Blok 5
WEEK 1
Studietaak 2
Bedoeling:
Kennis en inzicht in de bouw, functie en nocisensoriek van het bewegingssegment (Junghans) ofwel ‘’functional unit’’ .
Activiteit:
a. Zoek op waaruit het bewegingssegment precies bestaat, houdt er rekening mee dat er verschillende definities van een bewegingssegment gangbaar
zijn (noem er twee). Welke structuren horen bij het bewegingssegment van L4/L5 en C6/C7. Waarom zijn deze twee niveaus van belang?
Definitie; De functionele eenheid van de wervelkolom bestaande uit de tussenwervelschijf, de wervelgewrichten, pezen, tussenwervelopeningen en de bewegende
spieren
Deze zijn van belang omdat hier de meeste flexie gemaakt kan worden. Komen ook de meeste hernia‟s voor.
b. Beschrijf welke structuren geïnnerveerd zijn en dus mogelijk nocisensoriek kunnen geven.
Wervels
Zenuwen geen
botten gemiddeld
duramater
spieren veel
ligamenten veel
discus intevertebralis wel nocisensoren. Tot de nucleus pulposes
annulus fibroses buitenste 1/3 deel is geinnerveerd.
c. Beschrijf wat de neurofysiologische hypothese is van pijn bij mechanische vervorming van weefsel. Betrek hierbij de ionkanalen in de celmembraan en
de A en C nociceptoren.
Adelta is gemeyeliniseerd snelle vezels
Cvezels is ongemeyeliniseerd trage vezels.
Voortgeleiding in de vezels;
Buiten de cel zitten de Na+ ionene. In de cel zitten de K+ ionen. Eerst zijn zowel de ionkanalen van het Na+ en K+ gesloten. Afhankelijk van het feit of de sterkte
van de impuls de drempelwaarde heeft bereikt gaan de Na+kanalen open staan waardoor er een actienpotentiaal ontstaat.Iets daarna gaan ook de K+kanalen
openstaan waardoor K+ de cel uitstroomt. Dit is de repolarisatie (herstel).
Wanneer er pijn optreedt bij bijv. weefselschade komen er allerlei ontstekingsmediatoren vrij, waardoor de gevoeligheid van de pijnvezels toeneemt. Het gaat
hierbij om stoffen al K+, H+, histamine, prostaglandine en bradykinine. Deze verlagen de pijndrempel van de pijnvezels.
Pijn gaat via de pijnbaan; tractus spinothalamicus omhoog naar de hersenen. Tractus neospinothalamicus voor snelle pijn en tractus paleospinothalamicus voor
trage pijn.
d. Beschrijf waardoor uitstralende pijn vanuit de nek/rug in arm/been veroorzaakt kan worden.
Schade aan zenuwen.
o Neuropraxis
o Neurotmesis
o Neuropathie
Inklemming.
Motorisch stopt met vuren bij afklemming.
Sensorisch gaat juist vuren.
Osteofyten kunnen druk geven op zenuwen.
Zwelling kan ook druk geven op zenuwen
Duraprikkeling
Spinale stenose = vernauwing van het spinale kanaal.
MB taken week 1
Studietaak 1
1. Maak een overzicht van de algemene bouw en functie van de wervelkolom en geef de verschillen tussen de cervicale, thoracale en lumbale delen aan.
Wervelkolom heeft een S-vormige kromming. De onderste kromming noemen we een lumbale lordose. De middelste kromming noemen we thoracale kyfose en in de nek is er een cervicale
lordose. In de nek hebben we 7 cervicale wervels, bovenste atlas en tweede axis. We hebben 12 thoracale wervels en 5 lumbale wervels.
De functies van de wervelkolom zijn:
Bescherming van het ruggenmerg
Steunfunctie, dus rechtophouden van de romp
Bewegingsfunctie
Het doornuitsteeksel (Lat.: processus spinosus) zit aan de achterzijde en is op de rug te voelen en te zien. De processus transversus zit aan de laterale zijde. Deze uitsteeksels verschillen,
afhankelijk van de plaats van de wervels. Zo is het doornuitsteeksel gespleten in de cervicale wervels (C3-C6) en wijst het naar dorsaal (ruggezijde). Bij de thoracale wervels is het echter puntig
en wijst naar caudaal (dakpansgewijs). Het doornuitsteeksel bij de lumbale wervels is rechthoekig en wijst naar dorsaal (ruggezijde).
(Bron: wikifysio & wikipedia)
2. Beschrijf de ligging en functie van ligamenten, spieren, disci, meningen, medulla en spinale zenuwen, en geef de verschillen tussen de cervicale, thoracale en lumbale
delen aan.
Ligamenten:
1
,De ligamenten van de wervelkolom zijn: lig. longitudinale anterior, lig longitudinale posterior, lig flavum, lig intertransversaria, lig interspinalia, lig supraspinalia. Ligamentum longitudinale
anterius loopt als een brede band aan de voorzijde van de corpora en annulus fibrosis. Het hecht zich vast aan de discus en op het middelste gedeelte van de corpora. De randen van de
corpora zijn dus vrij en dat is de plaats bij uitstek voor de vorming van osteofieten. Deze band beschermt de wervelzuil zeer goed tegen extreme bewegingen naar achteren. Ligamentum
longitudinale posterius loopt over de achterkant van de corpora en de annulus fibrosus. Het hecht vast aan de discus en de bovenste en onderste gedeelten van de corpora, hierbij worden de
middengedeelten van de corpora vrijgehouden voor de veneuze plexus. Deze band is veel smaller en minder sterk dan de voorste band. Ligamentum flavum is tussen twee aangrenzende
bogen uitgespannen over de totale dorsale zijde van de wervelkolom. Ligamentum intertransversaria is gespannen tussen de processus transversi van twee aangrenzende wervels. Het
ligament staat in nauw contact met het gewrichtskapsel en heeft een beschermende functie voor de spinale zenuwen en de bloedvaten die door de openingen lopen. Ligamentum interspinalia
ligt S-vormig tussen de processus spinosus van de twee aangrenzende wervels. Zo wordt de mogelijk geboden om de processussen van elkaar te verwijderen en wordt de dorsale verschuiving
van de craniale wervel ten opzichte van de caudale wervel geremd. Ligamentum supraspinalia verbindt de oppervlakkige toppen van de aangrenzende processus spinosus over de totale lengte
van de wervelkolom.
--- - )
Spieren:
De spieren hechtte zich aan de processus spinosus en transversus. De disci zit tussen twee afzonderlijke wervels. Tussenwervelschijven bestaan uit een anulus fibrosus met daar in een
geleiachtige kern (nucleus pulposus). Ze zijn enigszins elastisch en dragen zo bij aan de schokdemping. Door de wervels gaan de spinale zenuwen naar de hersenen, o.a. medulla.
Studietaak 2
K s zc u , fu c cs s ss Ju s) f ‘’fu c u ’’
1. Zoek op waaruit het bewegingssegment precies bestaat, houdt er rekening mee dat er verschillende definities van een bewegingssegment gangbaar zijn (noem er twee).
Welke structuren horen bij het bewegingssegment van L4/L5 en C6/C7. Waarom zijn deze twee niveaus van belang?
We kunnen het bewegingssegment onderscheiden in een passief en een actief bewegingssegment. Tot een bewegingssegment rekenen we de helft van het boven- en onderliggende
wervellichaam, de daartussen liggende discus, het wervelgat (foramen intervertebrale), de facetgewrichtjes en de ertussen liggende ligamenten. De voorste en achterste pijler vormen een
functionele eenheid. We kunnen iedere wervel vergelijken met een hefboom, waarbij het draaipunt gevormd wordt door de discus intervertebrale. Deze vormt het stabiliserende element in
het beweginssegment. In een n s z ‘z u ’ scus sp c s O rugspieren spelen een
belangrijke rol bij de krachtenbalans en de stabiliteit van het bewegingssegment. (Bron: leerboek sportmassage)
D s uc u j ss zj sp D z u’s z j f x p tsvindt -> hernia.
2. Beschrijf welke structuren geïnnerveerd zijn en dus mogelijk nocisensoriek kunnen geven.
Hoeveelheid nocisensoren in en om het gewricht
Ligament Veel
Pees Gemiddeld
Capsula Veel
Synovia Geen
Kraakbeen Geen
Bot Gemiddeld
Spieren Veel
Periost wervels Veel
Dura mater Veel
Discus intervertebralis Veel tot de nucleus pulposus aan toe.
3. Beschrijf wat de neurofysiologische hypothese is van pijn bij mechanische vervorming van weefsel. Betrek hierbij de ionkanalen in de celmembraan en de A en C
nociceptoren.
A en C vezels verhaal. Pubmed -> mechanical deformation
4. Beschrijf waardoor uitstralende pijn vanuit de nek/rug in arm/been veroorzaakt kan worden.
Inklemming. Achterhoorn -> sensorisch.
Studietaak 3
1. Beschrijf voor de CWK en voor de LWK de anatomische bouw, gerelateerd aan de bewegingsmogelijkheid. Bepaal ook de stabiliserende factoren voor de wervelkolom.
Anatomie van de cervicale wervelkolom:
7 cervicale wervels
kanaal: dwars ovaal
weinig dragend ® klein wervellichaam
occiput C1 ® 3-8° rotatie
C1-C2 ® 60% van cervicale rotatie
C3 tot en met C7 ® vergelijkbare anatomie
C5-C6 ® meeste flexie/extensie (meest HNP/degeneratief)
Ligamentaire structuren ® stabiliteit
C1-C2; maximale translatie 2-3 mm (volwassenen); < 4.5 mm (kind)
Indien meer ® laesie ligamentum transversum
Lagere cervicale wervelkolom: instabiliteit indien > 3.5 mm translatie bij flexie/extensie (volwassenen) Instability > 3.5 mm > 11°
Angulatie > 11° per niveau ® pathologisch
(Bron: http://www.orthopedie.nl/professie/voca/lessen/hoofdstuk%2073.htm)
Anatomie van de lumbale wervelkolom
Er zijn 5 lumbale wervels, 5 os sacrum en 3 – 4 staartbeenwervels (os coccygis). Lendenwervels hebben een zeer groot wervellichaam en forse uitsteeksels, zij dragen geen ribben.
2. Beschrijf de normaal rechtopstaande houding en een aantal houdingsafwijkingen hiervan, waarbij je tevens aangeeft welke weefselstructuren een potentiële pijnbron
kunnen vormen.
Cervicaal lordose – thoracale kyfose – lumbale lordose. Scoliose. Weefselstructuren die pijn kunnen geven zijn spieren die hechten aan de wervels. Beschadiging van bot kan
veroorkomen, gebeurt normaal niet vaak. Ligamenten kunnen door osteoporose ook beschadigingen en dit kan ook pijnlijk zijn. Daarnaast ruggenmerg ook?
2
,Medisch-biologisch gerelateerde studietaken
Studietaak 1
Kernbegrippen:
Wervelkolom: vorm en functie, functionele unit ofwel bewegingssegment, facetgewrichten, discus, ligamenten, musculatuur, bewegingsmogelijkheid, mechanische vervorming,
ionkanalen( een eiwit), pijn, A vezels, C vezels,, stabiliteit
Bedoeling:
Een goed beeld hebben van de bouw en functies van de wervelkolom en bijbehorende structuren om gericht onderzoek en gerichte behandeling mogelijk te maken
Activiteit:
1. Maak een overzicht van de algemene bouw en functie van de wervelkolom en geef de verschillen tussen de cervicale, thoracale en lumbale delen aan.
Bevat foramen transversus (voor a. vertebralis)
Bevat aan de zijkant een
gewricht met de ribben
Grootste wervels hier.
Geen ruggenmerg door
het foramen vertebralis,
maar spinale zenuwen.
Cervicaal/lumbaal:
lordose
Thoracaal: kyfose
3
, 2. Beschrijf de ligging en functie van ligamenten, spieren, disci, meningen, medulla en spinale zenuwen, en geef de verschillen tussen de cervicale, thoracale en
lumbale delen aan.
Ligamenten: in en om de hele wervelkolom (om twee botstukken te verbinden)
Spieren: erector spinae voorbeeld van spier over de wervelkolom
Meningen: De hersenvliezen (of meninges) zijn de vliezen die de hersenen en hetruggenmerg omgeven. Ze bestaan uit drie lagen: het harde hersenvlies of dura mater, het
spinnenwebvlies of arachnoidea en het zachte hersenvlies of pia mater. Voornamelijk de dura mater, die taai en stevig is, beschermt de hersenen, het ruggenmerg en de vaten
die deze organen van bloed voorzien. Binnen de schedel verdeelt ze de hersenen in verschillende delen en zorgt er zo voor dat deze in de schedel niet kunnen verschuiven.
Het spinnenwebvlies is dun en bevat de vaten die de hersenen van bloed voorzien. Het binnenste vlies, de pia mater, is ook betrokken bij de bloedvoorziening van de hersenen.
De ruimte tussen de arachnoidea en de pia mater wordt de subarachnoïdale ruimte genoemd; in die ruimte bevindt zich hersenvocht. Die vloeistof is kleurloos, helder en wordt
gevormd door gespecialiseerde cellen in de hersenventrikels (plexus choroidea). De hoofdfunctie van de vloeistof is schokdemping en bescherming van hersenen en
ruggenmerg. De nevenfuncties zijn transport van voedingstoffen en afvoer van afvalstoffen. Verder is het hersenvocht betrokken bij het handhaven van een goede temperatuur
en de lymfeafvoer
Medulla: De medulla oblongata, of het verlengde merg, is het gedeelte van de hersenen dat de hersenstam met het ruggenmerg verbindt. Zij is tijdens de embryonale
ontwikkeling ontstaan uit het myelencephalon. Men is het er niet over eens of zij een onderdeel van de hersenstam is, of op zichzelf staat. Zij zendt opdrachten vanuit de
hersenen door naar alle lichaamsdelen. Tevens bevat zij centra die de hartslag, ademhaling, spijsvertering en bloeddruk reguleren.
In de medulla oblongata vindt ook de kruising van zenuwbanen plaats. Dit zijn de zenuwbanen van de tast en voor de motorische aansturing vanspieren van armen en benen.
Hierdoor is het linkerdeel van de hersenen verantwoordelijk voor de binnenkomst van informatie en de aansturing van spieren in het rechterdeel van het lichaam, en andersom.
Een aandoening aan het verlengde merg kan dan ook ernstige gevolgen hebben, zoals gevoelsstoornissen en verlamming. Mogelijke oorzaken voor een aandoening aan de
medulla oblongata zijn:
beknelling door een hernia, een tumor of een aangeboren afwijking
een ontsteking
beschadiging door een ongeval
Resultaat:
De student kan de vorm en functie van de wervelkolom beschrijven en hierbij aangeven welke
verschillen er zijn tussen de verschillende delen.
4