Samenvatting onderzoek en statistiek
H1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Hoofdstuk 1
1.1
Onderzoek:
Doelgerichte activiteit om (voor het helpen oplossen van een onderkend probleem) kennis op te
doen die nieuw is.
Onderzoek is er altijd op gericht om tot ware uitspraken te komen, dus zoveel mogelijk in
overeenstemming met de werkelijkheid.
Uitspraken
Verklaring: Een bewering waarin aan één of meerdere objecten een eigenschap of toestand wordt
toegeschreven.
Vb: ‘Jan is ziek’ of ‘ Bomen hebben een stam’
Algemene uitspraak: Gaat niet over één object (Jan) maar is minder specifiek. Dus over een boom in
plaats van een bepaalde soort boom, of over mensen in plaats van over Jan.
Uitspraken moeten gebaseerd zijn op waarnemingen en moeten betrekking hebben op de
werkelijkheid (empirie).
Dus niet: Onderzoek doen naar de zin van het leven.
1.2
Onderzoek langs wetenschappelijk verantwoorde weg
Moet voldoen aan de volgende eisen:
- Objectiviteit: Om tot ware uitspraken te komen is het belangrijk dat onderzoekers zoveel mogelijk
afzien van hun eigen meningen, oordelen, vooroordelen, wensen en overtuigingen. Dus de
werkelijkheid zelf laten spreken en deze dus accepteren zoals die zich aan hen voordoet.
- Controleerbaarheid: Onderzoekers moeten open zijn over de methoden die men kiest, de
redeneringen die men volgt, de manier waarop alles verloopt en de resultaten die men vindt.
- Herhaalbaarheid: Een onderzoek moet zo worden opgezet dat anderen het in principe kunnen
overdoen, en daarmee kunnen nagaan of de resultaten gelijk zijn. De resultaten zijn dan
reproduceerbaar.
- Systematische werkwijze/systematiek: Onderzoekers moeten proberen consequent te zijn en
steeds oog te houden op de onderlinge samenhang binnen datgene waar ze mee bezig zijn.
Praktisch relevant:
Een onderzoek is praktisch relevant als men een beslissing neemt of wil nemen op basis van de
onderzoeksresultaten.
Vb: Door te onderzoeken wat werknemers van hun arbeidsomstandigheden vinden, kunnen
maatregelen worden getroffen ter verbetering van die omstandigheden.
1.3
Methodologie:
De methodologie levert de regels en technieken om wetenschappelijk verantwoord onderzoek te
doen, zodat dit leidt tot ware, algemene uitspraken over de werkelijkheid. Ook heeft de
methodologie een begrippenkader, waardoor degenen die zich bezig houden met onderzoek
‘dezelfde taal spreken’. Dit verhoogt de controleerbaarheid van onderzoeksresultaten.
,Kwalitatief Kwantitatief
Kwalitatief onderzoek: Hiermee probeert men vooral de aard en de betekenis van verschijnselen te
achterhalen. Kwalitatieve onderzoekers moeten daarom vooral interpreterend te werk gaan.
Vb: Onderzoek om na te gaan hoe processen verlopen of welke motieven mensen hebben voor hun
handelen.
Kwantitatief onderzoek: Hiermee worden met name de hoeveel- en hoe groot-vragen beantwoord.
Men probeert de te onderzoeken verschijnselen zoveel mogelijk in cijfers en aantallen uit te drukken.
Vb: Onderzoek naar hoeveel mannen weleens naar het café gaan, of in hoeverre het gebruik van
visoliecapsules de kans op een bepaalde kwaal verandert.
1.4
Deterministische- Probabilistische uitspraken
Deterministische uitspraken: Nauwkeurige en algemeen geldende uitspraken. Deze kunnen soms
zelfs geformuleerd worden in ‘wetten’.
Een deterministische uitspraak stelt je in staat om over elk individueel geval iets met zekerheid te
zeggen.
Probabilistische uitspraken: Uitspraken waarin kans en toeval een rol spelen. Je komt in de resultaten
van dit onderzoek dan ook vaak termen als ‘gemiddeld’, ‘meer’, ‘zoveel kans op’, ‘beter’ etc. tegen.
Een probabilistische uitspraak geeft geen zekerheid over elk individueel.
Vb: ‘Blikjes soep van merk X bevatten gemiddeld negen balletjes’ of ‘Tachtig procent van de
sportleraren klaagt over gebrek aan beweging bij de schooljeugd’
Een probabilistische uitspraak is dus wel algemeen in de zin dat ze afzonderlijke gevallen overstijgt,
maar niet algemeen in de zin dat ze een voor elk individu geldende waarheid behelst.
1.5
Oneigenlijke motieven om onderzoek te doen
Door oneigenlijke motieven van opdrachtgevers, die zij bewust of onbewust kunnen hebben, kan
men door een praktisch relevant onderzoek niet meer altijd een verantwoordelijke beslissing nemen.
Uitstel van een moeilijke beslissing: Doordat beslissen neerkomt op het afwegen van voors en tegens
ervaart degene wie verantwoordelijk is voor de beslissing spanning en stelt hierdoor de beslissing het
liefst uit of negeert het probleem gewoon.
Het eigen gelijk bevestigen: Soms wordt er onderzoek gedaan om een verschil van mening op te
lossen. Maar de ‘verliezer’ zal niet altijd de onderzoeksresultaten geloven.
Ondersteunen van een toch al genomen beslissing: Soms wordt er toch ergens onderzoek naar
gedaan terwijl er al een beslissing is genomen. Men hoopt, of is ervan overtuigd, dat het onderzoek
een betere onderbouwing van de beslissing biedt.
Hopen op een wonder: Soms hopen mensen dat uit een veelheid van feiten, gegevens en informatie
vanzelf een keuze komt rollen. Maar een beslissing wordt genomen op basis van meer dan alleen
aantoonbare feiten. Dus ook al beschikt men over gegevens, dan nog zal men zelf een beslissing
moeten nemen.
Status verhogen: Wie zich bezighoudt met onderzoek of daar opdracht toe geeft, maakt daarmee
duidelijk dat hij ‘niet van de straat’ is. Alleen om op te vallen/status te verhogen doen sommigen
onderzoek.
,Pappen en nathouden: Het doen van onderzoek kan, vooral in de politiek, soms de functie hebben
om aandacht te schenken aan bepaalde problemen of doelgroepen, zonder dat daar nu (direct) iets
aan gedaan hoeft te worden. Zo’n onderzoek levert niet tastbaars op, maar de betrokkenen kunnen
niet zeggen dat ze geen aandacht voor hun problemen krijgen.
Vb: Kunstenaar demonstreren omdat zij vinden dat ze in een onmogelijke financiële positie zijn
geraakt, de staatssecretaris kan dan toezeggen een onderzoek in te stellen naar de
leefomstandigheden van kunstenaars.
Verantwoordelijkheid ontlopen of maskeren: Als ergens onderzoek naar gedaan is kan men zeggen
dat uit onderzoek blijkt dat de genomen beslissing belangrijk is, in plaats van toe te geven dat men
zelf deze beslissing wil nemen. Zo ontloopt men de verantwoordelijkheid voor een bepaalde keuze.
1.6
Het onderzoeksproces
Het onderzoeksproces is een in herkenbare elkaar logisch opeenvolgende fasen verlopend geheel
van activiteiten ten behoeve van een onderzoek.
Dus fasen waarin activiteiten staan beschreven die van belang zijn voor het onderzoek, in een
logische volgorde beschreven.
De verschillende fasen binnen het onderzoeksproces:
Fase 1; Formuleren van de probleemstelling:
Om onderzoek te kunnen doen is het belangrijk om van te voren te weten op welke vraag je precies
antwoord wilt weten.
Na het formuleren van een probleemstelling is het belangrijk om te kijken wat er al bekend is over
het onderwerp van onderzoek. Hieruit kan blijken dat het onderzoek, of een deel hiervan al eerder is
uitgevoerd. Dit kan leiden tot nieuwe onderzoeksvragen, de onderzoeker kan gebruik van methoden
die een ander al ontwikkeld heeft en de onderzoeker kan leren van de fouten van de voorgangers.
Fase 2; Ontwikkelen van de onderzoeksopzet:
In deze fase bedenkt de onderzoeker een plan om antwoord te krijgen op zijn vraag; hij ontwikkelt de
opzet van zijn onderzoek. Om fouten te vermijden en controle te houden over het onderzoek vinden
methodologen het belangrijk om de onderzoeksopzet vooraf te bedenken. Zo voorkomt men dat
onvoorziene omstandigheden het onderzoek verzieken en ondoordachte noodoplossingen voor
onverwachte problemen de resultaten beïnvloeden.
Fase 3; Verwerven van gegevens:
In deze fase moet de onderzoeker gegevens zien te krijgen over het onderwerp van zijn
probleemstelling. Er zijn vele manieren om aan gegevens te komen, maar er zijn ook vele dingen
waarop gelet moet worden bij het verwerven van gegevens.
Fase 4; Verwerken van gegevens:
Als de onderzoeker de nodige gegevens binnen heeft, moet hij ze zo overzichtelijk samenvatten en
rangschikken dat hij er conclusies uit kan trekken. In deze fase gaat het dus vooral om statistiek.
Fase 5; Interpreteren van gegevens; conclusies trekken:
In deze fase probeert de onderzoeker de gevonden verschijnselen met elkaar in verband te brengen
en ze te verklaren.
Dus: Welk antwoord kan de onderzoeker geven op de in de probleemstelling geformuleerde vraag?
, Fase 6; Rapporteren:
Resultaten en bevindingen worden altijd gedeeld door onderzoekers. Zij rapporteren hun ervaringen
aan hun collega’s, opdrachtgever, universiteit, of aan andere geïnteresseerden.
In een rapportage neemt de onderzoeker ook een evaluatie van het onderzoek mee: Is hij werkelijk
te weten gekomen wat hij voor ogen had? Is dat niet het geval, dan zal hij nagaan waarom hij geen
bevredigend antwoord op zijn vraag heeft gekregen. Eventueel zal hij nog zijn probleemstelling
opnieuw formuleren of een nieuwe onderzoeksstrategie ontwerpen.
Ook ‘mislukte’ onderzoeken moeten gepubliceerd worden, zo kunnen anderen zich de moeite van
een soort gelijk onderzoek besparen, of proberen het op een andere manier wel te doen ‘slagen’.
Als het onderzoek wel ‘geslaagd’ is zal hij aanbevelingen voor beslissingen in de praktijk geven. Ook
blijkt vaak dat door het onderzoek nieuwe vragen zijn ontstaan.
1.7
De probleemstelling van een onderzoek
Doelstelling Probleemstelling
Waarom onderzoek je Wat onderzoek je
Doelstelling:
Hetgene wat je wil bereiken met het onderzoek.
Probleemstelling:
De vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven
- Altijd in vraagvorm
- Concreet zijn
- Wees scherp
- Wees niet dubbelzinnig
Wat niet te doen bij het formuleren van een probleemstelling:
Geen oordelen vragen:
Niet: Zijn er voldoende ingenieurs in Zuid-Afrika?
Maar: Zijn er in Zuid-Afrika minder ingenieurs per 100 000 inwoners dan in Nederland?
Geen voorschriften vragen:
Niet: Wat moeten we doen aan de problemen van daklozen?
Maar: Welke problemen ondervinden daklozen?
Waarom en waardoor vragen bij voorkeur vermijden:
Niet: Waardoor ontstaan hartklachten?
De mogelijke oorzaken van hartklachten kunnen zelden of nooit allemaal tegelijk onderzocht
worden.
Maar: Is er een samenhang tussen roken en het optreden van hartklachten?
Een onderzoeker moet dus al een beeld hebben van oorzaken of redenen voordat het eigenlijke
onderzoek daarnaar plaatsvindt.