Samenvatting Welzijn
Workshop 1:
Ervaringen tussen 10-25 jaar -> neem je mee
Product van zijn of haar tijd
Stille generatie
Geboren tussen 1930-1940
- Ook wel: geranium Zitters
- Jong tijdens: wederopbouw
- Kenmerken: plichtsgetrouw, harde werkers
Babyboom
Geboren tussen 1940-1955
- Ook wel: protestgeneratie
- Jong tijdens: stijgende welvaart
- Kenmerken: vrije moraal, zelfontplooiing, onvrede
Generatie X:
Geboren tussen 1955-1970
- Ook wel: generatie Nix, verloren generatie
- Jong tijdens: economie verval, jeugdwerkeloosheid
- Kenmerken: praktisch, zelfredzaam, no-nonsense mentaliteit
Pragmatische generatie:
Geboren tussen 1970-1985
- Ook wel: patatgeneratie
- Jong tijdens: groeiende keuzemogelijkheden: alles is mogelijk
- Kenmerken: levensgeluk als hoogste doel, zelfontplooiing, passiviteit
Generatie Y
Geboren tussen 1980-1994
- Ook wel: prestatiegeneratie, grenzeloze generatie, generatie next, millenials, screenagers,
echoboomers, digitale generatie, mediageneratie, game generation, generatie Einstein,
google generatie, achterbank generatie, knip en plak generatie, peter pan generatie
- Jong tijdens: informatietijdperk, dreiging van terroristische aanslagen
- Kenmerken: authentiek, zelfverzekerd, actief op internet, gemakzucht
Generatie Z
Geboren tussen 1990-2000
- Ook wel: digital natives, netgeneratie, m(ultitasking) generatie, generatie I, igeneration,
generatie Yi
- Jong tijdens: digitale tijdperk, economische crisis
- Kenmerken: internet is vanzelfsprekend, multitasking
Generatie alpha
Geboren tussen 2000-2011
- Ook wel: google kids, gen A
, - Jong tijdens: economische malaise, bezuinigingen, groeiende technologische kennis
- (Verwachte) kenmerken: beter opgeleid dan ooit, materialistisch
Psychodynamisch perspectief: onbewuste krachten, gebeurtenissen/ervaringen uit kindertijd
- Sigmund Freud: psychoanalyse -> es/id = aangeboren driften (levens en dood), Ego =
aanvaardbaar gedrag, bemiddelaar, asociaal wezen maar wordt opgevoed en superego =
geweten, verboden en geboden, ideaal beelden (van ouders), slecht inleven in anderen
- Erik Erikson: psychosociale theorie, ontwikkelingsfase met daarin persoonlijke ciris, crisis is
noodzakelijk voor groei, bij slecht doorlopen fase/taak: problemen, probleem in ene fase kan
gevolg hebben voor andere fases
Behavioristische perspectief:
- Conditionering: straffen en belonen, klassieke: paflov, reflexen en operante: skinner,
onderzoek met ratten, bekrachtiging
- Sociaal-cognitieve leertheorie
- Watson
- extreme invloeden van buitenaf aan en af leren van gedrag
Cognitief perspectief:
- Piaget: schema’s, adaptatie: assimilatie en accommodatie
- Informatieverwerkingstheorie -> invloed van manier van denken op gedrag
Systemisch perspectief: interactie tussen individu en omgeving
- Bronfenbrenner: bio-ecologische model, micro (vrienden en familie), meso (connecties
tussen verschillende micro-systemen) , macro (waarden en wetten maatschappij)
- Vygotsky: socioculturele theorie
Evoluionair perspectief:
- Lorenz -> ehtologie
- Gedragsgenetica
- Genen
- Darwin
Van de drie ontwikkelingsgebieden kenmerken benoemen en voorbeelden van
vraagstukken geven
aan de hand van voorbeelden uitleggen wat normatieve en niet-normatieve invloeden op
de ontwikkeling zijn
voorbeelden geven van continue en discontinue verandering tijdens de ontwikkeling
aan de hand van voorbeelden aangeven wat de termen kritieke periode, plasticiteit,
maturatie en gevoelige periode betekenen
aangeven wat het nature-nurture-debat inhoudt
uitleggen hoe er vanuit het psychodynamisch, behavioristisch, cognitief, systemisch en
evolutionair perspectief naar de ontwikkeling gekeken wordt
, de theorie van Freud uitleggen aan de hand van het id, ego, superego
aan de hand van klassieke experimenten het verschil beschrijven tussen klassieke
conditionering, operante conditionering en de sociaal-cognitieve leertheorie
voorbeelden geven bij de termen adaptatie, assimilatie en accommodatie uit de theorie
van Piaget
de fasen van Piagets theorie en per fase de voornaamste kenmerken beschrijven
aan de hand van voorbeelden het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner beschrijven
en per systeem/omgevingsniveau voorbeelden geven
uitleggen wat bedoeld wordt met wederzijdse transactie binnen de socioculturele theorie
van Vygotsky
uitleggen wat er bedoeld wordt met het evolutionaire perspectief op de ontwikkeling
aan de hand van voorbeelden uitleggen wat normatieve en niet-normatieve invloeden op
de ontwikkeling zijn
Workshop 2
Genotype: genetische ‘code’
-Omgeving:
- prenataal: voor de geboorte (vb: roken, alcohol-/drugsgebruik van zwangere)
- Perinataal: tijdens de geboorte (vb: zuurstofgebrek door navelstreng om de nek)
- postnataal: na de geboorte (vb: alles wat er gebeurt na de geboorte, zoals
ongelukken/ziektes)
-Fenotype: zichtbare eigenschappen, afhankelijk van genotype en invloed van buitenaf
-Multifactorieel: eigenschappen zichtbaar door combinatie meerdere genen en invloeden
van buitenaf
Voorbeelden genotype/fenotype (zie plaatjes):
a) Peper-en-zoutvlinderDe vlinders op de pagina zijn allebei afkomstig uit dezelfde ‘familie’.
Echter, door vermenigvuldigen ontstaan er verschillende fenotypen. De peper-en-zoutvlinder
in de evolutietheorie:
Oorspronkelijk was alleen de lichte variant van de peper-en-zoutvlinder bekend, tot in het
Engeland van de negentiende eeuw plotseling een zwarte variant opdook. Deze zwarte
variant kwam normaal gesproken slechts bij 1 % van de peper-en-zoutvlinders voor, terwijl
zwarte exemplaren ook nog eens een zeer lage overlevingskans hebben. Ze vallen namelijk
op voor vijanden wanneer ze op een witte berkenstam zitten. Later bleek, dat met het
opkomen van de industrie tijdens de Industriële revolutie, deze zwarte variant betere
overlevingskansen bood dan de lichtere. Door het vele roet in de lucht waren bomen en
gebouwen namelijk zwart verkleurd, met als gevolg dat de lichte variant eerder gezien werd
door vijanden. In deze steden keerde de verhouding zwart-wit zich om: 99 % van de peper-
en-zoutvlinders was zwart en slechts 1 % wit. Later, met het terugdringen van de
roetuitstoot, nam de beroeting van bomen en gebouwen af, en nam het aandeel witte peper-
en-zoutvlinders weer toe. Dit verschijnsel werd later gebruikt als voorbeeld van natuurlijke
selectie.