Fresh begrippen.
H1: wat is normaal
1. Dominant mensbeeld: Dit verwijst naar het overheersende idee of
de heersende opvatting over wat het betekent om mens te zijn
binnen een bepaalde cultuur, maatschappij of tijdperk. Het omvat de
algemene overtuigingen, waarden en normen met betrekking tot
menselijke aard, capaciteiten en rollen.
2. Nachtwakerstaat: Een concept uit de politieke filosofie dat verwijst
naar een staat die zich beperkt tot het handhaven van de orde en
veiligheid, en minimale inmenging heeft in economische en sociale
zaken. Het idee is dat de staat zich voornamelijk moet richten op het
beschermen van de individuele vrijheden en eigendomsrechten,
terwijl andere aspecten van het leven aan de markt of individuen
worden overgelaten.
3. Verzorgingsstaat: Dit is een staatsvorm waarbij de overheid
verantwoordelijk is voor het welzijn van haar burgers door middel
van sociale programma's en voorzieningen, zoals gezondheidszorg,
onderwijs, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen. Het idee is om
sociale rechtvaardigheid en gelijkheid te bevorderen door middel
van collectieve voorzieningen.
4. Neoliberalisme: Neoliberalisme is een economische ideologie die
pleit voor vrijemarktkapitalisme, privatisering, deregulering en
vermindering van overheidsbemoeienis in economische
aangelegenheden. Het legt de nadruk op individuele vrijheid,
concurrentie en economische groei, en ziet de markt als de meest
effectieve manier om welvaart te creëren en sociale problemen aan
te pakken.
5. Burgerschap: Dit verwijst naar het lidmaatschap van een politieke
gemeenschap, met bijbehorende rechten, plichten en
verantwoordelijkheden. Het omvat participatie in het politieke
proces, naleving van wetten en normen, en betrokkenheid bij het
gemeenschapsleven.
6. Defectparadigma: Dit is een benadering die zich richt op
problemen, tekortkomingen en gebreken in individuen of systemen,
vaak zonder rekening te houden met hun context of potentieel voor
groei en ontwikkeling.
7. Ontwikkelingsparadigma: In tegenstelling tot het
defectparadigma, legt het ontwikkelingsparadigma de nadruk op
groei, verbetering en het realiseren van potentieel, zowel op
individueel als op maatschappelijk niveau.
8. Burgerschapsparadigma: Dit is een benadering die zich richt op
het begrijpen en bevorderen van actief en verantwoordelijk
burgerschap, inclusief de rechten, plichten en betrokkenheid van
individuen in een samenleving.
9. Publiek/privé moraal: Dit zijn ethische normen en waarden die
van toepassing zijn op respectievelijk openbare en private sferen
van het leven. Publieke moraal verwijst naar normen die gelden voor
interacties en besluitvorming in de publieke ruimte, terwijl privé
, moraal betrekking heeft op normen die gelden voor persoonlijke
relaties en individueel gedrag.
10. Brede/smalle moraal: Dit verwijst naar de reikwijdte van
ethische overwegingen. Een brede moraal houdt rekening met
verschillende belangen, perspectieven en consequenties, terwijl een
smalle moraal zich vaak beperkt tot specifieke normen of waarden
zonder bredere context in overweging te nemen.
11. Waarde: Een waarde is een principe of overtuiging die als
belangrijk of wenselijk wordt beschouwd. Waarden vormen de basis
voor ethische besluitvorming en gedrag, en kunnen variëren tussen
individuen, culturen en samenlevingen.
12. Norm: Een norm is een regel of standaard die bepaalt wat als
acceptabel of gepast wordt beschouwd binnen een bepaalde context
of gemeenschap. Normen kunnen zowel expliciet als impliciet zijn en
hebben invloed op gedrag, interacties en sociale verwachtingen.
13. Deugd: Deugden zijn positieve karaktereigenschappen of
kwaliteiten die worden gewaardeerd binnen een samenleving, zoals
eerlijkheid, moed, vriendelijkheid en rechtvaardigheid. Ze vormen de
basis voor moreel en ethisch handelen en worden vaak gezien als
essentieel voor een goed leven.
14. Ethiek: Ethiek is de studie van moraal en morele principes,
inclusief de analyse van concepten zoals goed en kwaad,
rechtvaardigheid, plicht, deugd en verantwoordelijkheid. Het omvat
ook het proces van ethische besluitvorming en het rechtvaardigen
van morele oordelen.
15. Beroepsethiek: Dit verwijst naar de ethische normen,
principes en gedragscodes die van toepassing zijn binnen specifieke
beroepen of vakgebieden. Beroepsethiek richt zich op de
verantwoordelijkheden van professionals tegenover hun cliënten,
collega's, de samenleving en henzelf, en omvat vaak richtlijnen voor
professioneel gedrag en integriteit.
Moreel dilemma:
Wat moet je doen als pedagoog in een bepaalde casus, ingrijpen of niet
Wat wordt er van je verwacht?
Vraag je af wat je van het gedrag vindt, van de situaties en wat normaal is, en wat ik normaal
vind. Je moet je bewust zijn dat iedereen op een bepaalde manier kijkt naar wat normaal is.
De mens is verantwoordelijk en doet mee.
Er is ook een gedachten als samenleving over hoe de zorg in elkaar zou zitten”
Dominant mensbeeld:
Het is een dominanten gedachte van wat je denkt dat iedereen in de samenleving ongeveer
denkt van hoe een mens zou moeten zijn.
Wat is het dominant mensbeeld van onze samenleving:
,Dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun eigen “geluk”, dat de mensen goed voor zichzelf
moeten zorgen. Iedereen doet dat op zijn eigen manier maar wij als samenleving gaan
ervanuit dat iedereen dit moet doen.
Paradigma:
Dat is een gedachten die we allemaal denken van hoe wij aan het werk zijn. Wat vinden wij
normaal. Een bepaalde kijk naar de samenleving.
Een manier van kijken naar een kwestie die we in deze tijd hebben waardoor je een helemaal
andere dingen niet ziet. Het vormt onze blik.
Als pedagoog kom je voor morele dilemma’s te staan waarbij wij een inschatting maken van
wat normaal is, wat de samenleving verwacht van mensen en hoe kijken we aan tegen
hulpverlening in de samenleving.
Je kan kijken naar de geschiedenis zodat je blik wat breder wordt, om te kijken naar het nu
ben je geneigd de vinden wat iedereen vind. Als je kijkt naar vroeger kan je beter vergelijken.
Nachtwakerstaat: De rechten en plichten van de staat waren enkel naar het leger en de
politie, niet naar de burgers toe, of je een woning had etc. Als je bijvoorbeeld gehandicapt was
dat werd je gezien als iets wat niet goed was en werd je bijvoorbeeld opgesloten. Niet
iedereen in de maatschappij was gelijk en kon meedoen. Vrouwen mochten niet stemmen en
als je geen geld had werd je ook niet mee geteld. Alleen rijke mannen.
Defectparadigma: mensen die erbij hoorden (rijken mannen) mochten kiezen en de andere
deden niet mee want die waren volgens de staat “kapot” omdat ze geen geld hadden waren ze
bijvoorbeeld lui en mochten ze niet mee kiezen.
De manier van de kijk naar mensen in de 19e eeuw was dat mensen er niet toe deden en niet
belangrijk waren als er iets met je was (arm, gehandicapt, vrouw, kind etc.). daarna ontstond
het liberalisme en unitarisme wat ervoor stond dat er werd gestreefd naar vrijheid.
Tijdlijn:
20e eeuw hier veranderen dingen omdat dit de eeuw was van de emancipatie. Dit begon bij de
vrouwenemancipatie omdat ze ook kiesrecht wilden. Vervolgens ontstond er ook arbeiders
emancipatie waarin ze meer zeggen wouden in de fabriek. De 20e eeuw noemen we de eeuw
van het kind omdat de aandacht voor kinderen en jongeren steeds groter is geworden. Ook
ontstond er de emancipatie van studenten en patiënten, vrouwen rechten voor conceptie.
Hier ontstaat het ontwikkelingsparadigma: je kan er iets aan doen en je kan jezelf
verbeteren. De burgers konden laten zien wie ze waren en waren ervan overtuigd dat je jezelf
kon verbeteren en emanciperen.
Hier werd de verzorgingsstaat geboren.
Verzorgingsstaat: zijn wetten en regels om de kwetsbare mensen te beschermen. We hebben
een regering die voor ons zorgt vanuit het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid
(20e eeuw)
Vanaf 1980 wordt dit een neo-liberalistische samenleving: hierbij is het idee dat de staat niet
zo groot moet zijn en niet met alle mensen moet bemoeien. Er moet een groot vertrouwen zijn
in het individu. Hierdoor worden bedrijven zoals energiebedrijven etc. particulieren bedrijven.
Van een liberale samenleving waarin de staat alle verantwoordelijkheid droeg was het teveel
geld voor de staat waardoor een neo liberalesamenleving ontstond zodat de burgers voor
elkaar moesten gaan werken en niet enkel de staat voor de burgers. Dit is een
participatiesamenleving waarbij de mensen het zelf moeten doen en de burgemeesters van
elke stad daar toezicht op moeten houden.
, Er ontstaat een participatiewet: waarbij mensen allemaal mee moeten kunnen doen met de
samenleving en als mensen een beperkingen hebben geven we vanuit de overheid suïcide aan
bedrijven om deze mensen aan te nemen. Maar dat doen bedrijven niet
Neoliberalisme: veel vertrouwen in particulier initiatief en weinig regering en staat. De
samenleving zoals hij nu is met al zijn nadelen.
In de 21 eeuw ontstaat het burgerschapsparadigma: wij kijken zo naar de burgers zodat
iedereen mee kan doen en alles is er dus opgericht dan iedereen burger mee kan doen. En de
burger is zelf verantwoordelijk voor hulpvragen en actief zijn. De wens van de overheid is een
participatiesamenleving, een samenleving waarin iedereen meedoet. Als pedagoog moet je
mensen helpen om op individueel niveau mee te kunnen doen.
Voorbeeld
Voor corona: was het normaal in de samenleving om bij feestjes lekker dicht bij elkaar te
zitten
Tijdens corona: wat het normaal om allemaal afstand van elkaar te houden
Dus wat we normaal verschilt per situaties
Moraal:
Is een idee over wat goed is.
Samenleving met een brede moraal: vroeger ging iedereen naar de kerk en als je de regels
van de kerk volgde was dat goed omdat iedereen dat deed was dat het brede moraal. De
samenleving is collectief en hebben dezelfde waarden en gedragen zich op dezelfde manier
wat betreft goed gedrag
Smalle moraal: iedereen heeft zijn eigen moraal, iedereen weet hoe hij zich moet gedragen
maar als samenleving is er veel verschil in wat iedereen goed vindt. Individualistische
samenleving.
H2 wat vind je normaal
1. Normatief mensbeeld: Dit verwijst naar een opvatting over hoe
mensen zouden moeten zijn of zich zouden moeten gedragen
volgens bepaalde normen, waarden of standaarden die binnen een
bepaalde samenleving of cultuur gelden.
2. Socialisatie en identiteitsvorming: Socialisatie is het proces
waarbij individuen leren en internaliseren van de normen, waarden,
gedragingen en sociale rollen die gelden binnen hun samenleving.