Samenvatting KT OP1.4
Echografie
College 1 – Anatomie / Pathologie
Verhoogde bloedwaardes:
- BSE: bezinking, vaak ontsteking of carcinoom
- ALAT/ASAT: schade/afbraak van de levercellen
- Gamma-GT: functie van de lever
- Bilirubine: problemen met afvoer/aanmaak al
- Amylase: probleem met pancreas
Leveranatomie:
Leverpathologie:
- Focale leverafwijkingen: gefocuste afwijking (klein deel)
Tumoren: zelfde kenmerken als adenoom. HCC (hepatocellular carcinoma) komt meestal
voor bij hepatitis (B of C).
Adenoom: begint vaak goedaardig, maar kan kwaadaardig worden. Meestal echo-rijk.
Adenomen en tumoren zijn primaire levertumoren.
Metastasen: zijn secundaire levertumoren, komen ergens anders vandaan. Kunnen echo-rijk
en echo-arm zijn, maar meestal echo-arm bij longtumor en borsttumor. Echo-rijk vaak bij
coloncarcinoom.
Hemangiomen: goedaardig, afgegrensd, meestal echo-rijk.
Trombus: bloedprop in bijv. in de vena porta. Kan ook tumor zijn. Chronische klachten.
, - Non-focale leverafwijkingen: diffuus (door de gehele lever)
Infectie ziektes (hepatitis)
Steatose / Non-steatose: leververvetting, lever wordt echo-rijker.
Levercirrose: lang durige leververvetting kan leiden tot littekenweefsel in de lever. Hoe
langer, hoe meer het naar elkaar toe groeit en creëert klontjes en bobbeltjes. Lever wordt stijf
en hard.
Galblaaspathologie:
- Cholecystitis: galblaasontsteking, verdikte wand
- Cholelithiasis: galstenen. Meestal slagschaduw op beeld. Soms galblaasontsteking
tot gevolg. Kan ook in de galwegen, verwijdde ductus tot gevolg.
- Poliepen: uitstulping van de galblaaswand, blijft aan de galblaaswand zitten, hoe
groter, hoe meer kans op kwaadaardigheid (niet groter dan 1cm).
- Hydrops: vochtophoping
Pancreaspathologie:
- Tumor: meestal in caput, daardoor wordt de ductus afgesloten. Kan niet verwijdert
worden. Wordt vaak pas laat herkent, stille icterus, tumor heeft veel ruimte om te
groeien.
- Ontsteking (pancreatitis): niet echo-geen, veel pijn, ontstaat veel schade aan de
pancreas. Sommige plekken afsterven, pseudo-cystes (met pancreassappen) tot
gevolg.
Nierpathologie:
- Urolythiasis: niersteen, slagschaduw of verwijd pyelum. Echo-vrije ruimtes.
- Hydronefrose: nierstuwing
- Ontstekingen (pyelonefritis, glomerulaire nephritis)
- Niercysten: echo-arm, verkeerde celdeling, niet heel groot, een paar, functie van de
nier blijft hetzelfde
- Cystenieren: anatomische afwijking vanaf geboorte, heel veel cyste in nieren,
worden steeds groter, verslechterde nierfunctie
- Tumoren (Grawitz, Wilms): Wilmstumor komt bij kinderen voor, vaak zwelling
voelbaar. Grawitz tumor is een adenoomcarcinoom bij volwassenen, drukt op maag
of verstoord hormoonhuishouding. Geeft afwijkingen in de bloeddruk of mannen
krijgen vrouwelijke kenmerken en andersom.
Miltpathologie:
- Splenomegalie: vergrote milt door infectieziekte (bacterieel of auto-immuun),
- Trauma: mogelijk miltruptuur met bloeduitstorting
,Medische Beeldvorming
Werkcollege 1 – Ruis en CDMAM fantoom
Ruis is willekeurige variatie in het intensiteitssignaal. Deze ruis is onregelmatig of periodiek
in een afbeelding. Degradeert de beeldinformatie, de foto wordt er slechter van. Elk
beeldvormend systeem heeft last van ruis. Ruis ontstaat door variatie in fotonconcentratie
door onvolmaaktheden in detector. Ook elektrische ruis (kabels, uitlezen). Bij ruis speelt de
mate van signaal een rol. Bij een hogere dosis (hoger signaal, meer fotonen) des te minder
de standaarddeviatie (afwijking). Ruis kan worden gekarakteriseerd door de
standaarddeviatie in een homogeen gebied in een afbeelding, bijvoorbeeld onder de oksel
van patiënt waar geen patiënt op de foto staat. De standaarddeviatie representeert de
willekeurige variaties in het signaal (ruis).
Bij een röntgenopname met gelijkblijvende kV: hoe minder mAs, hoe meer ruis.
Als er ruis is zie je in het histogram dat de pieken bij wit, zwart en grijs breder en lager
worden.
De verhouding tussen signaal en ruis in formulevorm (SNR): gemiddelde signaal in relevante
structuur / standaard deviatie achtergrond.
Het CDMAM fantoom (contrast detail mammografie
fantoom) is geschikt voor optimalisatie en evaluatie van digitale
mammografiesystemen. Een massief blok perspex ter grote van
een CD-doosje met gaatjes (toenemde diameter onder naar boven
en toenemende diepte links naar rechts). Er wordt een foto van
gemaakt van de lucht in die gaatjes, waar lucht zit wordt zwart
want minder absorptie.
Werkcollege 3 / Zelfstudie – Digitale filters
Een bekend probleem bij het digitaliseren van
beeldinformatie is het feit dat kleinere details de neiging
hebben om minder signaal te genereren dan grotere details
met dezelfde verzwakkingseigenschappen. Om dit
probleem te voorkomen worden de kleinere details (snelle
signaalwisselingen) meer versterkt dan de grotere details
(minder snelle signaalwisselingen). Dit wordt het
standaard-convulentiefilter genoemd. Bij dit filter wordt
een recht evenredig oplopende versterkingsfactor
toegepast.
Door deze lijn meer dan recht evenredig toe te passen,
zullen kleinere details extra worden versterkt: het sharp-
convulentiefilter. Het nadeel is dat bij dit filter de aanwezige ruis wordt versterkt.
, Soms wil men juist geen zeer kleine details afbeelden. Dat kan door de kleinere details
minder dan recht evenredig te versterken via het zogenaamde smooth-convolutiefilter.
Een extreme vorm van smooth filtering wordt toegepast bij het egaliseren van de gemiddelde
helderheid van een opname als er sprake is van grote verzwakkingsverschillen binnen
sommige delen van eenzelfde object (voet/tenen). Om een opname te kunnen egaliseren
maar toch de kleine contrasten te behouden kan gebruik worden gemaakt van een “unsharp
mask”. Er wordt in het systeem een kopie gemaakt van de digitale pixelwaarden. Bij het
kopiëren wordt alleen zeer lage frequentie mee genomen. Als je dan de kopie aftrekt van de
officiële afbeelding wordt er van de donkere delen een kleinere waarde afgetrokken dan van
de lichte delen. De twee gebieden komen dan qua gemiddelde helderheid dichter bij elkaar
te liggen.
Een digitaal röntgenbeeld wordt ook wel beschouwd als tweedimensionale sinusgolven
met ieder hun eigen amplitude en frequentie. Tijdens de post-processing wordt het beeld
opgedeeld in de verschillende frequenties. Kleine details hebben hoge frequenties en
grote details hebben lage frequenties. Deze frequentieranges worden gebruikt om het
beeld te optimaliseren, door middel van bijvoorbeeld contrastenhancement en
ruisreductie (noise compensation). Vanwege deze eigenschappen van een digitaal
röntgenbeeld wordt de MTF van digitale systemen meestal weergegeven in het
frequentiedomein in cycli per millimeter.
Door middel van een fouriertransformatie kan beeldinformatie uit het spatiële domein
omgerekend worden naar het frequentiedomein. De fouriertransformatie deelt het beeld
op in zijn frequentiecomponenten. De fouriertransformatie van spatiële informatie van de
opname van het lijnenparenfantoom naar het frequentiedomein heet de square wave
response function (SWRF).
Hoe hoger het aantal cycli per millimeter (lijnenparen per mm), des te slechter kan het
digitale röntgensysteem deze frequenties optimaal weergeven. De amplitude van de
sinussen in het gemeten signaal zal bij hogere frequentie afnemen. Dit betekent dat de
MTF-curve daalt.