Inleiding Recht
Voor de Ondernemer
Samenvatting door Arwin Basdew
Student Rechten | Saxion Hogeschool
Gepubliceerd Versie
mei 2019 1.1
Deze samenvatting omvat het volgende aan studieliteratuur:
J.W.J. Fiers en L. Oosterhout – Praktisch Bedrijfsrecht (p. 174-175)
S.S.M. Rutten – Praktisch Ondernemingsrecht (p. 13-22)
S.S.M. Rutten – Praktisch Ondernemingsrecht (p. 24-26)
S.S.M. Rutten – Praktisch Ondernemingsrecht (p. 41-45)
T&C: D.W.F. Verkade, ‘Commentaar op art. 1 Hnw’, in: P.G.F.A. Geerts & D.J.G. Visser
J.L. van de Streek, ‘Cursus Belastingrecht Vpb.1.0.3.B.b4’
A.M.M.M. van Zeijl - De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht Deel 2 (p. 33-51)
Asser 7-VII Maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap 2017 (nr. 6, 7, 12,
28, 31, 36, 39)
C.L. Koppenol – Ondernemingsrecht en Faillissementsrecht (H5)
J. Keizer – Bedrijf & Recht (H4)
J.W.J. Fiers en L. Oosterhout - Praktisch Bedrijfsrecht (H9)
J. Keizer – Bedrijf en internationaal privaatrecht
, J.W.J. Fiers en L. Oosterhout – Praktisch Bedrijfsrecht (p. 174-175)
9.4.1 Wat is handelsnaamrecht?
I
n tegenstelling tot het merkenrecht gaat het er bij de handelsnaam niet om het ene product van het andere
te onderscheiden, maar om de hele organisatie. De handelsnaam is de naam waaronder de onderneming
wordt gedreven. Niet iedere naam mag zo maar gebruikt worden voor een onderneming. De regels
hieromtrent staan in de Handelsnaamwet (Hnw). Die stelt dat ondernemers in principe vrij zijn om een naam
te kiezen, maar dat de naam wel voldoende onderscheidend moet zijn. Dit criterium was bij het merkenrecht
ook al van belang. Het houdt in dat soortnamen ook voor een handelsnaam niet zijn toegestaan. Als een bakker
zijn zaak ‘de bakkerij’ wil noemen kan dit verwarring opleveren bij de consument. Als de bakker zijn eigen
naam ervoor zet, dan kan het weer wel. Een handelsnaam moet kunnen worden uitgesproken om bescherming
te verkrijgen; daarin verschilt het van het recht op een merk.
9.4.2 Aanvraagprocedure
Een handelsnaam hoeft om bescherming te krijgen niet te worden ingeschreven in het Handelsregister. M.b.t.
de intellectuele eigendomsrechten1 staat de bescherming los van de inschrijving. De bescherming vangt aan
op het moment dat de handelsnaam gebruikt wordt in het handelsverkeer, niet ingeschreven namen die
worden gebruikt worden dus ook beschermd door de Hnw. Ook houdt het in dat handelsnamen die wél zijn
ingeschreven, maar (nog) niet gebruikt worden, niet beschermd worden. Inschrijving in het Handelsregister is
uiteraard wel een sterke aanwijzing dat de naam gebruikt wordt en alleen al daarom zeer aan te raden voor de
startende ondernemer. Indien een ondernemer het oneens is met een gevoerde handelsnaam i.v.m. strijd met
de Hnw, dan staat de weg naar de rechter open. Die oordeelt of er sprake is van een inbreuk of niet.
In beginsel geeft het Nederlandse Handelsnaamrecht geen internationale bescherming. Het blijft beperkt tot
het gebied waar de naam gebruikt word, regionaal dan wel landelijk. Een buitenlandse onderneming kan hier
wel zó bekend zijn, dat hij onder het Nederlandse handelsnaamrecht valt en op die manier dus bescherming
geniet. Voor Nederlandse bedrijven in het buitenland kan hetzelfde gelden (afhankelijk v/h rechtssysteem).
Om zeker te zijn van een ruime bescherming in het buiteland verdient het de aandacht om de handelsnaam als
merk te laten deponeren.
9.4.3 Beschermingsomvang en -duur
Centraal staat dat de gekozen handelsnaam geen verwarring of misleiding mag veroorzaken bij het publiek.
Gedacht kan worden aan het volgende:
• In de handelsnaam mag niet onterecht een verkeerde rechtsvorm worden gebruikt (art. 4 Hnw). Bijv.
bij een vof achter de handelsnaam bv zetten mag niet.
• In de handelsnaam mag niet de persoonlijke naam van een ander worden gebruikt (art. 3 Hnw).
• In de handelsnaam mag niet een geregistreerd merk worden gebruikt of een naam die met een
bestaand merk kan worden verward (art. 5a Hnw). Een startende ondernemer mag zijn bedrijf dus
niet bijv. ‘Snickers vof’ noemen. De houder van een merkenrecht wordt beschermd tegen inbreuken,
dat geldt dus ook voor het gebruik van een merk in een handelsnaam.
• Verwarring of misleiding kan tevens ontstaan door het voeren van exact dezelfde naam als een al
bestaande onderneming of als de naam daarmee veel gelijkenis vertoont (art. 5 en 5b Hnw), Of
verwarring mogelijk is wordt beoordeeld door twee handelsnamen te vergelijken en te beoordelen
op:
1. Spelling en uitspraak: lijken de handelsnamen op elkaar en/of wordt de naam hetzelfde
uitgesproken?
2. Plaats: zijn het lokale ondernemingen of heeft een van de twee regionale of wellicht
landelijke dekking?
3. Doelgroep en branche: zitten de ondernemingen in dezelfde branche en richten ze zich op
dezelfde doelgroep?
In zijn algemeenheid geldt dat bescherming net zo lang duurt als de onderneming wordt gedreven.
1
Intellectueel eigendomsrecht (afgekort IE) is de verzamelnaam voor rechten op intellectuele rechten; bijv. muziek en teksten.
Zie blz. 28 van deze samenvatting.
Inleiding recht voor de ondernemer | 2
, S.S.M. Rutten – Praktisch Ondernemingsrecht (p. 13-22)
1. Introductie op het ondernemingsrecht
Het ondernemingsrecht omvat alle in Nederland voorkomende bedrijven en organisaties, winstgericht of niet.
Deze kunnen in verschillende juridische modellen worden gegoten, die rechtsvormen worden genoemd
(verder besproken in 1.2).
1.1 Het ondernemingsrecht binnen het Burgerlijk Wetboek
Het begrip onderneming heeft binnen het vermogensrecht geen vaste definitie. Als juridische entiteit is de
onderneming onbekend; het is slechts een economisch begrip. Het verschijnt dan ook onder meerdere
definities in verschillende wetten. Vgl. bijv. art. 1 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) met art. 2 van
het Handelsregisterbesluit. Zoals ook in het Handelsregisterbesluit, valt veelal onder de definitie dat de
organisatie winstgericht dient te zijn. Hierdoor wordt ook wel gemeend dat het ondernemingsrecht slechts
winstgerichte bedrijven betreft. Als in dit boek gesproken wordt over het drijven van een onderneming wordt
inderdaad een commerciële, winstgerichte organisatie bedoeld. Echter, wanneer het gaat om het
ondernemingsrecht, wordt de definitie van de WOR gehanteerd. Het ondernemingsrecht omvat in dit boek
dus alle rechtsvormen die in de Nederlandse of Europese wet geregeld zijn, ook indien zij geen (winstgerichte)
onderneming drijven (zoals de stichting).
1.1.1 Rechtspersonen en rechtssubjecten
Het ondernemingsrecht valt onder het privaatrecht en is geregeld in meerdere wetten, mede naargelang het
soort rechtsvorm. Hierbij worden twee categorieën onderscheiden: rechtspersonen en niet-rechtspersonen.
Dit onderscheid is van belang vanwege de gevolgen die het zijn van rechtspersoon heeft. Onder Nederlands
recht zijn namelijk niet alleen mensen (natuurlijke personen) rechtssubject, maar ook rechtspersonen. Een
rechtssubject is drager van rechten en plichten. Dat betekent simpelweg dat hij zaken in eigendom kan hebben,
dat het recht erkent dat zaken van hem kunnen zijn en dat hij schulden kan hebben. Anderzijds betekent dit
dat hem verplichtingen kunnen worden toegerekend. Een rechtsobject is datgene waarop een rechtssubject
recht kan hebben; bijv. goederen.
Ondernemingen hebben volgens art. 2:3 een vorm van persoonlijkheid, namelijk rechtspersoonlijkheid, en
daarom worden zij rechtspersonen genoemd. Rechtspersonen worden op grond van art. 2:5 gelijkgesteld met
natuurlijke personen, voor wat het vermogensrecht betreft. Alle rechtspersonen zijn geregeld in BW 2. Zowel
de natuurlijke persoon als de rechtspersoon is als rechtssubject vervolgens rechtsbevoegd; bevoegd en vrij tot
het genot van burgerlijke rechten (art. 1:1). Rechtsbevoegdheid heeft bijv. betrekking op de mogelijkheid om
rechtshandelingen te verrichten, overeenkomsten te sluiten, schulden aan te gaan etc. Slaven waren vroeger
rechtsonbevoegd, dus geen rechtssubject, maar rechtsobject.
Naast rechtspersonen bestaan er in Nederland ook personenvennootschappen, zoals de maatschap en de
vennootschap onder firma (vof), en er is de veelvoorkomende eenmanszaak. Op dit moment zijn geen van deze
soorten rechtsvormen rechtssubject. Ook dieren zijn nimmer rechtssubject. Nu de personenvennootschappen
en de eenmanszaak geen rechtspersonen of natuurlijke personen zijn, hebben ze geen rechtsbevoegdheid. De
functionarissen binnen deze rechtsvormen zijn uiteraard als natuurlijke personen wel rechtssubject en zullen
zodoende in beginsel gezamenlijk de rechten en plichten binnen de onderneming dragen.
Zoals gesteld worden rechtspersonen voor wat het vermogensrecht betreft gelijkgesteld met mensen. Het
personen- en familierecht van BW 1 is vanzelfsprekend niet aan de orde. Voor het speelt buiten BW 2 in beginsel
slechts het vermogensrecht een rol. Zij kunnen bijv. een overeenkomst sluiten en daarmee het eigendom
krijgen van iets (art. 5:1). Alle boeken van het BW m.b.t. het vermogensrecht kunnen in beginsel dus wel van
toepassing zijn op rechtspersonen. Ook kan een rechtspersoon bijv. een onrechtmatige daad plegen (art. 6:162).
Rechtspersonen zijn rechtssubjecten en worden daardoor vermogensrechtelijk gelijkgesteld met natuurlijke
personen, maar zullen altijd d.m.v. natuurlijke personen (zoals bestuurders of vennoten) dienen te
functioneren. BW 1 vindt dus soms wel zijn toepassing door de aanwezigheid van personen. De rol van de
functionarissen is daarbij uiteraard sterker bij rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid, aangezien de
onderneming dan geen zelfstandig drager van rechten en plichten is, en dus geïdentificeerd wordt met haar
functionarissen. Als een functionaris van een eenmanszaak overlijdt, is daarmee in beginsel de eenmanszaak
Inleiding recht voor de ondernemer | 3
, ook ten einde, terwijl bij het overlijden van een functionaris van een bv, deze bv als rechtssubject in beginsel
blijft voortbestaan.
Functionarissen binnen rechtsvormen
Bestuurders (bij Vennoten (bij Maten (bij Commissarissen Procuratiehouder Eigenaar (bij
rechtspersonen) personenvenn personenvenn (met name bij grote (bij eenmanszaak)
ootschappen) ootschappen) rechtspersonen) rechtspersonen)
Figuur 1 - Functionarissen
1.1.2 Soorten rechtspersonen (incl. 1.2.1)
In Nederland komen zes soorten privaatrechtelijke rechtspersonen voor:
• De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv)
Een rechtspersoon met eigen kapitaal, dat d.m.v. het uitgeven van aandelen is verkregen. Dient te
worden opgericht met een notariële akte, waarin statuten worden opgenomen. Een zeer populaire
rechtsvorm vanwege de beperking van de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders en
aandeelhouders. Deze rechtsvorm moet zich inschrijven bij de KvK. Er bestaan alleen aandelen op
naam en daardoor kan de bv geen beursgang maken. Aandeelhouders storten geld in de bv in ruil
voor stem- en winstrecht. Ook kunnen er bij de bv stem- of winstrechtloze aandelen worden
uitgegeven.
• De naamloze vennootschap (nv)
Net als de bv een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, maar de nv heeft wel een
verplicht minimumoprichtingskapitaal. Ze wordt op dezelfde wijze als de bv opgericht en eveneens
ingeschreven bij de KvK. De aandelen kunnen op naam of aan toonder zijn, en met laatstgenoemde
aandelen kan een beursgang worden gemaakt. Er bestaan geen stem- of winstrechtloze aandelen.
• De coöperatie
Een verenigingsvorm waarbij een ledenorgaan verplicht is. Gericht op winst en heeft als doel het
voorzien in stoffelijke behoefte van leden door het sluiten van overeenkomsten met hen. De
coöperatie dient bij de notaris te worden opgericht en ook te worden ingeschreven bij de KvK. De
bestuurders zijn in beginsel niet aansprakelijk en het is mogelijk dat de aansprakelijkheid van leden
ook wordt beperkt of uitgesloten, zoals bij de bv en nv.
• De onderlinge waarborgmaatschappij (OWM)
Hetzelfde als de coöperatie, behalve dat ze als doel moet hebben dat ze met haar leden
verzekeringsovereenkomsten sluit.
• De vereniging (uitgesplitst in twee soorten: formeel en informeel)
Een rechtspersoon met leden die een ander doel heeft dan de coöperatie en de OWM, en die niet is
gericht op winst. Ze mag behaalde winst niet uitkeren aan leden. Een vereniging kan met notariële
akte worden opgericht, waardoor ze een formele vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid; in
dat geval geldt een verplichte inschrijving bij de KvK. Als ze zonder notariële akte is opgericht, is de
vereniging informeel en daarmee beperkt rechtsbevoegd. Inschrijving bij de KvK is dan optioneel.
Een vereniging kan een onderneming drijven, maar dat hoeft niet.
• De stichting
Een rechtspersoon met in beginsel slechts één orgaan en heeft, in tegenstelling tot de vereniging, een
ledenverbod. Net als de vereniging is ze niet gericht op winst. Ze mag behaalde winst niet uitkeren
aan de bestuurders of anderen, behalve wanneer de uitkering van ideële of sociale aard is. Ook een
stichting kan een onderneming drijven. Een stichting wordt opgericht d.m.v. een notariële akte en
moet worden ingeschreven in het Handelsregister.
Inleiding recht voor de ondernemer | 4