Tekstanalyse
Hoorcollege 1 – Functionele Analyse
Wat is tekst?
- Niet elke communicatieve uiting is een tekst. Vaak gebruikte criteria:
o Cohesie
o Coherentie
o Intentionaliteit
o Aanvaardbaarheid/conventionaliteit
- Waar we ons in deze cursus mee bezig houden: geschreven, doelgerichte, zakelijke
teksten die een interne samenhang vertonen:
o Samenhang:
▪ De tekst als geheel moet een (samenhangende) betekenis hebben
o Geschreven:
▪ Een voorgelezen nieuwsberichten, wel uitgeschreven toespraken
o Doelgericht en zakelijk:
▪ Doel is om een bepaald effect bij de lezer te bewerkstelligen dat verder
gaat dan alleen emotie oproepen
▪ Meestal voor meerdere personen bedoeld, en niet (alleen) voor
privésituaties
Wat is tekstanalyse?
- Hoofdzakelijk kwalitatieve methode
o M.u.v. inhoudsanalyse (niet in deze cursus) en leesbaarheidsanalyse
o Gedetailleerde, rijke informatie over één of enkele teksten
- Expertgerichte methode
o Hulpmiddel voor experts om inzicht te krijgen in een tekst
o Vgl. lezersgerichte methode
- Descriptief én normatief
o Beschrijft eigenschappen van teksten
o Geeft criteria voor aanvaardbare/goede teksten
Waarom tekstanalyse?
- Tekst is (en blijft voorlopig) een belangrijk medium voor informatie-overdracht
- Inzicht
o Hoe zitten teksten eigenlijk in elkaar?
- Oordeel
o Van intuïtie naar beredeneerd oordeel
o Begrippenapparaat om oordelen mee te vergelijken:
▪ Van andere beoordelaars
▪ Over andere teksten
- Verbetersuggesties
- Zelf betere teksten schrijven
1
,Verschillende analysemethoden
- Deels aanvullend, deels overlappend; kunnen gekarakteriseerd worden a.d.h.v. de
volgende aspecten:
- Tekstgenres die geanalyseerd worden
o Beperkt (bv. argumentatieanalyse) vs. breed (bv. genreanalyse)
- Tekstkenmerken die geanalyseerd worden
o Doel, inhoud, structuur, taalgebruik, vormgeving
- Rol context/communicatieve situatie
o Tekst in isolatie (bv. coherentieanalyse) vs. oog voor zender, doel, en doelgroep
(bv. functionele analyse)
Overzicht analysemethoden
Functionele analyse
- De kwaliteit van een tekst moet beoordeeld worden in het kader van de functie van de
tekst.
o Wat is de functie van een advertentie? Wanneer slaagt de advertentie?
o Wat is de functie van een opinieartikel? Wanneer slaagt het opinieartikel?
o Wat is de functie van een bijsluiter?
o Wat is de functie van een contactadvertentie in de krant?
- Belangrijke uitgangspunten:
o Een tekst bestaat uit een of meer teksthandelingen
o Een nauwgezette bestudering van de context is een vereiste
o De analyse moet leiden tot verbetersuggesties
Taalhandelingstheorie
- Locutie: het uitvoeren van de taalhandeling
1. “Fien heeft haar tentamen gehaald.”
2. “Kun je mijn glas bijvullen?”
3. “Papa, je staat voor de TV.”
- Illocutie/illocutionaire strekking: wat de spreker doet met zijn/haar uiting
1. Mededeling (ik deel je mede dat Fien haar tentamen heeft gehaald)
2. Verzoek (ik verzoek je om mijn glas bij te vullen)
3. Verzoek (ik verzoek je om een stap opzij te doen)
- Perlocutie/perlocutionaire strekking: het effect (in cognitie of gedrag) van de
taalhandeling op de ontvanger
o Argumenteren (illocutie) vs. overtuigen (perlocutie)
2
,Taalhandelingstheorie
- Directe taalhandeling: er is een directe relatie de vorm van de uiting en de
communicatieve functie
o Mededelende zin -> mededeling (“Ik ben deze week twee keer naar de
sportschool geweest.”)
o Vragende zin -> verzoek (“Kun jij de deur dichtdoen?”)
o Bevelende zin -> bevel (“Ruim je rommel op!”)
- Indirecte taalhandeling: de communicatieve functie wordt vervuld door een ander soort
taalhandeling
o Mededelende zin -> verzoek (“De deur staat open.” -> Ik verzoek je om de deur
dicht te doen)
o Vragende zin -> bevel (“Wil meneer eens heel snel zijn rommel opruimen?” -> Ik
beveel jou om je rommel op te ruimen)
- Contextafhankelijkheid
Teksthandelingen
- De illocutionaire strekking van een bepaald tekstonderdeel
- Staan soms letterlijk in de tekst: “Ik zal in het volgende hoofdstuk betogen dat...”,
“Hierbij verzoek ik de Minister...”, etc.
- Andere (linguïstische) aanwijzingen, zoals:
o Gebiedende wijs -> instrueren, opdragen
o Modale hulpwerkwoorden (zou willen/kunnen...) -> verzoeken
o Voegwoorden (omdat, daarom) -> betogen; (daardoor) -> verklaren
o Werkwoordstijd (zal...) -> voorspellen
o Vaste uitdrukkingen (alsjeblieft) -> vragen om te doen (sorry) -> verontschuldigen
o Leestekens (?, !) -> vragen, opdragen
Functionele analyse
1. Vaststellen onderwerp, zender, doelgroep, en organisatiedoel van de tekst
2. Vaststellen communicatieve en consecutieve doelen van de tekst
3. Identificeren van teksthandelingen en bepalen in hoeverre deze bijdragen aan het bereiken
van de communicatieve doelen
4. Beoordelen van de tekst, formuleren van verbetersuggesties
Verbetersuggesties
- De schrijver hoeft er niet van te leren – het is geen didactisch middel – maar moet wel
overtuigd worden dat de tekst beter wordt van de ingreep.
- Maak de suggesties specifiek, geef concreet aan hoe de verbetering eruit zou zien.
o Niet: ‘er moeten meer coherentiemarkeerders in de tekst staan’ maar wel: ‘het
oorzaak- gevolgverband tussen regels 12-13 kan met een markeerder (want of
omdat) aangegeven worden’
o Niet: ‘er moeten teksthandelingen toegevoegd worden om het instruerende doel
beter te ondersteunen’ maar wel: ‘om het instruerende doel beter te
ondersteunen, zou een zin met de naam van de website en mogelijkheid daar te
registreren toegevoegd kunnen worden’
- Geef aan waarom de suggestie de tekst beter maakt. Doe dat beknopt.
o Bv. ‘een persoonlijk voornaamwoord kan hier de afstand tussen lezer en
personage verkleinen en identificatie bevorderen’
o Bv. ‘door de coherentiemarkeerder toe te voegen, wordt de lezer geholpen het
causale verband tussen de zinnen te leggen’
3
, Hoorcollege 2 – Functionele Analyse
Functionele analyse
1. Vaststellen onderwerp, zender, doelgroep, en organisatiedoel van de tekst.
Contextonderzoek
- Onderwerp
o Vrij eenvoudig: bekijk titel, afbeeldingen, begin van de tekst
- Zender
o Niet altijd een aanwijsbare persoon (bv. Belastingdienst,
Amnesty International)
- Doelgroep
o Soms (uitgebreid) onderzoek nodig om te achterhalen
o Onderscheid met aangesproken lezer (reader persona)
- Organisatiedoelen
o Wat de zender voor zichzelf wil bereiken met de tekst
Bv. bij advertentie meestal: product verkopen, naamsbekendheid vergroten, vertrouwen in het
merk vergroten
Doelgroep vs. Aangesproken lezer
- Doelgroep: de specifieke groep mensen die de boodschap dient te bereiken
o Vaak gedefinieerd op basis van brede categorieën: leeftijd, locatie, interesses en
gedrag
▪ Bv. jonge ouders met interesse voor een gezonde levensstijl
▪ Bv. huishoudens
o Niet noodzakelijkerwijs herkenbaar vanuit de tekst zelf
- Aangesproken lezer: de specifieke persoon binnen de doelgroep (meestal persoon die
representatief is voor de doelgroep).
▪ Bv. denkbeeldige ouder van een peuter
▪ Bv. huishoudens die energie willen besparen
o Wordt vaak direct aangesproken in de tekst zelf, of taalgebruik wordt op deze
persona afgestemd
▪ “Het ouderschap is een prachtige reis vol liefde en avontuur, maar we
begrijpen allemaal dat het soms een uitdaging kan zijn om wat tijd voor
jezelf te vinden te midden van het drukke gezinsleven.”
Functionele analyse
2. Vaststellen communicatieve en consecutieve doelen van de tekst
Communicatieve doelen
- 3 componenten: doelgroep, soort cognitie, onderwerp van de cognitie
- Altijd geformuleerd vanuit het perspectief van de doelgroep
Communicatief doel van de schrijver Verandering in cognitie van de doelgroep
Informeren Weet dat
Overtuigen
- (Van onzekere feiten) Gelooft dat
- (Van meningen) Vindt dat
Opiniëren Heeft een mening over
Instrueren Is in staat
Activeren/Motiveren Is van plan
Emotioneren Voelt
4