Samenvatting literatuur werkplaats sociale rechtvaardigheid
Hoofdstuk 2: mensenrechten als handelingskader voor het sociaal werk
Inleiding
Mensenrechten worden geconstrueerd: ze hebben wel een theologische of juridische basis maar ze
moeten telkens weer vormgegeven worden in een concrete context.
Sociaal handelen kan worden geordend in drie dimensies van handelen. Als eerste gaat het sociaal
handelen over het relationeel handelen, dit gaat over dat een sociaal werker handelt tussen
levenspraktijken van mensen, groepen of gemeenschappen. De sociaal werker verdiept zich in de
relaties van het individu. Ten tweede is het sociaal handelen een maatschappelijk handelen.
Intermenselijke activiteiten vinden plaats in een ruimere maatschappelijke context. Het is de ruimte
tussen het individu en de gemeenschap. Tot slot gaat het sociaal handelen ook over een rechtvaardig
handelen. Sociaal werkers streven naar realisatie van sociale rechtvaardigheid en menselijke
waardigheid.
2.2 mensenrechten als sociale constructies
Het idee dat mensenrechten sociale constructies zijn, houdt de erkenning in dat mensenrechten
worden gemaakt, worden vormgegeven, worden geconstrueerd door mensen. Mensenrechten als
sociale constructie stelt dus het handelingsvermogen van mensen zelf centraal, in het bijzonder van
sociaal werkers en de mensen waarmee ze werken.
2.3 bouwstenen voor een handelingskader
Het handelingskader van sociaal werkers bestaat uit verschillende bouwstenen. Deze bouwstenen
geven handvatten hoe mensenrechten in het sociaal werk kunnen worden geconstrueerd. Het is van
belang deze bouwstenen in samenhang tot elkaar te zien.
2.3.1 Systeemwereldgericht handelen
Alle instellingen, en bij uitbreiding al de systemen die een overheid of zelfs een samenleving
ontwikkelt, zouden we kunnen beschouwen als de systeemwereld. Systeemwereld is het geheel van
geïnstitutionaliseerde maatschappelijk hulpbronnen die noodzakelijk zijn voor de realisatie van
mensenrechten.
Voorbeeld: zo kan er wel een recht op onderwijs zijn, maar als er geen scholen zijn die als
maatschappelijke hulpbron dit recht verwerkelijken, betekent dit recht weinig.
Mattheuseffect: het verschijnsel dat rijken meer profiteren van bepaalde regelingen dan armen, ook
al is de betrokken regeling vaak juist bedoelt om het tegenovergestelde te bereiken.
Het bestaan van het fenomeen van het Mattheus effect toont aan dat het bij systeemwereldgericht
handelen om meer gaat dan enkel het al dan niet aanwezig zijn van maatschappelijke instituties of
met andere woorden het al dan niet aanwezig zijn van materieel-economische hulpbronnen.
Minstens even belangrijk blijkt de aanwezigheid van sociaal-culturele hulpbronnen, zoals het bezitten
van een sociaal netwerk, die een toegangspoort kunnen zijn naar materiële hulpbronnen, of het
hebben van vaardigheden om sociale relaties aan te gaan en uit te bouwen.
,De 5B’s van toegankelijkheid
1. Bruikbaarheid: ervaart de gebruiker het aanbod als ondersteunend? Is de ondersteuning met
andere woorden afgestemd op de vraag van de gebruiker?
2. Begrijpbaarheid: begrijpt de gebruiker de ondersteuning die geboden wordt en de manier
waarop men het probleem wil aanpakken?
3. Bereikbaarheid: is het aanbod gekend en is het nabij voor de hulpvrager?
4. Beschikbaarheid: is er een aanbod aanwezig en is dit aanbod aanspreekbaar voor de
problematiek die wordt aangemeld?
5. Betaalbaarheid: is het aanbod betaalbaar voor de gebruiker? Het kan ook gaan over de niet-
financiële kost van de dienstverlening, bijvoorbeeld de vraag of de privacy moet worden
opgegeven bij het krijgen van ondersteuning.
2.3.2 leefwereldgericht handelen
De leefwereld wordt gedefinieerd als de sociale, politieke, culturelere en historische achtergrond
waartegen subjectieve, menselijke ervaringen betekenis krijgen. Leefwereldgericht handelen gaat
dan om het aansluiting vinden en starten bij de problemen, de kwesties en de ervaringen die zich
voordoen in de dagelijkse realiteit, in de leefwereld van mensen.
Het leren kennen en leren begrijpen van de leefwereld gaat om zowel het leren kennen en leren
begrijpen van de fysieke leefomgeving, zoals bijvoorbeeld een wijk of buurt, maar ook de
symbolische leefomgeving.
Leefwereldgericht handelen richt zich eveneens op het maatschappelijk of collectief niveau. Dit kan
gaan over de fysiek- ruimtelijke leefomgeving, zoals de buurt of de wijk waarin mensen wonen en
leven, en waaraan betekenissen worden gelieerd. Tot slot richt leefwereldgericht handelen zich ook
tot het bredere waardesysteem dat een impact heeft op de concrete leefwereld van mensen. Zo
zullen culturele normen en waarden, zoals subculturen en hieraan gekoppelde waardenpatronen ene
gedragingen een invloed uitoefenen op de individuele leefwereld van mensen.
Methodische benaderingen van leefwereldgericht handelen
De presentiebenadering: laat zich omschrijven als een praktijk waarbij de sociaal weker zich
aandachtig en toegewijd naar de ander richt en zo leert zien wat er bij die ander op het spel
staat.
Vindplaatsgericht werken: is een methodiek afkomstig uit het jeugdwerk. De sociaal werker
beweegt zich naar daar waar de gebruikers leven en aanwezig zijn. Een vindplaatsgericht
werker hangt effectief rond op straat, zoekt gebruikers op waar ze zich bevinden en gaat in
gesprek met hen.
Outreachend werken: is een methodiek die dicht aanleunt bij de presentiebenadering. Het is
een methodiek waarbij actief ingezet wordt op het leggen van contact met de doelgroep, het
onderzoeken van de vragen en het motiveren en verwijzen van de doelgroep naar vormen
van hulpverlening.
Aanklampende hulpverlening: draait om vormen van hulpverlening die meer ‘pro-actief’ van
aard zijn. Het is eerder een visie dan een methodiek op zich en draait fundamenteel mom het
op een actieve wijze opsporen, benaderen en blijven contacteren van burgers. Dit vanuit de
overtuiging dat burgers zelf de stap nog niet kunnen of durven te zetten.
,Leefwereldgericht handelen heeft een uitgesproken dialogisch en participatief karakter. Het leren
kennen en leren begrijpen van de leefwereld van burgers en hierin vervolgens op ingrijpen vereis
immers voortdurende interactie en een houding van respect.
2.3.3 participatief handelen
Een mensenrechtenbenadering in het sociaal werk vormgeven kan alleen plaatsvinden door
participatief te handelen.
Participatief handelen gaat in eerste instantie over medezeggenschap over de wijze waarop kwesties
van menswaardigheid en sociale rechtvaardigheid worden gedefinieerd en hoe deze aangepakt
kunnen worden. Naast medezeggenschap, staat ook mede-actorschap centraal in participatief
handelen. Dit heeft betrekking op de mogelijkheid van mensen om zelf vorm te geven aan een
situatie of om te gaan met de situatie die zich aandient. Dit is nauw verwant aan het idee van
handelingsruimte of discretionaire ruimte.
Discretionaire ruimte: is de lezing of interpretatie die de sociaal werker, al dan niet in dialoog met
anderen, geeft aan regels, protocollen, contexten en dergelijke waarin hij/zij zich bevindt.
Gebruikers in het sociaal werk nemen vaak deel aan participatieve praktijken waarbij ontmoeting
centraal staat. Hierbij ligt de focus in eerste instantie op het belang van sociale interactie met
gelijkgezinden vanuit een behoefte aan erkenning en een gedeelde maatschappelijk positionering.
‘Participatief handelen ondersteunt mensen in maatschappelijk kwetsbare posities om
hen weer in de mogelijkheid te stellen de macht over hun eigen levenssituatie terug tee
winnen en hun leven en de samenleving vorm te geven .’
Participatie als doel gaat over het ondersteunen van mensen om zelfstandig te leren worden en
eigen verantwoordelijkheid te leren opnemen.
Participatie als middel gaat over het inzetten van allerhande participatiemethodieken om andere
doelstellingen te realiseren.
Participatie als uitgangspunt houdt in dat vertrokken wordt van het idee dat burgers de facto
participeren aan de samenleving.
2.3.4 politiserend handelen
Politiserend handelen draait om het bevragen en contesteren van macht, macht die wordt
uigeoefend en die leidt tot onrecht of mensonwaardige leefsituaties. De politiserende opdracht van
het sociaal werk is erin gelegen deze oorzaken van ongelijkheid en onrechtvaardigheid aan te kaarten
en trachten om te buigen naar een groter respect voor de mensenrechten van de burgers.
Het politiserend handelen houdt in dat het sociaal werk de dominante samenlevingsorde bevraagt en
ter discussie stelt, met als doel een grotere sociale gelijkheid realiseren. Hier speelt
belangenbehartiging en beleidsbeïnvloeding een grote rol.
2.3.5. Ontgrenzend handelen
Ontgrenzend handelen betekent het in vraag stellen, bespreken en doorbreken van bestaande
grenzen die aanwezig zijn in het sociaal werk.
Kenmerkend voor het sociaal werk is dat we individuele kwesties tot sociale of
collectieve kwesties maken, wanneer we van oordeel zijn dat mensen onrecht wordt
aangedaan of mensen niet tot hun recht komen.
, Hoofdstuk 6: Politiserend handelen
Politiserend handelen draait om het bevragen en contesteren (aanvechten/tegenspreken) van
macht.
Het sociaal werk heeft hierin een belangrijke opdracht door individuele ervaringen van schendingen
van rechten te collectiviseren en in het publieke debat te brengen.
Politiserend handelen heeft met andere woorden ook een vormen aspect dat met name gelegen is in
het versterken van gebruikers om hun eigen leefsituatie te leren zien en begrijpen, inclusief het leren
zien en begrijpen van oorzaken van onrechtvaardigheid en schendingen van mensenrechten.
De bouwsteen politiserend handelen raakt aan de bouwsteen participatief handelen. Want politieke
bewustwording (politiserend handelen) is immers iets wat gebeurt in dialoog tussen de sociaal
werker en de gebruiker in confrontatie met realiteit van onrecht.
Tegensprekelijheid als basis voor politiserend handelen:
Door het samenbrengen van verschillende actoren vergroot de kans op tegengestelde belangen en
de botsing van deze belangen. Hier ligt een cruciale taak voor het sociaal werk om ruimte te voorzien
voor tegensprekelijkheid: in dialoog en onderhandeling gezamenlijk leren kijken naar sociale kwesties
vanuit verschillende invalshoeken, met respect voor elkaars ervaringen en opvattingen.
‘Naargelang het sociaal werk zich meer of minder opstelt als een praktijk met ruimte voor kritische
reflectie en ruimte voor het bevragen van de eigen machtspositie, kunnen sociaal werkers zich
gemotiveerd voelen om kritisch te gaan reflecteren over het eigen handelen en op het handelen van
de organisatie waarbinnen ze werken. Dit heeft een impact op de mogelijkheid om politiserend te
kunnen werken in de eigen organisatie.’
Conclusie politiserend handelen:
Politiserend handelen start bij de individuele ervaring van machtsongelijkheid. Het samen met de
gebruikers formuleren van een probleem als een sociaal probleem en het komen tot mede-
eigenaarschap staan hierin centraal. Het politiserend handelen krijgt ultiem vorm in het faciliteren
van een sociaal-politiek forum waar het sociaal werk de verschillende betrokken actoren al dan niet
letterlijk rond de tafel brengt. Dit is niet enkel een forum voor ontmoeting, maar ook een forum om
verschillende meningen en opvattingen in dialoog te laten gaan met elkaar en om ruimte te bieden