Hoorcolleges ontwikkelingsstoornissen
Hoorcollege 1 – introductie
Ontwikkelingsstoornissen ontstaan in de jeugd/worden dan vastgesteld. Bij oudere mensen kunnen
ook nog ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld, omdat er vroeger minder aandacht werd
gegeven aan problematiek. 50% van de mensen ervaart problematiek gedurende zijn leven. Dit
betekent niet meteen dat zij ontwikkelingsproblematiek hebben, maar ze hebben wel een probleem
(tijdig of langdurig).
Ontwikkelingsstoornissen
Behalve leeftijd, is cultuur ook belangrijk als je kijkt naar of iets normaal of abnormaal is. In Afrika is
het bijvoorbeeld heel normaal om een kind tot 5 jaar oud borstvoeding te geven, maar hier in
Nederland is dit niet de norm. De context is in Afrika zo anders dat dit geen probleem is, terwijl dit
hier in Nederland wel tot problemen leidt.
15-20% van de mensen heeft een ontwikkelingsstoornis. 10% hiervan heeft serieuze problematiek,
de andere 10% heeft milde problematiek. Het diagnosticeren van een ontwikkelingsstoornis komt
pas in beeld als er echt een beperking in het dagelijks leven is.
Abnormaliteit
Wat kan abnormaliteit veroorzaken?
Ontwikkelingsachterstand
Regressie/terugval
Hoge of juist hele lage intensiteit/frequentie van gedrag
Gedragsproblematiek blijft over de tijd heen
Gedrag is ongepast in de situatie
Abrupte veranderingen in gedrag
Verschillende probleemgedragingen
Het gedrag is kwalitatief gezien anders dan normaal
Belangrijke normen:
Cultuur/etniciteit
Geslacht (jongens meer externaliserend gedrag, meisjes meer internaliserend gedrag)
Leeftijd
Sociale factoren (meer verwachtingen, gescheiden ouders)
Levensstijlveranderingen (focus op body size, meer drugsmisbruik)
Perspectief van volwassenen
De etiologie en psychopathologie van veel stoornissen zijn nog steeds onbekend. Therapeutische
interventies zijn vaak maar gedeeltelijk effectief. Ze richten zich vooral op symptomen en zorgen vaak
niet voor volledige genezing. Veel interventies zijn duur, zijn intrusief en worden niet gesteund door
wetenschappelijk bewijs.
General developmental framework
Er worden vaak naar 5 contexten gekeken:
Biologie
Individueel
Familie
Sociaal
Cultureel
,Het is belangrijk om ook naar de omgeving van het kind te kijken, in plaats van alleen naar wat zich in
het hoofd van het kind afspeelt. Een voorbeeld van de invloeden op het kind is het micro- en
macrosysteem van Bronfenbrenner en Sameroff.
5 modellen van kinderpsychopathologie
Medisch
Het medisch model stelt dat ontwikkelingsstoornissen voortkomen uit organisch disfunctioneren.
Problemen zijn individueel. Je classificeert de problemen en komt zo tot een diagnose, met behulp
van de DSM of ICD-10. Dit model is echter niet de gehele waarheid, omdat het erg op de individu is
gericht: er wordt minder gekeken naar de omgeving. De DSM is niet meer dan alleen een afspraak
tussen therapeuten onderling. Deze classificaties wijzigen nog wel eens en zijn geen vaststaand
gegeven. Het is wel een handig handboek.
Gedragsmatig
Het gedragsmatige perspectief stelt dat gedrag is gebaseerd op een aantal leerprincipes:
Klassiek conditioneren (Pavlov)
o Ontdekt door Pavlov, onderbouwd door Watson. Watson stelde dat gedrag heel erg
maakbaar is en aan te leren is. Deze manier van kijken naar gedrag heeft veel invloed
gehad op hoe psychologen denken een verandering te bewerkstelligen. Ze zeggen
dat gedrag veranderbaar is door er in de omgeving mee te werken. Deze stroming is
nog steeds van belang.
Operant conditioneren (Skinner)
o Het werken volgens belonen en straffen. In een experiment met muizen heeft hij
bepaald gedrag versterkt (op een hendel drukken voor voedsel). Op deze manier is
gedrag aan te leren, want er staat een beloning tegenover. Dit gedrag kan je door
middel van geen beloning afleren, dit heet ook wel uitdoven.
Imitatie/observationeel leren
o Datgene wat de ouders concreet doen, heeft een sterke invloed op het gedrag van
het kind. Je kan als ouder dus wel zeggen dat je iets belangrijk vindt, maar als je je
totaal tegenovergesteld gedraagt, heeft dat ook een groot effect.
Sociaal leren
o Leren dat plaatsvindt op basis van kijken en imiteren.
Gedrag is een resultaat van deze leerprincipes.
Cognitief
Piaget stelde dat er een vastgestelde volgorde van fases is. Mensen hebben schema’s in hun hoofd
waardoor ze dingen zien. Dit ontwikkelt zich gedurende het leven steeds meer, waardoor je cognitief
steeds meer aankan. Assimilatie is het proces waarmee bestaande schema’s gebruikt kunnen worden
in nieuwe situaties. Accommodatie is het proces van het aanpassen van bestaande schema’s om met
een nieuwe situatie om te kunnen gaan.
Psychoanalytisch
De klassieke psychoanalyse is opgericht door Freud. Hij stelt dat er een structureel model is van het
id, ego en superego. Verder gaat men tijdens zijn ontwikkeling door psychoseksuele stages. Freud is
bekritiseerd omdat zijn theorie te complex is, en gebaseerd is op klinische observaties in plaats van
objectieve data. Zijn assumpties zijn lastig te onderzoeken. Ondanks de kritiek heeft hij wel veel
invloed gehad, omdat iedereen het wel herkende: het zorgde voor veel meer nieuwe
onderzoeksvragen.
,Erikson bedacht de egopsychologie. Hij stelde dat het ego veel meer was dan wat Freud beschreef:
Freud zei dat het een mediator was tussen het superego en de id. Erikson stelde dat ego de positieve
kracht is in de menselijke ontwikkeling en persoonlijkheid. Volgens Erikson is het doel van het ego
om een gevoel van identiteit te ontwikkelen en te behouden.
Andere theorieën zijn de object relation theory en de hechtingstheorie. In de eerste jaren gebeurt er
al zoveel in hechting: de eerste vijf levensjaren zijn cruciaal. Veel kinderen die “van alles wat” hebben
qua problematiek, hebben eigenlijk problemen hebben met de hechting.
Harlow bewijst hechting met zijn apen-experiment (moederaapje dat veiligheid biedt en een
moederaapje dat alleen voedsel biedt): het aapje kiest voor veiligheid, behalve als hij zoveel honger
heeft dat hij niet anders kan. Ainsworth gaat door over verschillende hechtingsstijlen. Dit is veilig
versus onveilig (vermijdend, resistant en gedisorganiseerd). Emotionele reactiviteit en regulatie is
cruciaal voor een adaptieve ontwikkeling.
Hechtingsproblematiek uit zich bijvoorbeeld in kinderen die bij allerlei mensen op hun schoot willen
zitten. Jonge kinderen horen echter selectief te zijn, zodat ze alleen bij hun hechtingsfiguur tot rust
komen.
Familiesystemen
Deze systemen kijken heel expliciet niet naar wat er in een persoon gebeurt, maar naar de context
van het kind. Er wordt met name gekeken naar wat er in het gezin gebeurt. Of een kind bijvoorbeeld
ADHD heeft is niet superbelangrijk, het gaat erom hoe het gezin hiermee omgaat.
Er kunnen verschillende relaties tussen de ouders en het kind zijn. Er kunnen problemen zijn met het
kind als gevolg van een verstoorde driehoeksrelatie met de ouders.
Triangulatie: problemen tussen de ouders, maar het kind wordt aangemeld voor behandeling. Het
kind wordt dus gezien als het probleem, terwijl het probleem dus eigenlijk bij de ouders ligt. Het kind
heeft op zich een goede relatie met beide ouders.
Parent-child coalitie: het kind heeft een sterke band met een van de ouders, terwijl de relatie met de
andere ouder verstoord is. Met een systemische blik kijk je dus wat er gebeurt in deze relaties.
Detouring-supportive: het gezin zit heel dicht op elkaar, zoals bij streng-gelovigen. Er is geen ruimte
om buiten het gezin te kijken. De grenzen naar buiten zijn heel groot, terwijl men binnen erg op
elkaar zit. Hier vindt vaak veel seksueel misbruik plaats, het is een heel gesloten systeem.
Detouring-attacking: de ouders hebben een goede relatie met elkaar, maar beide hebben een
slechte relatie met het kind.
Het probleem ligt in de gezinsrelaties, dus daar ligt ook de oplossing.
Ontwikkelingspsychopathologie
Deze psychopathologie is een integratie van alle theorieën en stromingen die er bestaat. Alleen dan
kom je tot een goed beeld. Alle dimensies moeten meegenomen worden.
, Equifinaliteit: verschillende paden leiden tot dezelfde uitkomst. Dit laat zien dat verschillende
gebeurtenissen, zoals mishandeling en seksueel misbruik, tot dezelfde uitkomst kan leiden.
Multifinaliteit: dezelfde ervaringen leiden tot verschillende uitkomsten. Dit laat zien dat dezelfde
gebeurtenissen, zoals mishandeling, kan leiden tot hele andere uitkomsten.
Veerkracht en temperament speelt bij equifinaliteit en multifinaliteit een grote rol.