OPDRACHTEN WEEK 1
Aan het einde van dit thema kunt u:
1. de rechten en verplichtingen van echtgenoten opsommen, herkennen, toelichten en
hanteren aan de hand van concrete voorbeelden;
2. de opbouw en indeling Titels 1.6, 1.7. en 1.8. van het Burgerlijk Wetboek voor het
betreffende thema aan de hand van concrete voorbeelden herkennen, toelichten en
hanteren.
3. de begrippen: Lex van Oven, geregistreerd partnerschap, openstelling huwelijk, eerste
tot en met vierde tranche, Wet Verrekenbedingen, Wetsvoorstel 28 867 en 33 987,
hulp, getrouwheid en bijstand, verzorging en opvoeding kinderen, kosten van de
huishouding, netto-inkomen, bruto-inkomen, nihilbeding, vervalbeding, draagplicht,
fourneerplicht, rechtsverwerking, premiesplitsing en de verbanden die tussen die
begrippen kunnen worden gelegd, herkennen, toelichten en hanteren aan de hand van
concrete voorbeelden.
OPDRACHT 1
Joris en Marianne zijn in 2004 gehuwd in wettelijke gemeenschap van goederen. Joris heeft
een salaris van netto € 2.450 per maand. Hij heeft € 18.000 aan effecten en € 15.000 aan
spaargeld. Alleen het spaargeld is - inclusief de vruchten - onder uitsluitingsclausule
verkregen. Netto ontvangt hij jaarlijks € 500 aan dividend uit de effecten, die niet onder een
uitsluitingsclausule zijn verkregen en € 100 aan rente van het spaargeld, die wel onder een
uitsluitingsclausule is verkregen.
Marianne doet het huishouden en verricht geen betaalde arbeid. Haar vermogen (€ 120.000)
bestaat uit hoog renderende effecten. Ze ontvangt jaarlijks € 12.000 aan dividend. Deze
effecten zijn inclusief de vruchten door haar verkregen onder uitsluitingsclausule.
De kosten van de huishouding bedragen € 62.400 per jaar.
Bereken de draagplicht van de beide echtgenoten. Wat kunt u opmerken over de
rechtvaardigheid van het resultaat?
Art 1:84 lid 1 bepaalt dat de kosten van de huishouding ten laste komt van :
- Het gemene inkomen
- Het privé inkomen
- Het gemene vermogen
- Het privé vermogen
Inkomen of vermogen ? gemeen of privé?
Onder gemene inkomen wordt verstaan : 12x 2.450 + 500
( hier gaat het om gemeen in de zin van 1.7 je kunt ook iets gemeen hebben in de
zin van 3.7.1 Let op ! als je volgens de huwelijksvoorwaarde bent getrouwd geldt 1.7
niet, maar kan 3.7.1 van toepassing zijn)
Onder privé inkomen wordt verstaan: 100+ 12.000
Onder gemene vermogen wordt verstaan : 18:000 ( 1:94 lid 2 oud)
Onder het privé vermogen wordt verstaan : Er moet nog 2400 betaald worden en
dit moet naar evenredigheid. M heeft 120.000 in privé en J heeft 15.000 in privé.
Gelet op de verhouding moet M 3.233 betalen en J 266.
, Het resultaat is niet rechtvaardig, omdat M best veel vermogen overhoudt. Dit kan
opgelost worden door een huwelijksvoorwaarde aan te gaan. In deze voorwaarde
kan worden bepaald, dat eerst het vermogen van M eraan gaat en daarna die van J
of dat het vermogen van M alleen eraan gaat.
Andere mogelijkheden art 1:84 lid 3 :
1) Nihilbeding (M betaalt alles)
2) Een onderscheid maken in het privé vermogen ( voorbeeld, alleen M privé gaat eraan)
3) Een onderscheid maken in soort privé inkomen
4) Draagplicht wijzigen
5) Bepalen wat onder de huishoudkosten valt.
6) Op papier kan je het huishoudelijk werk op geld waarderen en dus heeft zij evenveel
ingelegd als de man, maar er is een discussie, omdat je daarmee geen dingen kan
betalen. Kun je het vergelijken met de arbeid van de man ?
NB : Het gaat hier om een gemeenschap van goederen, als het gaat om een
huwelijksvoorwaarde, dan heb je alleen een privé inkomen en privé vermogen.
OPDRACHT 2
In 2006 zijn Joris en Lisa gehuwd buiten gemeenschap van goederen. In hun huwelijkse
voorwaarden is een nihilbeding ten gunste van Lisa opgenomen. Tijdens het huwelijk heeft
Lisa alle vakanties betaald. Na twaalf jaren eindigt het huwelijk door echtscheiding. Lisa wil
het aan de vakanties bestede geld terug.
a. Leg uit wat een nihilbeding is. Is het strijdig met het huwelijksvermogensrecht?
In 2006 zijn Joris en Lisa gehuwd buiten gemeenschap van goederen. In het
huwelijkse voorwaarde is een nihilbeding opgenomen ten gunste van Lisa. Dit
betekent, dat Lisa NIET alle kosten van het huishouden op zich zal dragen. Dit is
mogelijk op grond van art 1:83 lid 3. Er kan schriftelijk anders overeen worden
gekomen en dus kan er worden afgesproken, dat alleen de man de pijn in de
portemonnee voelen. Arrest art 84
b. Waarop dient Lisa haar vordering te baseren en geef gemotiveerd aan hoeveel kans
van slagen deze vordering heeft.
Art 1:84 lid 2 behelst een fourneerplicht. Dit houdt in dat er ter beschikking wordt
gesteld. Lisa baseert haar vordering op het fourneren en dat zij ter beschikking heeft
gesteld, zonder dat zij de verplichting daartoe had (te veel gefourneerd, omdat zij
volgens de huwelijkse voorwaarde daartoe niet verplicht was). De kans wordt niet
groot geacht, omdat Lisa voor het einde van het kalenderjaar moet afrekenen, anders
kan er naar omstandigheden sprake zijn van rechtsverwerking. Om te kunnen spreken
van rechtsverwerking, is het niet voldoende dat het jaar voorbij is, maar moet de
vertrouwen worden opgewekt, dat Lisa het niet erg vond om voor de vakantie te
betalen en het geld niet terug wilt.
NB : zolang je getrouwd bent is er geen sprake van verjaring art 3:321 BW. Wel kan
er na het verstrijken van het kalenderjaar sprake zijn van rechtsverwerking, onder
omstandigheden. Dit is anders dan een verval beding. In dat geval wordt er een
termijn bepaald en na de termijn is de vordering vervallen. De Hoge Raad heeft een
verval beding geldig geacht en dus kun je een echtgenoot eraan houden.