1
De ideale school
Naam: Karel Bos
Klas: DT2B2
Datum: 20-01-2022
Schoolbegeleider: Helen Degenhart/Martinette Strik
, 2
Voorwoord
In dit verslag vind je een onderzoek naar mijn ideale basisschool. Ik ben Karel Bos, 2e jaars Pabo
student aan de hogeschool InHolland in Alkmaar. Ik loop stage in groep 4 bij DURV! aan de Elgerweg
te Alkmaar. Om mij als Pabo student en toekomstig leerkracht verder te ontwikkelen, wil ik graag te
weten komen wat mijn visie op het onderwijs is.
De opdracht van dit onderzoek is de theorie over het onderwijs bestuderen, mijn eigen visie
doorgronden, mijn eigen visie koppelen aan de theorie en erachter komen wat vanuit deze
informatie voor mij de ideale school betekent.
Ik vond het zeer interessant om dit uit te zoeken omdat het uiteindelijk in de toekomst zijn weerslag
zal hebben op mijn ontwikkeling als leerkracht. Door de nieuwe kennis die ik heb opgedaan en het
nieuwe perspectief wat ik hierbij heb gekregen, heb ik een beter beeld gekregen van mijn visie op het
onderwijs.
Als laatste wil ik de onderwijsstichting Tabijn bedanken, onderwijsstichting Dalton en de openbaar
onderwijsstichting dat ik op hun scholen heb mee mogen kijken om zo mijn beeld op het onderwijs te
verbreden. Daarnaast wil ik ook mijn vakdocenten Helen Degenhart en Martinette Strik bedanken
voor de begeleiding tijdens het onderzoek.
, 3
Inhoud
Voorwoord .............................................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 1. Inleiding ............................................................................................................................. 4
Hoofdstuk 2. Theoretische voorverkenning ............................................................................................ 5
Hoofdstuk 2.1. Reformpedagogen ...................................................................................................... 6
Hoofdstuk 2.2. Moderne onderwijsvernieuwers ................................................................................ 7
Hoofdstuk 2.2.1. OGO (ontwikkelingsgericht onderwijs) .................................................................... 8
Hoofdstuk 2.2.2. EGO (ervaringsgericht onderwijs) ............................................................................ 8
Hoofdstuk 2.2.3. Burgerschapsonderwijs ........................................................................................... 8
Hoofdstuk 2.3. Ouderbetrokkenheid .................................................................................................. 9
Hoofdstuk 2.4. Vrijheid in het onderwijs............................................................................................. 9
Hoofstuk 2.5. Diversiteit in het onderwijs........................................................................................... 9
Hoofdstuk 3. De hoofdvraag van het onderzoek .............................................................................. 10
Hoofdstuk 3.1. Theoretische onderzoeksdeelvragen........................................................................ 10
Hoofdstuk 3.2. Praktische onderzoeksdeelvragen ............................................................................ 10
Hoofdstuk 4. Methodologie/onderzoeksplan ....................................................................................... 11
Theoretisch kader en praktijkonderzoek .......................................................................................... 11
Hoofdstuk 5. Bronnenlijst ...................................................................................................................... 15
, 4
Hoofdstuk 1. Inleiding
De aanleiding van dit onderzoek is dat het voor mij nog onduidelijk is hoe mijn ideale school eruitziet
en wat voor mij kernwaarden van mijn ideale onderwijs zijn. Ik weet in grote lijnen welke waarde en
welke idealen ik voor mij zie in het ideale onderwijs maar kan dit nog weinig concretiseren.
Globaal zal ik in deze inleiding beschrijven wat mijn visie op de ideale school is en welk onderwijs ik
denk dat het beste bij aansluit bij deze visie. Gedurende het onderzoek zal ik dit aan de hand van
theorie en de praktijk verder uitwerken. Door het doen van onderzoek naar mijn visie en mijn ideale
school ben ik een completere leerkracht geworden omdat ik een nog beter beeld heb gekregen wat
voor mij in de toekomst belangrijk is bij het vinden van de school die bij mij past en hoe ik de
leerlingen, naar mijn idee, zich maximaal kan laten ontwikkelen. In het onderzoek heb ik mij meer
verdiept in openbaar onderwijs, onderwijs dat niet gekoppeld is aan een overkoepelende organisatie
of aan een godsdienst. Daarnaast ben ik nieuwsgierig geweest naar het Daltononderwijs waarin de
vrijheid van de leerling centraal staat.
Ik vind vanuit mijn onderwijservaringen dat vrijheid voor leerlingen belangrijk is, leerlingen zijn ook
mensen en moeten een eigen inbreng hebben binnen het onderwijs. Zo is het belangrijk dat ze
betrokken zijn en dat ze ruimte krijgen om hun mening te geven en hun eigen product vorm te
geven. In een eerdere onderwijservaring op de Visser ’t Hooft was dit voornamelijk het geval bij het
vak topondernemers waarin de leerlingen een kader kregen van de opdracht maar binnen dit kader
vrij waren om de opdracht zelf vorm te geven. Met wie willen ze samenwerken, wat willen ze maken,
in welke volgorde willen ze de opdracht afwerken, willen ze hierbij digitale toepassingen gebruiken of
puur analoog, willen ze buiten het lokaal of in de klas aan de opdracht werken, etc. Ik wil dit veel
breder trekken en ze nog meer, zij het binnen kaders, de vrijheid en de mogelijkheid geven om mee
te denken en zelfstandig te zijn.
Daaronder zitten de kernwaarden vrijheid, diversiteit, waardering en openheid.
Mijn huidige beeld van de ideale school is ervoor zorgen dat ik leerlingen aflever die de mogelijkheid
hebben om vrij te denken en zich verstandig voelen om zelf te kunnen realiseren wat de beste keuzes
zijn, maar daarnaast ook met iedereen kunnen samenleven. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn
binnen het onderwijs en zich geaccepteerd voelen, zijn mening kunnen geven en deze vrijheid vanuit
het onderwijssysteem meekrijgen.
In dit onderzoek wil erachter komen of die missie past bij mijn visie en in dit onderzoek wil ik dit
verder concretiseren naar hoe dit vormgegeven kan worden op mijn ideale school.
, 5
Hoofdstuk 2. Theoretische voorverkenning
Tijdens de theoretische voorverkenning ga ik mij oriënteren op de
onderwijsrichtingen/onderwijsvisies. Ik ga erachter komen welke visie bij welk onderwijs past en
vervolgens ga ik bekijken met welke onderwijsvisie ik naderhand verder wil. Bij welke visie vind ik na
deze oriëntatie aansluiting en bij welke visie denk ik dat past niet bij mijn beeld van de ideale school.
Ik heb er in de theoretische voorverkenning voor gekozen om de belangrijkste reformpedagogen en
onderwijsvernieuwers te behandelen omdat vanuit deze onderwijskundigen/onderwijsopvattingen
de meeste overige onderwijsvisies ook ontstaan of zijn ontstaan. Daarnaast heb ik nog op een aantal
andere begrippen gezocht, deze begrippen slaan op de inleiding waarin ik globaal mijn visie op het
onderwijs heb kunnen schetsen. Vanuit deze visie zijn een aantal begrippen ontstaan waarnaar ik een
voorverkenning heb gedaan om te bepalen of ik ze verder wil uitwerken. In het volgende schema zie
je welke bronnen ik heb gebruikt voor mijn theoretische voorverkenning en welke centrale begrippen
ik heb onderzocht.
Begrippen Bronnen
Freinetonderwijs Website van de Freinet vereniging (Freinet
vereniging, 2018)
Montessorionderwijs Historiek een geschiedenisblad waarin wordt
geschreven over onderwijs (Historiek, 2019)
Daltononderwijs Een onderwijswebsite voor leerkrachten (IH,
2019)
Jenaplan onderwijs Meer dan onderwijs (Eddy Alkema, 2015)
De vrije school Meer dan onderwijs (Eddy Alkema, 2015)
Luc Stevens Website van het NIVOZ (FIZZ marketing en
communicatie, 2004)
Gert Biesta Boek ontwikkelingspsychologie (Beckerman,
2018)
Jean Piaget Boek ontwikkelingspsychologie (Beckerman,
2018)
Levy Vygotsky Boek ontwikkelingspsychologie (Beckerman,
2018)
Deci & Ryan Meer dan onderwijs (Eddy Alkema, 2015)
Carol Dweck Ted talk video waarin Carol Dweck spreekt en
bijbehorende tekst (Dweck, 2014)
Ontwikkelingsgericht onderwijs Wij leren, onderwijssite (Kerpel, 2014)
Ervaringsgericht onderwijs Meer dan onderwijs (Eddy Alkema, 2015)
Burgerschapsonderwijs Wij leren, onderwijssite (wij leren, 2014) en een
wetenschappelijk artikel van Tule/SLO
(veugelers, 2015)
Ouderbetrokkenheid Wij leren, onderwijssite (Kooten, 2014)
Vrijheid Meer dan onderwijs (Eddy Alkema, 2015)
Diversiteit De UVA heeft onderzoek gedaan naar diversiteit
in het basisonderwijs (universiteit van
Amsterdam, 2018)
, 6
Hoofdstuk 2.1. Reformpedagogen
Ik heb de reformpedagogen in chronologische volgorde behandeld van wanneer ze voor het eerst
een eigen school hebben opgericht.
Célestin Freinet was een Franse onderwijsvernieuwer. Op de scholen waar hij werkte liep hij
ertegenaan dat veel leerlingen moeite hadden met de leerstof, hij ging dus opzoek naar een andere
manier om leerlingen toch de leerstof over te dragen. Hij ging ervaringsgerichter werken, ook wel
levend leren genoemd. Het onderwijs vindt niet plaats aan de hand van methodes maar het
vertrekpunt is juist de ervaring en beleving van de leerlingen. De leerkracht zorgt voor een
betekenisvolle context binnen dit systeem. Coöperatief/democratisch wordt er overlegd tussen de
leerlingen en de leerkracht over de dagplanning. (Freinet vereniging, 2018)
Maria Montessori was een Italiaanse kinderarts in een psychiatrische instelling. Vanuit deze ervaring
met kinderen ontwikkelde ze een visie op hoe onderwijs eruit moest gaan zien. De opvatting van
Montessori is dat kinderen zich uit zichzelf ontwikkelen, zolang ze zich in een prettige omgeving
bevinden, waarin materialen aanwezig zijn die uitnodigen tot handelen. Kinderen hebben een
natuurlijke drang tot zelfontplooiing, leerkrachten moeten deze drang vooral niet belemmeren.
Leerkrachten moeten leerlingen vooral observeren om erachter te komen waar de interesses van de
leerlingen liggen en de ontwikkelingsmogelijkheden en hier zo goed mogelijk op inspelen. (Historiek,
2019)
Helen Parkhurst was een Amerikaanse pedagoge die in de stad Dalton haar onderwijsvisie heeft
vormgegeven. Binnen deze visie geldt; vrijheid in gebondenheid, om zelfstandig te kunnen leren heb
je vrijheid nodig, maar aan deze vrijheid zitten wel grenzen. De leerkracht kadert deze vrijheid in en
zorgt ervoor dat leerlingen zich komen verantwoorden voor de keuzes die ze maken. Naast vrijheid is
zelfstandigheid een belangrijke pijler; leerlingen werken niet met methodes maar via weektaken of
maandtaken. De leerlingen zijn zelfstandig in het uitvoeren van deze taken en de leerkracht begeleid
vooral of geeft waar nodig instructie. De laatste belangrijke pijler is samenwerking want, zo wordt
gesteld, door leerlingen te laten samenwerken leren ze van elkaar en ontwikkelen ze respect voor
elkaar. (IH, 2019)
Rudolf Steiner was een Oostenrijks filosoof en geschiedkundige. Zijn filosofische achtergrond stelde
hem in staat om een onderwijsvisie vorm te geven en wel die van de vrije school. De vrije school is
gebaseerd op antroposofische ideeën. Dit houdt in dat de school niet alleen kijkt naar zintuigelijke
ontwikkeling maar ook naar de ontwikkeling van geest. De school kijkt dus niet alleen naar leren
lezen en schrijven maar ook naar de persoonlijke ontwikkeling. Er wordt binnen de vrije school
rekening gehouden met de ontwikkeling van een kind. De eerste zeven jaar leren kinderen hun
lichaam te gebruiken. De tweede zeven jaar leren kinderen dingen meer gevoelsmatig te beleven. Dit
alles gaat in combinatie met de sociale gemeenschap. Kinderen blijven hun hele basisschoolperiode
in dezelfde samenstelling zitten met dezelfde leerkracht. Want zo wordt gesteld; dit zorgt ervoor dat
ze met de leerkracht en met elkaar een sterke band opbouwen. (Alkema, 2015)
Peter Petersen was een Duitse hoogleraar uit de stad Jena. Aan de universiteit van Jena was een
proefschool verbonden waar Petersen zijn visies in de praktijk kon brengen. Binnen dit onderwijs
staat het kind centraal, het kind is uniek in zijn ontwikkeling, talenten en leerstijl. Het doel is dat
kinderen zo verschillend mogelijk zijn en zo leren van elkaars verschillen en elkaars verschillen
respecteren. Kinderen worden opgevoed binnen het Jenaplan onderwijs, kinderen leren daarom niet
alleen de schoolse zaken zoals taal, rekenen en spelling. Maar ze leren juist ook door deel te nemen
aan activiteiten rondom de leefwereld van kinderen en de maatschappij. Op elke Jenaplanschool
zitten kinderen van verschillende leerjaren door elkaar, zodat ze zelf kunnen kiezen of ze met een
ouder of jonger kind werken. Daarnaast zijn alle Jenaplanscholen anders, ze zijn aangepast aan de
lokale verschillen. (Alkema, 2015)
, 7
Hoofdstuk 2.2. Moderne onderwijsvernieuwers
De maatschappij staat niet stil en dus moet het onderwijs meebewegen met de snel veranderende
maatschappij. Hier horen vernieuwende ideeën bij over onderwijs. De traditionele
vernieuwers/reformpedagogen zoals op de vorige pagina beschreven worden al langzaam
achterhaald door de nieuwe visies op onderwijs. Ik heb ervoor gekozen om de onderwijsvernieuwers
in te delen naar wanneer hun theorieën over het onderwijs daadwerkelijk echt doorbraken. Ik heb er
hierbij voor gekozen om te beginnen met de oudste theorie en te eindigen met de meest recente
theorie.
Jean Piaget, was een Zwitser psycholoog die de cognitieve psychologische ontwikkeling van kinderen
bestudeerde. Piaget stelt dat de ontwikkeling een proces is van 4 gelijke stadia die elkaar lineair
opvolgen, in elk stadia leert een kind andere vaardigheden en anders denken. Een 4-jarige denkt
wezenlijk anders dan een 8-jarige zo stelt Piaget. Hij zag kinderen als onderzoekers die actief een
beeld van de wereld construeren. In je eigen tempo voer je dit onderzoek uit, door eigen ervaringen
en ontdekkingen, die niet door anderen te beïnvloeden zijn. De vier stadia van Piaget zijn: (0-2 jaar)
sensomotorische stadium, (2-6 jaar) pre-operationele stadium, (6-11 jaar) concreet operationele
stadium en (11-…. Jaar) formeel operationele stadium. (Beckerman, 2018)
Levy Vygotsky, was een Russisch onderwijs en ontwikkelingspsycholoog. Vygotsky zag de
ontwikkeling van kinderen als een product van de interactie met anderen. In de eerste plaats ouders
en de leerkracht op school, maar ook de cultuur waarin een kind opgroeit. Binnen deze cultuur zijn
namelijk weer anderen vaardigheden vereist, een kind in Nederland leert fietsen, terwijl een kind in
Amerika leert hoe hij met de schoolbus moet. Vygotsky richtte zijn theorie op vaardigheden die te
moeilijk zijn voor het kind om zelf te leren maar met de juiste begeleiding wel geleerd kunnen
worden, ook wel de zone van de naaste ontwikkeling genoemd. De leerkracht heeft in beginsel een
bepalende rol, maar naarmate de vaardigheid toeneemt, trekt de leerkracht zich meer terug. Het
grote verschil met Piaget is dat Vygotsky wel stelt dat je invloed hebt op iemand zijn ontwikkeling.
(Beckerman, 2018)
Deci en Ryan, zijn twee Amerikaanse psychologen. Ze ontwikkelde de zelfbeschikkingstheorie, binnen
deze theorie zijn er drie basisbehoefte, als aan deze behoefte wordt voldaan vindt er optimale
functionering plaats. De eerste behoeften is autonomie: het gevoel van vrijheid en zelfbeschikking.
De tweede behoeften is verbondenheid: de wil van interactie en verbondenheid met anderen. De
laatste is competentie: dit is het ervaren van succes en uitgedaagd worden.
Binnen deze theorie wordt er onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie.
Intrinsieke motivatie houdt in dat je iets vanuit je zelf wil, je bent gemotiveerd vanuit jezelf.
Extrinsieke motivatie houdt in dat je het niet per se vanuit je zelf wil, maar je wil de beloning, of de
straf vermijden. (Alkema, 2015)
Luc Stevens, is een Vlaamse onderwijsonderzoeker, hij heeft het NIVOZ opgericht, het Nederlands
instituut voor onderwijs. Luc Stevens is daarvoor leerkracht geweest op een school voor leerlingen
met achterstanden. Regelmatig had hij kritiek op het beleid van deze school. Luc Stevens staat aan de
basis van het model relatie, competentie, autonomie. Deze basisbehoefte worden verbonden door
interactie. De pedagogische kwaliteit van de medewerkers bepaalt de interactie en daarmee de
kwaliteit van de school. Relatie: met leerkrachten en medeleerlingen, ze willen het gevoel hebben
van een gemeenschap waar zij deel van uitmaken. Competentie: leerlingen willen laten zien wat ze
kunnen, succeservaringen beleven en uitgedaagd worden. De leerkracht moet de
ontwikkelingsdoelen serieus nemen van de leerlingen. Tot slot autonomie: kinderen willen een
gevoel van onafhankelijkheid hebben, dat ze zelf beslissingen kunnen nemen en keuzes kunnen
maken. Als leerkracht moet je hiervoor begeleiding en ondersteuning bieden. (FIZZ marketing en
communicatie, 2004)