Samenvatting Aanvankelijk en technisch lezen
Huizenga, H. (2016). Aanvankelijk en technisch lezen. (4e druk*). Groningen: Noordhoff.
Hoofdstuk 2.1 t/m 2.4
Niveaus informatie verwerking
Visueel niveau: het gaat om speciale kenmerken van letters en woorden en ook de frequentie heeft
invloed bij het herkenningsproces. Hierbij kan het gebruik van verschillende lettertypes soms lastig
zijn. In methodes wordt hierom vaak de schreefloze letter (letter zonder dwarsstreepjes) gehanteerd,
want deze zijn het makkelijkste te herkennen.
Beginnende lezers kunnen al snel de volgorde van de letters linken aan een woord, zo zien zij
bijvoorbeeld gemakkelijk hun eigen naam. Bij het aanvankelijk lezen maken kinderen voornamelijk
gebruik van het visuele niveau.
Wij hanteren in Nederland het alfabetisch schriftsysteem, zo kunnen wij gesproken taal het efficiëntste
weergeven.
Hier komen wel verschillende problemen bij kijken!
Alleen spraakklanken die betekenisverschil tussen woorden veroorzaken, worden
weergegeven. Bijvoorbeeld deur – neus kent twee verschillende klanken maar kent wel
hetzelfde foneem (= eu). Dit is voor beginnende lezers verwarrend. Bos – boos kennen
daarentegen twee fonemen én twee verschillende spraakklanken.
o Foneem: betekenis onderscheidende spraakklank
We hebben niet genoeg letters om fonemen aan te duiden. Dit hebben we opgelost door
letters te combineren (oe, ie, ee). Leerlingen vinden het soms moeilijk om te zien dat twee
letters samen het grafeem vormen, ze lezen dan de o en de e in plaats van oe. In groep drie
komen alle 36 basisgrafemen hierom aan bod.
o De letters of lettercombinaties dat fonemen weergeven heten grafemen.
Koppeling grafemen en fonemen is niet eenduidig, denk bijvoorbeeld aan de d en t, of pot en
poten (je schrijft niet pooten). Of vergeten (we spreken dit uit als vergeetun). Fonemen worden
opeens door meer grafemen worden weergeven en grafemen kunnen opeens verwijzen naar
twee verschillende fonemen. Dit is erg verwarrend voor de beginnende lezers, dus begin je
alleen met woorden waarbij de koppeling tussen foneem en grafeem wel eenduidig is =
Klankzuivere woorden als aap, noot, mies.
Morfologisch niveau
De morfologie van een woord is de manier waarop een woord is opgebouwd. Je maakt hierbij gebruik
van je kennis van woorden, als je stukjes als be, ver, ge, lijk, tje herkent lees je bijvoorbeeld al veel
sneller omdat je dit herkent.
Semantisch niveau
Je betrekt de betekenis van de woorden erbij, een geoefende lezer weten ook wat er met een zin
bedoeld wordt als er een woord mist.
Syntactisch niveau
Het gaat om relaties tussen woorden, woordgroepen en zinnen. Woordvolgorde kan soms zorgen voor
een hele andere betekenis. Hierbij komen ook verwijswoorden kijken, je gaat woorden in verband
brengen met.
, Er zijn verschillende opvattingen en modellen met betrekking tot het leesproces, zo heb je het Bottom-
upmodel, top-downmodel , interactiemodel en het fonologisch coherentiemodel.
Het Bottom-upmodel
De lezer begin met het waarnemen op visueel niveau.
Hij herkent de letters, opbouw van woorden en daarna wordt er betekenis aan de zin toegekend. Dit
gaat altijd op deze manier en hoe meer ervaring je opdoet, hoe sneller je hierin wordt.
Kanttekening: hoe kan het dan dat je soms woorden twee keer opschrijft, hoe kunnen we dan een
tekst lezen waaruit woorden of letters zijn weggelaten en hoe kan het dan dat wij sneller zinnen
kunnen lezen dan woorden (de context helpt ons).
Top-downmodel
De lezer heeft verwachtingen op basis van zijn kennis van taal en werkelijkheid en hierdoor wordt de
waarneming van woorden en letters beïnvloed. Het proces is, voorspellen, selecteren en toetsen. De
lezer gaat dus erg globaal door de tekst en toetst zijn voorspelling (er komt weinig bij kijken van het
visuele niveau).
Kanttekening: Lezers kunnen niet precies voorspellen wat er in de tekst staan en het is efficiënter om
te kijken wat er precies staat.
Interactiemodel
Er is een afwisseling tussen voorspellen en woord voor woord lezen. Een tekst over een onderwerp
waar je meer over weet, daar zul je voorspellend lezen. Als je vervolgens een fout maakt of een
moeilijk stuk tegen komt, zal je weer woord voor woord gaan lezen. Er is dus een wisselwerking
tussen de visuele informatie en de kennis van taal.
Fonologisch coherentiemodel
In ons geheugen ligt bepaalde informatie opgeslagen in bepaalde knopen. In de foneemknopen
(kennis van spraakklanken), letterknopen (kennis van letters) en semantische knopen (de betekenis).
Tijdens het lezen is er een voortdurende uitwisseling van informatie tussen deze knopen.
Relaties tussen deze knopen zijn niet allemaal even sterk. De foneemknopen en letterknopen hebben
de sterkste relatie. De fonologische route is als volgt:
Je kijkt naar de letters
Koppelt een klank
Je denkt na over de betekenis.
Hoe sneller het kind deze relaties kan leggen, hoe sneller het kind kan lezen.
2.2 Leesstrategieën
Elementaire leeshandeling
Dit noemen wij elementair omdat dit de basistechniek is binnen het leren lezen.
1) Het van links naar rechts koppelen van fonemen en grafemen
Werken volgens leesrichting
Visuele analyse in grafemen
Koppelen fonemen aan grafemen
Onthouden van fonemen op de juist volgorde
2) Auditieve synthese (armbewegingen of klappen)
3) Betekenis geven