Onderdeel 3: het zenuwstelsel
Inleiding Op een tuinfeest in de zomer wordt flink gedronken. De 18-jarige Hayco duikt in een
dronken bui in het meer waar de tuin aan grenst, maar wat hij niet weet is dat het water daar maar
1 meter diep is. Als hij niet bovenkomt halen vrienden hem uit het water en al snel wordt duidelijk
dat hij zijn benen niet meer kan bewegen. Toen hij de bodem van het meer raakte, is door de harde
klap zijn rug gebroken. Het blijkt na onderzoek in het ziekenhuis te gaan om een dwarslaesie ter
hoogte van L3. Verwacht je dat Hayco weer kan lopen in de toekomst? Lesactiviteiten Op dit
hoor-/werkcollege worden eerst de moeilijke concepten uit de stof dieper behandeld. Er wordt geen
uitgebreide samenvatting van de lesstof gegeven, maar op basis van de voorbereiding (zelfstudie)
wordt de stof verdiept en toegepast. Tevens worden de voorbereidingsvragen behandeld. In het
tweede deel zal een casus met vragen worden besproken die door studenten van tevoren op
Brightspace is gemaakt.
Doelen De student kan:
1. De twee belangrijkste anatomische en functionele onderdelen van het zenuwstelsel beschrijven.
Het zenuwstelsel reageert kort en snel, in tegenstelling tot het hormoon stelsel wat op lange termijn
reageert.
,Het centrale zenuwstelsel bestaat uit:
- Hersenen
- Ruggenmerg
Hier wordt alle informatie verwerkt.
De informatie die we binnen krijgen, krijgen we binnen via het Perifeer zenuwstelsel.
De informatie heet Sensorische informatie. Dit komt binnen via Afferente Zenuwen.
De informatie halen we uit onze zintuigen:
- Somatische zintuigen (van buiten af, horen, zien voelen, ruiken, proeven)
- Viscerale zintuigen (van binnen af, van de inwendige organen, bloeddruk, hartslag, temperatuur
etc.)
De informatie die we binnen krijgen gaat naar boven en wordt in de hersens verwerkt.
Daarna wordt het motorische uitgebeeld via de Efferente zenuwen:
- Somatische zenuwstelsel of wel willekeurig ZS ( effector: skeletspier beweging)
- Autonome zenuwstelsel:
, * Parasympatisch zenuwstelsel (gladde spieren zoals hart, klieren, vet weefsel)
* Sympathisch zenuwstelsel ( gladde spiercellen in rust)
De hersens hebben glucose en zuurstof nodig om te kunnen blijven werken.
2. Onderscheid maken tussen neuronen en neuroglia op basis van structuur en functie.
Neuronen zijn de communicatoren tussen neurale functies.
Neuroglia of Gliacellen is het steunweefsel van het zenuwstelsel, ze werken als fagocyten en kunnen
zich delen.
Onderstaande foto is van een multipolair neuron. Dit is het meest voorkomende type van neuronen.
Neuronen kunnen niet delen, dus als ze stuk gaan door verwonding kunnen ze niet worden
vervangen.
Groepen RUW ER en vrije ribosomen die lichaampjes van Nissl worden genoemd geven de grijze
kleur aan gebieden die cellichamen van neuronen bevatten.
Neuronen kunnen in 3 typen worden verdeeld:
- Multipolair neuron, Deze komen het meeste voor. Alle motorische zenuwcellen, die skeletspieren
aansturen zijn multipolair.
- Unipolair neuron, de meeste sensibele neuronen van het PZS zijn unipolair
- Bipolair neuronen, Deze zijn zeldzaam maar komen voor in speciale zintuigen zoals zien, ruiken en
horen.
Naar de functie worden neuronen in 3 verschillende functies verdeeld:
- Sensibele neuronen (afferente neuronen) ze ontvangen informatie vanuit zintuigelijke cellen.
- Motorische neuronen (efferente neuronen – Somatische neuronen -> Skeletspieren
- Visceromotorische neuronen -> Glad spierweefsel
- Schakelcellen, zorgen voor het doorschakelen van informatie, zijn betrokken bij functies zoals leren,
plannen en geheugen.
2 type Somatische zintuigen registreren informatie omtrent de buitenwereld of lichaamshouding:
- Externe receptoren (van buiten af, voelen, reuk, zicht, evenwicht, gehoor etc.).