Metabolisme:
Metabolisme is een ander wordt voor stofwisseling, het geheel van chemische
omzettingsprocessen in een organisme. Een groot deel van de metabolisme vindt plaats in cellen.
Levende cellen nemen stoffen op uit hun omgeving en zetten die stoffen om in andere stoffen.
Chemische energie:
De energie die in de atoombindingen van energierijke stoffen is opgeslagen. Bijvoorbeeld de
energie van C-H bindingen.
Organisch:
De moleculen van organische stoffen bevatten een of meer ketens van koolstofatomen. Deze
koolstofketens kunnen enkele atomen lang zijn, maar kunnen ook duizenden koolstofatomen
bevatten. Een organisch molecuul bestaat uit C, H en O atomen. Om de bindingen tussen C en H
atomen tot stand te brengen, is energie nodig. Bij het verbreken van die C-H bindingen komt de
energie beschikbaar voor de cel.
Anorganisch:
Kleine, eenvoudig gebouwde moleculen. Deze moleculen bevatten weinig chemische energie.
Dissimilatie:
Dissimilatie is de afbraak van (grote) organische moleculen tot kleinere moleculen.
(Koolstof) assimilatie:
Assimilatie is de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen. Bij koolstofassimilatie
wordt glucose bijvoorbeeld uit water en koolstofdioxide gevormd. Alleen autotrofe organisme zijn
in staat tot koolstofassimilatie.
Fotosynthese:
Bij fotosynthese gebruiken planten en cyanobacteriën de energie uit licht voor de vorming van
glucose.
Voortgezette assimilatie:
Bij voortgezette assimilatie ontstaan grote organische moleculen met energierijke bindingen. De
voortgezette assimilatie is de vorming van verschillende stoffen met glucose als grondstof zoals;
• Koolhydraten
• Vetten
• Eiwitten
• DNA
ATP:
In cellen wordt chemische energie getransporteerd door ATP (adenosinetrifosfaat).
ADP:
Adenosinedifosfaat, het molecuul dat ontstaat bij
afsplitsing van een fosfaatgroep van ATP. Hierbij komt
energie bij vrij, dat wordt overgedragen aan
stofwisselingsreacties en processen in de cel.
Pagina 1! van 13
!
, Biologie Hoofdstuk 1 en 3 Havo 5
Enzymen:
Enzymen zijn eiwitten die chemische omzettingen katalyseren (mogelijk maken of versnellen).
Daarbij worden enzymen zelf niet verbruikt. Een enzymmolecuul heeft een ruimtelijke vorm met
veel knikken en lussen.
Actieve centrum:
Het deel van het enzymmolecuul waar de reactie plaatsvindt. Dit deel heeft een specifieke
ruimtelijke structuur, waar het substraatmolecuul precies in past.
Substraat:
Het substraat is de stof waarop een enzym inwerkt. Zodra een substraatmolecuul aan het actieve
centrum bindt, vindt de reactie plaats.
Reactieproducten:
De stoffen die bij een reactie ontstaan. Na de reactie laten de ontstane moleculen los van het actieve
centrum en kan een volgende reactie plaatsvinden. Substaat —> Reactieproducten.
Naamsamenstelling van enzymen:
De naam van een enzym is vaak samengesteld uit de naam van het substraat en het achtervoegsel
-ase. Het enzym ATP’ase bijvoorbeeld bewerkt het substraat ATP tot de reactieproducten ADP en
fosfaat.
Enzymactiviteit:
De enzymactiviteit is de mate waarin een enzym een reactie versnelt. De enzymactiviteit kun je
bepalen door te meten hoeveel substraat per tijdseenheid wordt omgezet. De enzymactiviteit
wordt beïnvloed door;
• Temperatuur: boven de maximumtemperatuur hebben alle enzymmoleculen hun specifieke
ruimtelijke structuur verloren.
• Zuurgraad/ pH: bij verhoging of verlaging van de optimum zuurgraad dan verandert de
ruimtelijke structuur van steeds meer enzymmoleculen het actieve centrum.
Optimumkromme:
Enzymwerking = 1/ reactietijd in seconden
• Minimum
• Optimum
• Maximum
Bladgroen:
Bladgroen is een pigment waarmee planten, algen en sommige cyanobacteriën energie uit licht
kunnen om zetten in de chemische energie glucose. Bladgroen kan energie uit licht absorberen
(opnemen).
Bladgroenkorrels:
In bladgroenkorrels bevindt het chlorofyl zich in planten. Behalve bladgroen bevatten
bladgroenkorrels ook enzymen die nodig zijn bij de fotosynthese.
Reactieschema voor fotosynthese:
De opgenomen lichtenergie wordt in de fotosynthese gebruikt om ATP te vormen en om water te
splitsen in waterstof en zuurstof. De zuurstof wordt (deels) afgegeven aan de lucht. De watersof en
de chemische energie uit ATP worden, samen met koolstofdioxide, gebruikt voor de vorming van
glucose. Het reactieschema is:
koolstofdioxide + water + lichtenergie —> glucose + zuurstof
Pagina 2! van 13
!
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper leerbeer15. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.