Een bondige, doch volledige samenvatting van het boek Praktisch goederenrecht (m.u.v. H9). Met korte voorbeelden en belangrijke arresten uitgewerkt. Heel handig voor je tentamen, waarvoor ik een 9 heb gehaald! Met deze samenvatting zou jij ook een mooi cijfer moeten kunnen halen, veel succes!
Hoofdstuk 1 | Basisbegrippen van het goederenrecht
Het goederenrecht is het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelatie tussen een persoon en een
goed.
§1.1 Goederen, zaken en vermogensrechten
Goederen
Art. 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. Zaken vind je terug in art.
3:2 BW en goederen in art. 3:6 BW.
Zaken
Volgens art. 3:2 BW zijn zaken ‘de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten’.
Uit dit artikel blijkt dat een zaak aan twee criteria dient te voldoen, namelijk:
1. Voor menselijke beheersing vatbaar;
2. een stoffelijk object.
Iets is voor menselijke beheersing vatbaar, wanneer we het kunnen vastpakken en er macht over
kunnen uitoefenen. Een stoffelijk object wil zeggen een voorwerp dat uit een bepaald materiaal
bestaat.
Vermogensrechten
Vermogensrechten worden omschreven in art. 3:6 BW: ‘Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen
met aan ander recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel,
zijn vermogensrechten.’
Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde. Dat wil zeggen: een recht met een
bepaalde waarde die in geld is uit te drukken. Het wetsartikel bestaat uit de volgende onderdelen:
1. rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; of
2. die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen; of
3. die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Er zijn dus drie verschillende categorieën vermogensrechten
1. Overdraagbaar
In de eerste plaats kan het gaan om rechten die overgedragen worden. De overdracht kan
zowel zelfstandig plaatsvinden als tezamen met een ander recht. Hiermee wordt bedoeld dat
de eigenaar van een bepaald recht dit recht aan een ander maf overgeven. Voorbeeld is een
eigendomsrecht of een vorderingsrecht; beide rechten kunnen door de eigenaar aan een
ander worden overgedragen.
2. Stoffelijk voordeel
Ten tweede zijn vermogensrechten rechten die erop gericht zijn de rechthebbende, di is
meestal de eigenaar, stoffelijk (materieel) voordeel te verstrekken. Hierbij kun je denken aan
het recht op smartengeld: dit is erop gericht materieel voordeel te verschaffen aan de
rechthebbende van dat recht. Ook het recht van gebruik is een vermogensrecht, aangezien
het er eveneens op is gericht om de rechthebbende stoffelijk voordeel te verstrekken.
3. In ruil voor stoffelijk voordeel
Ten derde zijn vermogensrechten rechten die zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel of
in ruil voor toegezegd stoffelijk voordeel. Stel dat iemand boodschappen doet voor zijn
buurman waarvoor hij wekelijks een vergoeding krijgt. Dan is er hier sprake van een
1
, vermogensrecht; er is immers een recht: het doen van boodschappen. Dit recht is ontstaan in
ruil voor stoffelijk voordeel: de wekelijkse vergoeding.
§1.2 Roerende en onroerende zaken
Zaken kunnen worden onderverdeeld in roerende zaken en onroerende zaken. Art. 3:3 lid 1 BW
beschrijft onroerende zaken als volgt: ‘Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de
met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond
zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.’
Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn.
Portacabin-arrest
Een zekere Buys heeft op een aan hem toebehorend stuk grond een portacabin laten plaatsen. Een
van de eigenschappen van een portacabin is dat deze snel en eenvoudig geplaatst en verplaatst kan
worden. Volgens Buys is zijn portacabin een roerende zaak. De portacabin van Buys wordt ingericht
en gebruikt als bedrijfsgebouw, meer specifiek als kantoorruimte. Er is een gas-, water- en
elektriciteitsaansluiting, alsook een aansluiting het telefoonnet en de riolering. verder is aan de
onderkant van de portacabin een plint bevestigd die tot aan de grond reikt, waardoor het lijkt of het
bouwsel met de grond is verenigd. Rondom de portacabin ligt een goed onderhouden tuin met een
tegelpad naar de ingang. De andere partij in het geschil, de Rabobank, is van mening dat de
portacabin van Buys een onroerende zaak is. De Rabobank beroept zich erop dat het bouwsel
duurzaam met de grond is verenigd en daarom een onroerende zaak is in de zin van art. 3:3 BW.
Partijen kunnen niet tot een vergelijk komen en uiteindelijk buigt de Hoge Raad zich over de zaak. De
Hoge Raad is van oordeel dat uit de hiervoor omschreven omstandigheden onder meer blijkt dat de
portacabin naar haar aard en inrichting bestemd is om als bedrijfsgebouw te worden gebruikt en om
duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij acht de Hoge Raad het niet van belang dat in technisch
opzicht de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen. De Hoge Raad concludeert uit
voorgaande dat de portacabin een onroerende zaak is en stelt de Rabobank in het gelijk.
Roerende zaken
Art. 3:3 lid 2 BW bepaalt dat roerende zaken alle zaken zijn die niet onroerend zijn. Het zijn zaken die
wel verplaatsbaar zijn.
§1.3 Hoofdzaak en bestanddeel
In art. 3:4 BW wordt het begrip bestanddeel beschreven. Volgens het eerste lid van dit artikel is een
bestanddeel alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Met ‘verkeersopvatting’
wordt het maatschappelijk verkeer bedoeld, het gaat om de mening die op een bepaald moment door
het merendeel van de maatschappij wordt gedeeld. Een bestanddeel is dus iets waarvan wij als
maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een andere zaak. De andere zaak wordt hiermee
hoofdzaak. Daarbij speelt een rol of een zaak als voltooid beschouwd kan worden wanneer het
betreffende bestanddeel ontbreekt. Met andere woorden: is de zaak nog compleet zonder het
bestanddeel?
Lid 2 van art. 3:4 BW geeft een tweede omschrijving van het begrip bestanddeel: ‘Een zaak die met
een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat
beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de
hoofdzaak.’
Dit artikel duidt op de situatie dat een zaak met een andere zaak wordt verbonden en daar niet meer
van kan worden afgescheiden zonder dat er beschadiging optreedt. In dit artikel wordt behalve over
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper t2000. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.