig van de clientenbeweging. Hierbij gaat het om zelf betekenis kunnen geven aan de dingen die in het
verleden gebeurd zijn. Op deze manier proberen betrokkenen meer greep te krijgen op hun eigen leven.
In de behandeling dient rekening gehouden te worden met alle domeinen van herstel, aangezien ze met elkaar
interacteren.
Soms kan klinisch herstel een voorwaarde zijn voor maatschappelijk herstel of andersom. Maatschappelijk
herstel en klinisch herstel gaan vaak gelijk op. Zo kan de ene persoon met bijvoorbeeld psychotische ervaringen
een aantal weken niet werken om zichzelf tijd te gunnen om deze ervaringen onder controle te krijgen. Terwijl
iemand anders juist door te werken tot symptomatisch herstel komt.
Herstel is een uniek proces waarbij alle aspecten van belang zijn. Ggz-instellingen zijn druk bezig met het
landelijk uitrollen van herstel ondersteunende zorg. Deze vorm van zorg maakt deel uit van een nieuw
paradigma en vraagt om een cultuurverandering binnen instellingen en van hulpverleners.
Behalve op herstel vanuit ggz-instellingen ligt de focus steeds meer op maatschappelijk en persoonlijk herstel
met betrokkenheid van andere partijen, zoals het sociale domein, maar ook mensen in de eigen leefomgeving.
1.4 klinisch rederneren door verpleegkundigen
De verpleegkundige discipline richt zich op de gevolgen van een stoornis voor het menselijk functioneren
(V&VN 2012).
Ondersteunend hierin is de classificatie van psychiatrische stoornissen middels de DSM (APA 2014). De DSM-5 is
leidend voor onderzoek en bekostiging. Zorgstandaarden zijn ook afgeleid van de DSM-classificaties, evenals de
opbouw van dit boek.
Verpleegkundigen richten zich behalve op de behandeling van stoornissen en bijbehorende symptomen dan
ook op de gevolgen van deze stoornissen voor het functioneren in het dagelijks leven. Vanuit hun
beroepsprofiel richten ze zich dus op alle domeinen van herstel. Om symptomen te inventariseren kan
gebruikgemaakt worden van praktische zakkaartjes, zoals te vinden via www.dejongepsychiater.nl zakkaartje.
Gevalideerde meetinstrumenten om klachten systematisch uit te vragen zijn bijvoorbeeld te vinden via
www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl