Religiewetenschappen: Geschiedenis & Filosofie
Week 1
Aantekeningen 1.1
Nongbri stelt dat religiewetenschappen een zwakke discipline is. Daarmee bedoelt hij dat het
een interdisciplinaire studie is, zoals economie. Bruce Lincoln was leerling van Eliade. Hij
stelt dat elke religie verhalen heeft en om die verhalen te leren moet je hun talen leren. In zijn
these heeft hij drie rode lijnen: de religiewetenschapper is een criticus en geen caretaker. Dat
vind je terug in zijn theses 5, 6, 7, 9, 12 en 13. Ten tweede behoort de primaire methode van
een religiewetenschapper historische kritiek te zijn. Dat vind je terug in zijn theses 1, 3 en 4.
Tot slot moet de wetenschapper zichzelf bekritiseren om zijn blinde vlekken te ontdekken en
te verhelpen: reflectieve methode. Pascal Bayer stelt bijvoorbeeld dat alles kenbaar is door
middel van de hersenen: het beginpunt voor hem zijn dus de menselijke hersenen. Maar ook
hij moet echter terugvallen op historische analyse.
Op het tentamen moet je de historische analyse gebruiken. Dat doe je door deze vragen
te stellen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Je focust je op de mysterieuze vragen.
Over wie praten we, en wie wordt daarbuiten gelaten? Wat is het onderwerp en betreft het
religie? Waar en wanneer gebeurde het? Waarom gebeurde het? Cui bono: wie kreeg er
voordeel van? Hoe wordt religie beleeft en gepraktiseerd? Wat zijn de rituelen daarbij en
welke materialen worden er gebruikt? Zie these 4 van Lincoln.
Nongbri vindt het opleggen van het concept van religie op culturen die daar geen
woord voor hebben niet nuttig. Hij schrijft over hen: “Even though they have no words for it,
maybe the ancient Greeks were religious. Maybe they did have religious experiences. They just lacked
the words to describe them”. Waarom is dat nou precies problematisch? Het is toch gewoon iets
dat tot een mogelijkheid behoort? In het Nederlands kennen we het woord gezellig, wat in het
Engels bijvoorbeeld moeilijker te vertalen is. Betekent dit nu dat de Engelse cultuur geen
concept van gezelligheid kan kennen? P. 23.
Het antwoord is dat als er geen woord voor is, we ook niet kunnen weten of ze het
begrip van religie daadwerkelijk hadden We kunnen het niet daadwerkelijk weten, omdat ze
dood zijn. Het is daarom zinloos om het erover te hebben volgens Nongbri. Zie pagina 24
waar hij dit vergelijkt met blinde mensen die een olifant voelen om allemaal verschillende
verklaringen te geven voor wat de olifant is. Als iedereen blind is, is het volgens Nongbri
echter onmogelijk om te stellen dat er zoiets is als een olifant. Nongbri is niet bezig met het
vinden van een essentialistische definitie. Dit hoeft niet alleen te zien op tijd, maar kan ook
spelen in het nu met verschillende culturen: als Nederlander weet je wat gezelligheid
betekent, maar in Saudi-Arabië niet.
Aantekeningen 1.2
Wat is mijn definitie van religie? Religie in zijn algemeenheid is een bepaald systeem van
geloofsovertuigingen en de eventuele praktisering daarvan. Vraag is wat geloof betekent.
Geloof is inhoudelijk. Een ander woord dat vaak wordt gebruikt is godsdienst. Daarbij draait
het vaak om het praktiseren, een ceremonie. Geloof is een erg protestants begrip, omdat het
gericht is op het dogma. Godsdienst klinkt erg katholiek, omdat het erg gericht is op de praxis.
Bij Geertz kwam het neer op een systeem van symbolen dat krachtige, doordringende
en langdurige motivaties in de mens tot stand brengt. Dat vind ik ook een goede definitie,
maar te algemeen omdat het op meer sociale fenomenen kan zien dan puur religie.
Lincoln bekritiseert de definitie van Geertz door erop te wijzen dat er " dingen zijn die
men intuïtief 'religie' zou willen noemen - zoals het katholicisme en de islam - die minder gericht zijn
op 'geloof' en de status van de individuele gelovige, en meer op belichaamde praktijk, discipline en
, gemeenschap". Lincoln geeft deze definitie die breder is dan bij Geertz: (1) A discourse whose
concerns transcend the human, temporal, and contingent and that claims for itself a similarly
transcendent status, (2) a set of practices whose goal is to produce a proper world and/or proper human
subjects, as defined by a religious discourse to which these practices are connected, (3) a community
whose members con- struct their identity with reference to a religious discourse and its attendant
practices, and (4) an institution that regulates religious discourse, practices, and community,
reproducing them over time and modifying them as necessary, while asserting their eternal validity
and transcendent value.
Volgens Armstrong is religie voornamelijk een innerlijke spirituele zoektocht, los van
politiek en wereldse aangelegenheden. Het draait om liturgie, leerstellingen, disciplines en
een verkenning van het innerlijk, niet om botsingen met actuele gebeurtenissen. Religies
hebben weliswaar een externe dimensie, waarin leiders vaak betrokken zijn bij politiek en
wereldse zaken, maar dit wordt vaak gezien als een afleiding van de spirituele kern. Religeuze
leiders hebben weliswaar te maken met de staat en wereldse aangelegenheden, maar dit wordt
over het algemeen beschouwd als een misbruik van het sacrale ideaal. De essentie van religie
ligt in een innerlijke zoektocht, ver verwijderd van de drukte van de wereld. Dit is de
dominante mening van wat religie, is, of althans zou moeten zijn.
Het punt dat Nonbri maakt in hoofdstuk 2 is: even though all these terms eventually come
in the course of antiquity to be used in classification systems with the singular forms indicating a
genus and the plural forms indicating various species, the entities being classified should not be
confused with the modern religions . Beste voorbeelden die Nongbri geeft zijn die van
Augustinus en die van Chaucer. Ook het Griekse woord gaat over aanbidding die bepaalde
mensen doen. Punt is dat mensen vroeger aan publieke aanbidding deden. Het had een
politiek aspect. Dat schaart niet met onze individualistische manier van het beleven van
religie. In Why this new race van Denise Bwell wordt het punt betoogd dat de kerkvaders het
christendom ontwikkelde als nieuwe etniciteit. Religie was dus heel erg verbonden met
etniciteit.
Week 2
Aantekeningen 2.1
Nongbri bespreekt in hoofdstuk 5 het ontstaan van het onderscheid tussen religieus en
seculier. Dit is ontstaan door de reformatie, wat zijn grond kent in de renaissance. Nongbri
stelt dat jodendom, heidendom en christendom vroeger als 1 manifestatie werden gezien van
prisca (oude) theologie. Het christendom zou dan de beste manifestatie zijn. Ficino zag dat zo.
Bruno stelde dat het christendom een van velen religies is en niet per se de beste. Het deïsme
is een mentale propositie in de private sfeer. Herbert stelt dat religie een universeel
verschijnsel is. Hierbij draagt Herbert bij aan het idee dat religie een set van overtuigingen is
die los staan van ceremonies en heilige mysteries. In de iets modernere tijd, zoals in het
Republiek der Nederlander, leefden verschillende religieuze personen naast elkaar en als de
discussie over was gingen ze weer terug naar hun eigen gebruiken in privé. Daar vinden we
het moderne aspect van religie terug. Dit zie je ook in Locke’s Letter (p. 103). Het idee van
oude theologie is dus niet het concept van religie zoals wij dat kennen. Met het deïsme kwam
dat wel, maar vooral door de reformatie hebben we het concept van religie gevonden. Het
grote beeld is dus dat we dat zien in de 17e eeuw.
In hoofdstuk 6 heeft Nongbri het over de ontwikkeling van religie in de context van
kolonialisme. Veel religies zouden zijn ontstaan door contact met andere culturen. Nongbri
geeft het voorbeeld van Japan, Zuid-Afrika en India. Het gaat bovendien over handeling
gerelateerde contact. De kolonisten waren er niet om vrienden te maken met de Hottentotten,
maar wilde dingen van hen. Het gaat dus om de vraag ‘cui bono’. In het voorbeeld van India
wordt laten zien hoe Lord opzoek ging naar een vergelijkbaar iets als de Bijbel en dat zou hij