Inhou
Kennistoets 4 Pathologie –
CNA en Interne aandoeningen
CNA EN INTERNE AANDOENINGEN
SAXION LEERJAAR 2 | KWARTIEL 4
,Coronaire hartziekten en ritmestoornissen – interne – kwartiel 3 – 20/02/2019..................................3
Hartfalen – interne – kwartiel 3..............................................................................................................7
Vaatproblemen – interne – kwartiel 3 – 07/02/2019...........................................................................11
Vaatziekten – interne – kwartiel 3 – 21/02/2019.................................................................................18
COPD en astma – interne – kwartiel 3 – 21/02/2019...........................................................................22
Obstructieve longziekte – interne – kwartiel 3 – 22/02/2019..............................................................31
Diabetes – interne – kwartiel 3 – 07/02/2019......................................................................................34
Diabetes Mellitus – interne – kwartiel 3 – 25/02/2019........................................................................36
Complicaties diabetes – interne – kwartiel 3........................................................................................42
Diabetische voet – interne – kwartiel 3 – 28/02/2019.........................................................................44
Lifestyle en pathofysiologie – interne – kwartiel 3 – 27/02/2019........................................................47
Endocrinologie – interne – kwartiel 3 – 26/02/2019............................................................................50
CVA infarct – neurologie – kwartiel 4 – 26/03/2019.............................................................................59
CVA – bloedingen – neurologie – kwartiel 4.........................................................................................64
Abnormale tonus – neurologie – kwartiel 4 – 26/03/2019...................................................................65
Parkinson – neurologie – kwartiel 4 – 12/03/2019...............................................................................67
Dwarslaesie en MS – neurologie – kwartiel 4 – 13/03/2019................................................................69
Neurale plasticiteit hersteltherorieën – neurologie – kwartiel 4..........................................................71
DCD in de fysiotherapie praktijk – neurologie – kwartiel 4 – 14/03/2019............................................74
CP Pathologie – neurologie – kwartiel 4...............................................................................................76
Coronaire hartziekten en ritmestoornissen – interne – kwartiel 3 –
20/02/2019.........................................................................................................................................2
Hartfalen – interne – kwartiel 3................................................................................................8
Vaatproblemen – interne – kwartiel 3 – 07/02/2019......................................................12
Vaatziekten – interne – kwartiel 3 – 21/02/2019.............................................................22
COPD en astma – interne – kwartiel 3 – 21/02/2019......................................................26
Obstructieve longziekte – interne – kwartiel 3 – 22/02/2019...................................38
Diabetes – interne – kwartiel 3 – 07/02/2019....................................................................42
Diabetes Mellitus – interne – kwartiel 3 – 25/02/2019.................................................45
Complicaties diabetes – interne – kwartiel 3..................................................................53
Diabetische voet – interne – kwartiel 3 – 28/02/2019..................................................55
Lifestyle en pathofysiologie – interne – kwartiel 3 – 27/02/2019..........................59
Endocrinologie – interne – kwartiel 3 – 26/02/2019.......................................................62
CVA infarct – neurologie – kwartiel 4 – 26/03/2019........................................................74
CVA – bloedingen – neurologie – kwartiel 4.....................................................................80
Abnormale tonus – neurologie – kwartiel 4 – 26/03/2019...........................................82
1
,Parkinson – neurologie – kwartiel 4 – 12/03/2019...........................................................84
Dwarslaesie en MS – neurologie – kwartiel 4 – 13/03/2019.......................................87
Neurale plasticiteit hersteltherorieën – neurologie – kwartiel 4.........................90
DCD in de fysiotherapie praktijk – neurologie – kwartiel 4 – 14/03/2019..........93
CP Pathologie – neurologie – kwartiel 4.............................................................................96
2
,Coronaire hartziekten en ritmestoornissen – interne – kwartiel 3 – 20/02/2019
Angina pectoris
Angina pectoris is een drukkend, respectievelijk zwaar gevoel en/of pijn midden op de borst dat
ontstaat als de hartspier niet voldoende zuurstofrijk bloed toegevoerd krijgt om het hart zijn werk te
laten doen. Meestal wordt dit veroorzaakt door vernauwing van de kransslagaders, vaak in
combinatie met lichamelijke inspanning of emotie waardoor het hart krachtiger gaat kloppen en
dus meer zuurstofrijk bloed nodig heeft. Bij afnemende zuurstofbehoefte van het hart verdwijnt de
angina pectoris dan weer.
De pijn die ontstaat door een plotseling
optredende verstopping van een kransslagader
door een bloedstolsel (trombus of embolie) is in
aard gelijk aan die van angina pectoris, maar
meestal heviger en houdt langer aan. Bij
volledige afsluiting van een vat treedt een
hartinfarct op.
Angina pectoris kan worden bestreden door de
bloedvaten met medicatie te verwijden (na
toedienen van nitroglycerine verdwijnt de typische angina pectorispijn) of door de inspanning terug
te brengen. Ook het verlagen van de bloeddruk leidt ertoe dat het hart minder arbeid hoeft te
leveren en zal dus een anti-angineus effect hebben.
De kans op het ontwikkelen van angina pectoris wordt vergroot als iemand rookt, overgewicht heeft
of een te hoge bloeddruk. Ook bij suikerziekte, een te hoog cholesterolgehalte en bij mensen bij wie
in de familie op jongere leeftijd (<60 jaar) hart- en vaatziekte voorkomt is de kans op het
ontwikkelen van angina pectoris duidelijk vergroot.
Met name bij mensen met diabetes mellitus komt het voor dat de pijn niet door de patiënt wordt
gevoeld, terwijl er wel degelijk een zuurstof tekort van de hartspier bestaat. Vrouwen klagen vaak
over benauwdheid bij inspanning, een duizelig gevoel of pijn tussen de schouderbladen in plaats
van pijn op de borst.
De diagnose kan worden gesteld door het maken van een elektrocardiogram (ECG) op een moment
dat de patiënt de klachten voelt.
Angina pectoris is een wurgende pijn op de borst ten gevolge van een hartziekte. Zuurstof tekort
van hartspier, verminderde bloedtoevoer, abnormaal toegenomen inspanning van de hartspier of
een combinatie van allebei.
Pijn op de borst:
1: Longembolie.
2: Brandend maagzuur.
3: Maagzweer.
4: Gewrichtspijn.
5: Hartziekte angina pectoris.
Fysiologisch:
1: Inspanning lichaam ↑
2: Hartminuutvolume ↑
3: Inspanning hartspier ↑
4: Vasodilatatie coronaire arteriën ↑
5: Bloedtoevoer hartspier ↑
Onderliggende oorzaken:
1: Atherosclerose.
2: Arteriosclerose.
3: Vaatspasme.
4: Ernstige anemie.
5: Ernstige longaandoening.
6: Tachycardie.
3
,7: Hypertrofie bij hartfalen.
8: Hypertensie.
Symptomen:
1: Aanvallen drukkende pijn op de borst (PODB).
2: Uitstralend naar nek, linker arm (soms rechts, kaak).
3: Uitgelokt door lichamelijke inspanning/emoties.
4: Verminderd bij rust of gebruik vasodilatatie (nitrospray).
5: Bleek, zweten, misselijk, duizeligheid.
6: Kortademigheid.
7: Vermoeidheid.
Hartinfarct
Hartinfarct (myocardinfarct) is het proces waar een deel van de hartspier afsterft doordat de
bloedtoevoer door de kransslagaderen naar dat deel van de hartspier wordt onderbroken. Een
hartinfarct kan leiden tot hartfalen, sterfte of levensbedreigende ritmestoornissen. Een hartinfarct
ontstaat vrijwel altijd doordat zich in een kransslagader een bloedpropje vormt waardoor de
toevoer van bloed, die over het algemeen daarvoor al geringer was, nu opeens helemaal wordt
onderbroken. De blokkade ontstaat meestal op de plaats van een atherosclerotische plaque. Uit
onderzoek bleek dat een hartinfarct ’s ochtends vaak kleiner is dan wanneer deze ’s nachts
optreedt.
Risicofactoren voor versneld ontwikkelen van aderverkalking respectievelijk het optreden van een
hartinfarct zijn:
1: Mannelijk geslacht.
2: Hoge leeftijd.
3: Voorkomen van ischemische hartklachten.
4: Suikerziekte.
5: Hoge bloeddruk.
6: Hoog cholesterol.
7: Roken.
8: Alcohol.
9: Inactiviteit, ongezond eten, overgewicht.
10: Lichamelijke of psychisch stress.
Na 20-30 minuten is de schade onherstelbaar. Na 48 uur is
de inflammatie minder. De littekenvormen zijn
zichtbaar na 6-8 weken.
Trombose
Trombose is een aandoening dat er in een bloedvat een bloedstolsel (trombus) gevormd wordt.
Trombose kan ontstaan in slagaderen en aderen. Een slagaderlijke trombus leidt tot een
verminderde bloedtoevoer in de weefsels die door deze slagader worden verzorgd. Een
slagaderlijke trombose ontstaat meestal in samenhang met atherosclerose. Een aderlijke trombus
leidt tot verminderde bloedafvoer en zwelling.
Bekende gevolgen van slagaderlijke trombose zijn:
1: Hartinfarct.
2: Beroerte.
Bekend gevolg van aderlijke trombusvorming is:
1: Diepveneuze trombose.
Een gevaar bij trombose is dat de bloedstolsels losraken van de
vaatwand en door het stromende bloed meegevoerd worden tot ze
vastlopen in een kleiner bloedvat, en dat afsluiten. Zo’n meegevoerd
bloedstolsel wordt een embolus genoemd en de afsluiting embolie.
Een embolie kan de bloedtoevoer naar organen en weefsels afsluiten
en leiden tot ernstige schade.
Trombose onstaat door:
1: Factoren in de vaatwand.
2: Factoren in het stromingspatroon in het bloed.
3: De samenstelling van het bloed zelf.
4
, Er bestaat bij sommige mensen een (erfelijke) verhoogde stollingsneiging. Factor V Leiden is de
meest voorkomende stollingsafwijking. Samen met andere factoren geeft dit een verhoogd risico op
een trombose.
Doordat er in de slagaders over het algemeen veel stroming staat, ontstaat daarin zeer moeilijk een
trombose. Indien echter de bloedstroom belemmerd wordt door bijvoorbeeld atherosclerose, kan
een trombose gemakkelijker optreden. Daarnaast geeft het ruwe oppervlak van de
atherosclerotische vaatwand aanleiding tot de vorming van stolsels.
In de aders is de stroomsnelheid veel lager en wordt de doorstroming geholpen door de spieren. Bij
lang stilzitten of liggen neemt de stroomsnelheid van het bloed af, wat gevaar oplevert op de
vorming van een trombose.
Bij een bepaalde ritmestoornis van het hart, boezemfibrilleren genaamd, kan door het niet
gecoördineerd samentrekken van de boezems en stagnatie ontstaat in de atria, waar het bloed dan
lang vrijwel helemaal niet beweegt. Dit kan aanleiding zijn tot het vormen van een stolsel.
Voor de behandeling moet onderscheid gemaakt worden tussen arteriële (slagaderlijke) en veneuze
(aderlijke) trombose.
Een arteriële trombose van een grote slagader leidt in veel gevallen tot een bedreigd lichaamsdeel
(hart, hersenen, benen, handen en darmen). Er bestaat dan de noodzaak snel in te grijpen. Dat kan
door middel van sterke stolsel oplossende middelen, zoals streptokinase, urokinase of r-TPA, die het
stolsel meteen oplossen (trombolyse). Een andere optie is het via een katheter verwijderen van een
stolsel (trombosuctie) of chirurgisch verwijderen van het stolsel.
Bij veneuze trombose gebeurt de antistolling meestal door toediening van laag-moleculaire
heparine, deze kan subcutaan worden toegediend en behoeft geen controle.
Diepveneuze trombose
Een diepveneuze trombose (trombosebeen) is een trombose die meestal ontstaat in de bloedvaten
van de benen, maar soms kan deze ook in de armen optreden.
Ziekteverschijnselen zijn:
1: Slapend (gevoelloos) been.
2: Pijn.
3: Zwelling.
4: Roodheid.
Als een bloedstolsel (trombus) uit een diepveneuze trombose losschiet ontstaat een longembolie.
Diepveneuze trombose is daardoor in aanleg een dodelijke aandoening.
Een diepveneuze trombose ontstaat vaak in mensen die lang in bed moeten liggen (chronisch ziek
zijn) of die lange vliegreizen maken. Een diepveneuze trombose kan veroorzaakt worden door een
afwijking in het bloed of door overgewicht.
De standaard behandeling voor een trombosebeen bestaat uit drie delen. Het eerste deel is een
goede antistolling te geven. Dit gebeurt door middel van spuitjes met laag moleculair gewichten
heparines voor ten minste vijf dagen. Tegelijkertijd wordt er gestart met trombosetabletten
(vitamine K-antagonisten). Deze medicijnen zorgen ervoor dat het stolsel niet aangroeit en dat er
geen grote stolsel losbreken en naar de longen schieten. Het tweede deel van de behandeling is
het zwachtelen van het been om het vocht eruit te halen. Nadat het vocht eruit is zal de zwachtel
vervangen worden door een korte compressiekous. Het laatste deel is mobiliseren, bewegen zorgt
ervoor dat het bloed in de kuit moet gaan stromen en het activeert het lichaamseigen vermogen
om het stolsel op te lossen.
Hartkatheterisatie
Hartkatheterisatie is een verzamelnaam voor verschillende ingrepen waarbij katheters worden
gebruikt. Katheters zijn dunne slangetjes van enkele millimeters dik, daarmee kan de arts via de
bloedvaten in het lichaam bij het hart komen.
Tijdens een hartkatheterisatie worden het hart en de kransslagaders van binnen onderzocht.
Kransslagaders zijn bloedvaten die zorgen voor de toevoer van zuurstof naar het hart. Ook kunnen
verschillende metingen gedaan worden en kunnen functies van het hart worden onderzocht.
Een hartkatheterisatie kan worden gedaan bij:
1: Angina pectoris.
2: Na een hartinfarct.
3: Hartkleppen in beeld brengen.
4: Hartritme stoornissen opsporen.
5