Samenvatting het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel
1. Meet interne en externe milieu
2. Integreert informatie van zintuigen
3. Coördineert gewilde en ongewilde reacties van andere orgaanstelsels
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (CZS) (hersenen en ruggenmerg) en het
perifere zenuwstelsel (PZS) (zenuwweefsel buiten het CZS).
Sensorische informatie wordt geregistreerd door zintuigen/receptoren en wordt doorgegeven aan
het afferente gedeelte (aanvoerend). Het CZS zendt vervolgens motorische impulsen via het
efferente gedeelte (afvoerend) naar spieren en klieren (effectoren).
Het efferente gedeelte wordt onderverdeeld
in het somatische zenuwstelsel (SZS) en het
autonome zenuwstelsel
(AZS)/visceromotorische systeem. Het
autonome stelsel zorgt voor automatische
en onwillekeurige regulering van glad
spierweefsel, hartspierweefsel, klieren en
vetweefsel. Het AZS is weer onder te
verdelen in het sympathische en
parasympathische zenuwstelsel die een
tegengestelde werking hebben (zie
afbeelding hiernaast).
,Neuronen
Zenuwweefsel bestaat uit neuronen (basiseenheden) en neuroglia (steunweefsel, deel hiervan werkt
ook als fagocyten).
± 10 miljoen sensibele neuronen (afferente neuronen) vormen het afferente gedeelte van het PZS.
Ze ontvangen informatie van zintuigcellen over het inwendig en uitwendig milieu via somatische
zintuigen:
1. Externe receptoren; aanraking, temperatuur, druk, reuk, zicht, evenwicht en gehoor.
2. Proprioceptoren; registreren positie en beweging van skeletspieren en gewrichten.
De viscerale/interne receptoren registreren activiteit van het spijsverterings-, ademhalings-,
bloedvaten-, uitscheidings- en voortplantingsstelsel en nemen verwijding, diepe druk en pijn waar.
± 0,5 miljoen motorische neuronen van het efferente gedeelte staan in verbinding met effectoren
(doelcellen). Somatische motorische neuronen staan in verbinding met de skeletspieren.
Visceromotorische neuronen staan in verbinding met glad spierweefsel, hartweefsel en klieren.
Schakelcellen (associatieneuronen)
20 miljard, bevinden zich in de hersenen en ruggenmerg. Zorgen voor het doorschakelen van
sensorische informatie en voor de coördinatie van motorische activiteit. Hoe complexer de reactie,
hoe meer schakelcellen er bij betrokken zijn.
Algemene structuur
Een neuron bestaat uit:
1. Een cellichaam
2. Verschillende dendrieten (vangen binnenkomende signalen op)
3. Eén lang axon (geleidt uitgaande signalen richting synapsknopen)
4. Synapsknop(pen), hier communiceert een neuron met een andere cel
Er zijn 3 typen neuronen:
1. Multipolair neuron; 2 of meer dendrieten, één axon. Meest voorkomende neuron. Alle
motorische zenuwcellen zijn multipolair.
2. Unipolair neuron; dendrieten en axon lopen in elkaar over, cellichaam ligt aan één zijde.
Meeste sensibele neuronen zijn
unipolair.
3. Bipolaire neuronen; zeldzaam, komen
voor in speciale zintuigen (zien, ruiken,
horen) en zijn het kleinst.
,Neuroglia (steunweefsel)
Er zijn 4 typen neurogliacellen:
1. Astrocyten; verrichten reparaties in beschadigde
zenuwweefsels en vormen raamwerk voor neuronen.
Voornaamste functie is chemische stoffen afgeven die
noodzakelijk zijn voor de bloed-hersenbarrière. Hierdoor
worden haarvaten van het CZS ondoorlaatbaar voor veel
(schadelijke) stoffen.
2. Oligodendrocyten; omwikkelen axonen waardoor een
schede wordt gevormd (myeline). Dit dient als
elektrische isolator en verhoogt snelheid van
actiepotentiaal langs het axon. Er zijn veel
oligodendrocyten nodig voor 1 axon. Openingen
hiertussen heten insnoeringen/knopen van Ranvier. Er zijn ook ongemyeliniseerde axonen.
Myeline vormt de witte stof. De grijze stof bestaat uit neuronen.
3. Microgliacelllen; fagocyterende cellen ontstaan uit witte bloedcellen. Sluiten
ziekteverwekkers en celfragmenten in.
4. Ependymcellen; bekleden het centrale kanaal van het ruggenmerg en de ventrikels van de
hersenen. De bekleding van dit epitheel wordt het ependym genoemd. In sommige delen
van de hersenen maakt het ependym cerebrospinale vloeistof (CSF) aan, op andere plekken
helpen trilharen bij de circulatie van deze vloeistof rond het CZS.
Neuronen bevatten een grote ronde celkern met een opvallend kernlichaam. De meeste neuronen
kunnen zich niet delen omdat er geen centriolen aanwezig zijn (organellen betrokken bij de
verplaatsing van chromosomen tijdens de mitose).
Er blijven neurale stamcellen aanwezig, maar deze zijn meestal niet actief (behalve in de neus en de
hippocampus).
Lichaampjes van Nissi = groepen ruw endoplasmatisch reticulum en vrije ribosomen zijn
verantwoordelijk voor de grijze kleur van de grijze stof.
, In het perifere zenuwstelsel zijn 2 typen
neurogliacellen aanwezig: de
satellietcellen (ondersteunen cellen in het
PZS, net zoals astrocyten in het CZS) en
Schwann-cellen. Deze cellen omgeven elk
axon buiten het CZS en het buitenste
oppervlak hiervan wordt neurilemma
genoemd. Een Schwann cel kan één
segment van één gemyeliniseerd axon
omvatten of meerdere ongemyeliniseerde
axonen (zie afbeelding hieronder).
Demyelinisatiestoornissen
Demyelinisatie is de progressieve
vernietiging van myelinescheden (zowel in
CZS als PZS). Het gevolg hiervan is verlies
van het gevoel en motorische aansturing
waardoor aangedane gebieden gevoelloos
en verlamd blijven. Bij multiple sclerose
(MS) zijn de oogzenuwen, hersenen en/of
het ruggenmerg aangetast. Andere
demyelinisatiestoornissen zijn vergiftiging
met zware metalen, difterie en het Guillain-Barrésyndroom.
Termen van de organisatie van neuronen
In het PZS:
Ganglia; verzamelingen van
cellichamen van neuronen.
Zenuwen; witte stof van PZS zijn
samengebundeld in zenuwen.
In het CZS:
Centrum; verzameling zenuwcellen met
gemeenschappelijke functie.
Kern; centrum met duidelijke
afgrenzing.
Hersenschors/neurale cortex; dikke
laag grijze stof die gedeelten
hersenoppervlak bedekken.
Hogere centra; meest complexe
integratiecentra en corticale gebieden
in de hersenen.
Baan; bundel van axonen die op
gezamenlijke plek ontspringen en een
gezamenlijke bestemming hebben.
Banen kunnen sensibel (opstijgend) en
motorisch (dalend) zijn.
Kolommen; bundels in ruggenmerg.
de zenuwimpuls