Welzijn hoofdfase 1
Sociologie:
Sociologie 1: inleiding in de sociologie
Sociologie zegt dat er geen scheiding is tussen individu en maatschappij. De maatschappij dat ben jij!
Sociologie =
- Wat mensen van elkaar nodig hebben ( sociale bestaansvoorwaarden)
- Hoe mensen onderling verbonden zijn (netwerken)
- Wat mensen van elkaar verwachten (rollen en rolconflicten), (thomas regel)
- Hoe mensen zich van elkaar onderscheiden: stratificatie
Sociologie is een wetenschap die zich bezig houd met het bestuderen van samenleven van mensen in
kleinere en grotere verbanden.
Microniveau = kleinschalig, individueel, binnen eigen huishouden/samenleving
Macroniveau = internationaal (vergrijzing, stikstofcrissis, oorlog en inflatie)
Voorbeelden sociologische vragen:
- Schoolprestaties en opleidingsniveau van ouders
- Overgewicht en stedelijk of landelijk wonen
- Inkomensverschillen tussen mannen en vrouwen
- Homoacceptatie en levensovertuiging
- Sekse en beroepskeuze
- Woningnood in Nederland
4 basale sociologische vragen
- Solidariteit = wie hoort bij wie?
- Hiërarchie = wie staat boven wie?
- Arbeid = wie werkt voor wie?
- Bezit wat is van wie?
Belangrijk uitgangspunt in de sociologie: Mensen hebben elkaar nodig (interdependentie).
Interdependentie is een gegeven
Bestaansvoorwaarden;
Fysieke bestaansvoorwaarden = zuurstof, tempratuur / we hebben elkaar niet nodig (gelden voor alle
levende wezens)
Sociale bestaansvoorwaarden = we hebben elkaar nodig. Voeding, beschutting, bescherming,
affectie, kennis en sturing. (maken mensen afhankelijk van hun medemens)
Voeding:
Moderne samenleving Traditionele samenleving
- Afhankelijk van veel mensen buiten het - Afhankelijk van weinig mensen in de
eigen huishouden familie of het gezin
- 5% werkt in de agrarische sector - Agrarische sector is dominant
Beschutting:
Moderne samenleving Traditionele samenleving
- Afhankelijk van veel gespecialiseerde - Zelf maken van kleding (vrouwen)
mensen: kledingindustrie, winkels, - Huizen werden gebouwd met anderen
architecten, metselaars etc. samen ( ontstaan van kleine
- Vergoeding in geld en geen persoonlijke afhankelijke gemeenschappen, dorpen,
1
, relatie vestigingen etc.)
Bescherming
Moderne samenleving Traditionele samenleving
- Microben - Roofdieren (jacht en bescherming
- Andere mensen - Andere mensen
- Afhankelijk van politie, leger, bewaking, - Pacht en bescherming
artsen, gezondheidswerkers
Affectie = liefde, acceptatie, schaamte, schuld, afwijking, waardering, status, achting, reputatie,
goede naam of populariteit.
Kennis = kennisdeling
Sturing = externe dwang naar zelfdwang
Afhankelijkheidspatroon van samenleving:
Een samenleving is een samenstel van mensen in bepaalde afhankelijkheid patroneren. Een
samenleving kan niet voortbestaan als de afhankelijkheidspatronen uiteenvallen of als daar niet
telkens nieuwe mensen in worden opgenomen.
Noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van een samenleving = houden rechtstreeks
verband met overlevingsvoorwaarden van afzonderlijke mensen, maar die twee reeksen
voorwaarden zijn niet precies dezelfde.
- Productie en distributie
- Reproductie
- Externe beveiliging
- Interne beveiliging
- Solidariteit
- Oriëntatie
- Normhandhaving
Netwerken en rollen :
Netwerken = Via netwerken zijn mensen met elkaar verbonden
Soorten netwerken:
- Verwantschap = familie
- Verworven relaties = vrienden, collega’s
- Indirecte netwerken = via via
Afhankelijkheidsbalans = Een baby is heel afhankelijk van mensen om zich heen -> Hoe ouder je
word hoe minder afhankelijk je word van andere in je netwerk. Maar er steeds meer mensen in je
netwerk komen die afhankelijk zijn van jou -> als je nog ouder word verschuift deze balans en ben je
afhankelijk van zorg van anderen.
Rollen = Afhankelijk van het netwerk waarin je functioneert, neem je andere rollen in. Voorbeelden:
student, collega, vriendin, dochter, voetballer, klant.
Thomas regel/ blinde processen:
Wat mensen verwachten dat er gebeurt, verandert wat er gebeurt.
Voorbeeld: vakantie. Een rustige periode, omdat de scholen dicht zijn. De samenleving stelt zich er op
in: winkels sluiten. De bouw ligt stil, transportbedrijven vervoeren minder, overheid gaat met reces
etc. het versterkt elkaar.
Thomas regel = als mensen verwachten dat iets gebeurt, dan hebben die verwachtingen gevolgen
voor wat er gebeurt
2
, - Zelfbevestigende verwachtingen = het gerucht heeft verwachtingen gewekt dat er iets zou
gebeuren en dat is ook werkelijk gebeurd doordat mensen handelden op grond van die
verwachting. (hamsteren door schaarse producten suppermarkt)
- Zelf weerleggende verwachtingen = er zijn verwachtingen gewekt en doordat veel mensen
volgens die verwachtingen gehandeld hebben, zijn ze juist niet werkelijkheid geworden.
(rustige vakantieplek die door handelen van mensen nu druk is)
Blind processen = onze onderlinge afhankelijkheid reikt verder dan dat we kunnen overzien. Ons
handelen heeft dan ook gevolgen die we niet voor ogen hadden.
Stratificatie = mensen verschillen van elkaar: sekse, leeftijd, huidskleur, gezondheid, intelligentie etc.
Als verschillen leiden tot gelaagdheid in macht, invloed, gezag en aan zien dan heet dat stratificatie.
- Slavenmaatschapij = mensen zijn bezit
- Kastensamenleving = geboorte is beslissend voor iemands positie (India: priesters, krijgers,
boeren, onaanraakbare)
- Standensamenleving = adel, geestelijkheid en boeren
- Klassensamenleving = bezit, inkomen, opleiding (S.E.S = sociaal economische status.
Opleiding beroep inkomen)
Sociale ongelijkheid:
- Verschil in macht
- Verschil in bezit
- Verschil in prestige -> waardering die je van andere krijgt
Statusconversie = het omzetten van macht naar status of bezit of omgekeerd.
3
, Sociologie 2: politiek
Politiek:
Politiek = Politiek is de wijze waarop in een samenleving de belangentegenstellingen van groepen en
individuen tot hun recht komen.
Verschillende maatschappelijke thema’s =
Arbeidsparticipatie.
Spanning op arbeidsmarkt.
Afnemend vertrouwen in de overheid.
Polarisatie in de samenleving.
Hybride werken.
Kloof met generatie Z.
Woningmarkt.
Gezondheidszorg.
Positie Nederland in Europa en de wereld:
Europese uni = is een economische en politieke samenwerking van 27 Europese landen
Veel invloed -> interne markt (economische samenwerking): vrij verkeer van personen, goederen,
diensten en kapitaal.
Minder invloed -> migratie, buitenland beleid
Weinig invloed -> onderwijs, cultuur, volksgezondheid
Verenigde naties = De Verenigde Naties zijn een organisatie voor vrede, veiligheid en samenwerking.
Bijna ieder land ter wereld is lid.
Organisatie van EU:
De Europese commissie: dagelijks bestuur (27 personen, elk land een)
- Wetsvoorstellen
- Controleren of verdragen worden nageleefd
- Besluiten van e raad van ministers uitvoeren
- Beheren van de financiën
- Kan door het Europees parlement naar huis gestuurd worden
Europees parlement = Het Europees Parlement vormt, samen met de Raad van de Europese Unie, de
wetgevende macht van de EU. Het wordt om de vijf jaar rechtstreeks gekozen door de
stemgerechtigden in de EU. 705 zetels inclusief voorzitter verdeeld naar
inwoneraantal per land.
Taken Europees parlement =
- Wetten goedkeuren samen met de Raad van Ministers
- Controleren
- Begroting goedkeuren
Raad van ministers = bepaalt wat de belangrijkste doelen van de EU zijn. De Raad bestaat uit de
regeringsleiders, Vakraden (ministers van landbouw, verkeer, etc.) van de lidstaten en komt ongeveer
vier keer per jaar bij elkaar, samen met de ministers van buitenlandse zaken.
Belangrijkste orgaan voor besluitvorming:
- 55% van de lidstaten is voor
- Inclusief 65% van het totaal aantal inwoners
- Soms vetorecht (Alle bestuurders moeten namelijk hetzelfde (unaniem) stemmen voordat het
bestuur het besluit kan nemen.)
4