BMW-Organisme: jaar 1 blok 2: HC2-9
Thema 2
HC 2
Van eencelligen naar vertebrata
- 3 domeinen: bacteriën, archaea, eukarya
- Door moleculaire methodiek op een andere manier naar verwantschappen tussen grote
groepen kijken.
- Celopbouw prokaryoten en eukaryoten
o Prokaryoten:
o Eukaryoten: organellen (ER, mito’s, golgi enz.), DNA in kern omsloten door
celmembraan.
Ontstaan door endosymbiose theorie (Lynn Margulis): organellen in cellen
waren oorspronkelijk bacteriën
De gastheercel is anaeroob en heeft geen kern, DNA ligt ringvormig
los in de kern
De prokaryoot neemt aerobe bacteriën op. Deze bacteriën kunnen
m.b.v. zuurstof organische stoffen afbreken en energie leveren.
Instulpingen van celmembraan: ontstaan dubbele membraan om de
kern en ER. De aerobe bacteriën komen onder controle van de kern
en veranderen in mitochondriën. Enkele genen uit de mitochondriën
verplaatsen naar de kern.
Prokaryoten: blauwwieren opnemen: dit zijn bacteriën met
bladgroen en fotosynthese
- Juistheid endosymbiose-theorie controleren:
o Bladgroenkorrels en mito’s hebben een dubbele membraan
o Bladgroenkorrels en mito’s hebben eigen cirkelvormig DNA, net als bacteriën en hun
eigen tRNA
o De binnenste membraan van de organellen hebben enzymen die gelijk zijn aan de
enzymen in prokaryoten die nu nog leven
o Bladgroenkorrels en mito’s delen zich in cellen op dezelfde manier als bacteriën
o Sommige soorten nu levende pantoffeldiertjes en andere ééncelligen nemen
blauwwieren op. De blauwwieren leveren de pantoffeldiertjes glucose. Deze
pantoffeldiertjes krijgen voedingsstoffen van de plantjes.
- Pantoffeldiertje experimenten
o Kolonievorming is het begin van meercelligheid: schimmels en algen
Nog
- Sponzen zijn de meest eenvoudige meercelligen: slechts enkele soorten cellen, wel een
duidelijke taakverdeling
o Behoren tot het rijk van de dieren
- Van meercellig cluster naar twee weefsellagen: twee kiembladen: ectoderm en endoderm
o Blastula: na een aantal delingen een aantal cellen met daarin een holte die de
blastocoel heet
o Instulping ontstaan: via de blastopore voeding naar binnen en afvalstoffen naar
buiten
~1~
, o Radiale symmetrie
- Van twee naar drie weefsellagen: ectoderm, mesoderm, endoderm
o Protostomia: grieks = mond eerst: eerst mond gevormd, daarna pas de anus
o Geen lichaamsholte: platworm: mesoderm ligt direct tegen endoderm. Voeding door
diffusie verspreiden
o Ontstaan pseudo-lichaamsholte: nematode: zit vloeistof in, zorgt voor een soort
stroom voedingsstoffen en geeft enige stijfheid aan het lichaam
o Ontstaan echte lichaamsholte (=coeloom): darmbuis omgeven door mesoderm, dan
lichaamsholten, dan weer mesoderm, buitenzijde ectoderm
Lichaamsholte is dus omgeven door mesoderm
Bloedvatstelsel aanwezig
Lichaamsholte laat bewegingen toe: belangrijk!
Hart pompen, longen groter-kleiner, darmen enz.
o Deuterostomia: eerst anus gevormd: in de buurt van de blastopore of de primitief
streep.
o Bilaterale symmetrie
- Chordata: chorda dorsalis ontwikkeld
o Chorda dorsalis zorgt dat mesoderm dat in de buurt ligt wervels gaat vormen.
Uiteindelijk zenuwen omsluiten. Nu vertebrata (=gewervelden).
o Aan dorsale zijde grote zenuwstreng
- Invertebrata vs. vertebrata (ongewerveld vs gewerveld)
o Steeds complexere bewegingen: ook complexer zenuwstelsel nodig
Ganglia: cluster van neuronen
Uiteindelijk ontwikkeld tot ruggenmerg met hersenen.
o Amfibieën, reptielen, vissen, vogels en zoogdieren zijn allemaal gewerveld
Insecten zijn ongewerveld.
- Onderzoek
o Embryonale pluripotente cellen (embryonale stamcellen
Voor kankeronderzoek en sommige aangeboren afwijkingen
Voor geneesmiddelenonderzoek
Celtherapie, bv. Parkinson
o De vraag is of je de verkregen gegevens ook naar de mens kan vertalen
o Invertebrata zijn snel te kweken
HC3
Vroeg ontwikkeling
- Gastrulatie: vorming van de drie kiembladen
o Endoderm: epitheliale weefsels van maag-darmstelsel (tractus digestivus), lever,
longen en blaas
o Mesoderm: bot, spieren, kraakbeen, vetweefsel, beenmerg, lymfevaten, bloedvaten,
hart, bloedcellen, nieren, ureter
o Ectoderm: epitheliale weefsels: epitheellaag huid, aan de huid verbonden structuren
als nagels, haren en klieren, zenuwweefsel
- Klievingsdelingen: eerste delingen van eicel
o Afhankelijk van hoeveelheid en verspreiding van dooier
- Nematode, zoodier: isolecithaal ei: +- aequale klieving
~2~
, - Amfibie: mesolecithaal ei: inaequale klieving
- Vogel: telolecithaal ei: veel dooiermateriaal
- Klievingsdelingen nematode: C. Elegans
o Hij is doorzichtig
o Weinig dooiermateriaal omdat ontwikkeling heel snel is: weinig nodig om van te
groeien
o AB cel en P1 cel
AB (anterior) is voorlopercel
P1 (posterieur) is stamcel: vormt elke keer een voorlopercel en nieuwe
stamcel
Mesodermale structuren
EMS: E voor endoderm, M voor mesoderm
o Holte tussen cellen ontstaat: blastocoel
Blastocoel laat beweging toe
o Blastoporus (oermond) ontstaat als ..
o Vorming darmbuis uit endodermale cellen, omgeven door blastocoel:
pseudocoeloom
- Klievingsdelingen amfibie
o Middelmatige hoeveelheid dooiermateriaal, niet gelijkmatig verdeeld
Dooiermateriaal bemoeilijkt klieving
Animaal: veel kleine cellen: micromeren: toekomstige ectodermale zijde
Vegetatief: weinig grote cellen: macromeren: toekomstige endodermale
zijde
o Centraal in het embryo ontstaat extracellulair vocht: blastocoel ontstaan: nu blastula
stadium
- Gastrulatie amfibie
o Cellen stromen als een heel lint naar binnen (niet individueel)
Nu mesoderm gevormd
De kant waar de cellen naar binnen stromen noem je de dorsale lip. Loopt
van oermond tot oerdarm
o Na een tijdje ook ventraal en laterale instroming van cellen
o Naarmate de … verdwijnt de blastocoel
- Klievingsdelingen vogel
~3~