Hoorcolleges basiskennis van het beroep 1B
Spierstelsel compendium 25 orthopedie
Soorten spierweefsel
Willekeurige beheersing: skeletspieren - het spierstelsel
Functies: skeletspieren zijn direct of indirect met botten verbonden en hebben 5 functies.
- Beweging van het skelet, behoud van houding en lichaamspositie, steun aan weke delen,
beschermen van in- en uitgang en behoud van lichaamstemperatuur.
Onwillekeurige beheersing: hartspier - hartwand, gladde spieren – inwendige organen.
Soorten contracties
Concentrische contractie: de lengte van een spier wordt korter tijdens de concentratie.
Excentrische contractie: de lengte van een spier wordt langer tijdens de contractie.
Isometrische contractie: de lengte van een spier blijft constant tijdens een contractie.
Bewegingen
Frontaal: abductie (van lichaam af) en adductie (naar lichaam toe) (link naar rechts)
Sagittaal: flexie (van lichaam af) en extensie (naar lichaam toe) (voor naar midden)
Transversaal: endorotatie en exorotatie
Structuur skeletspier
Spier – spierbundel – spiervezel – myofibril – sarcomeer – myofilamenten en actinefilamenten
Sarcomeer: zich herhalende functioneerde eenheid van de myofibrillen.
Myofilamenten -> dunne filamenten (voornamelijk actine), dikke filamenten (voornamelijk myosine).
,Aansturing spieren
Start -> actiepotentiaal (prikkel) in de frontale cortex.
Actiepotentiaal via het ruggenmerg naar de effenrente zenuwen
Verbinding -> motorische eindplaat
Neuron dat in verbinding staat met een spiervezel (motorische eindplaat). Geactiveerd motorneuron
stuurt een prikkel naar de spiervezel.
Afgifte -> acetylcholine
Acetylcholine is een neurotransmitter die door het motorneuron wordt afgegeven aan de spiervezel.
Actiepotentiaal over -> sarcollema
Acetylcholine bindt op de spiervezel en activeert deze, er ontstaat een elektrische prikkel in de
spiervezel. Actiepotentiaal gaat via de t-tubuli de spiervezel binnen en maakt contact met het
sarcoplasmatisch reticulum.
Afgifte -> calciumionen sarcoplasmatisch reticulum
AP of elektrische prikkel reguleert de afgifte van calciumionen die in de spiervezel het
contractieproces initiëren.
Verbinding motorisch eindplaat:
Motorunit: motorisch neuron met alle geïnnerveerde spiervezels.
Rekrutering om de spierspanning te verhogen door meer motorische eenheden te activeren.
Kleine motorische eenheden zorgen voor verfijnde aansturing.
Energie voor spieren
Adenosinetrifosfaat (ATP): levert de energie voor de spieren en zorgt voor de activering van de
myosineknop. Bevat koolhydraten, vetten en eiwitten.
Aeroob (met zuurstof): lichte activiteit, oneindig vol te houden, aeroob afbraak van vetzuren glucose
en glycogeen, trage APT-productie.
Anaeroob lactisch (zonder zuurstof): middelmatig zware activiteit, dominant tussen de 10 en 90
seconden maximale belasting, anaerobe afbraak van glucose en glycogeen, snelle ATP-productie,
restproduct lactaat (melkzuur).
Anaeroob alactisch (zonder zuurstof): geen afbraak van glucose of glycogeen, dominant tot 10
seconden maximale inspanning, creatinefosfaat (CP) + ATP -> creatine (C) + ATP, supersnelle ATP-
productie.
Spiervezeltype: snelle vezels -> grote diameter, veel myofibrillen, veel glycogeen, weinig
mitochondriën, produceren krachtige korte contracties. Trage vezels -> geringe diameter, matig tot
veel myofibrillen, veel kleine bloedvaatjes, veel mitochondriën, produceren trage langdurige
contracties.
, Hart- en glad spierweefsel
Hartspierweefsel: kleine spiervezels, 1 kern per spiervezel, aerobe metabolisme, intercalaire schijven,
lange contractieduur, onwillekeurige aansturing, geen tetanuscontractie.
Glad spierweefsel: spiercellen zonder strepingen (geen sarcomeren), calcium veroorzaakt andere
contracties dan bij andere spiertypen, kunnen over grotere afstand samentrekken, onwillekeurige
spieren gereguleerd door het zenuwstelsel.
Anatomie grote spiergroepen
Nek: m. sternocleidomastoideus:
Origo: sternum en clavicula (mediaal)
Insertie: processus mastoideus (schedel)
Functie: flexie en rotatie van het hoofd
Buik:
m. rectus abdominis (rechte buikspier):
Origo: os pubis
Insertie: sternum en ribben
Functie: flexie van de romp
m. obliquus externus/ internus abdominis (schuine buikspier):
Origo: laagste 8 ribben
Insertie: os pubis (pelvis)
Actie: contractiel met andere spieren (flexie romp) en individuele contractie (rotatie romp)