Samenvatting Burgerlijk Recht 3
Onrechtmatige daad arbeidsrecht 8e druk
Inclusief de verplichte jurisprudentie en hoorcollege aantekeningen
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1A ………………………………………………………………… 2
Hoorcollege 2A ………………………………………………………………… 12
Hoorcollege 2B ………………………………………………………………… 19
Hoorcollege 3A ………………………………………………………………… 27
Hoorcollege 3B ………………………………………………………………… 35
Hoorcollege 4A ………………………………………………………………… 40
Hoorcollege 4B ………………………………………………………………… 46
Hoorcollege 5A ………………………………………………………………… 50
Hoorcollege 5B ………………………………………………………………… 60
Hoorcollege 6A ………………………………………………………………… 65
, Hoorcollege 1A (Verheij, nrs. 1-4, 7-8, 11-16, 23.2 en 24)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1 Afwentelingsmechanismen
In Nederland zijn in de loop van de tijd verschillende mechanismen ontwikkeld waardoor benadeelden
hun schade geheel of gedeeltelijk op anderen kunnen verhalen:
1. Sociale zekerheid (Wet WIA, WMO etc.)
2. Particuliere verzekeringen (ziektekosten, ongevallen, inboedelverzekeringen)
3. Fondsen (Schadefonds Geweldsmisdrijven)
4. Aansprakelijkheidsrecht
2 Kenmerken en onderlinge verhouding
De sociale zekerheid is een publiekrechtelijke geregelde vorm van collectieve solidariteit. Door middel
van afdrachten draagt bijna iedereen bij aan de financiering daarvan. Kenmerkend voor de sociale
zekerheid is dat zij voorzien in een bepaald bestaansminimum. Iemand wordt niet volledig
gecompenseerd, maar er wordt voor gezorgd dat hij in zijn basisbehoeften van voorzien.
Door middel van een particuliere verzekering kunnen mensen zich verzekeren tegen allerhande onheil.
De omvang van de dekking en de voorwaarden voor uitkering worden in de polis geregeld. Er moet
hierbij onderscheid gemaakt worden tussen schadeverzekeringen (art. 7:944 BW) en
sommenverzekeringen (art. 7:964 BW).
In bepaalde gevallen heeft de overheid een fonds opgericht om slachtoffers te compenseren voor het
hen overkomen leed. Het gaat om situaties waarbij het aansprakelijkheidsrecht geen soelaas kan bieden,
omdat er geen aansprakelijkheid is of de aansprakelijke onvindbaar is. Een voorbeeld is het Schadefonds
Geweldsmisdrijven.
Het aansprakelijkheidsrecht stelt het slachtoffer in staat om, indien aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, zijn schade af te wentelen op de veroorzaker daarvan. De schade wordt verplaatst van de
benadeelde partij naar de aansprakelijk. Dit is een groot verschil met bovenstaande mechanismen. Een
belangrijk kenmerk van het aansprakelijkheidsrecht is dat het de bedoeling is om het slachtoffer volledig
te compenseren.
Om overcompensatie te voorkomen moet er afstemming plaatsvinden. De benadeelde kan daarom maar
aanspraak maken op een vergoeding.
3 Bronnen van verbintenissen en samenloop
De vijf bronnen waaruit een verplichting tot schadevergoeding kan ontstaan zijn:
1. Zaakwaarneming (art. 6:198 BW)
2. Onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW)
3. Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)
4. Overeenkomst (art. 6:74 BW)
5. Onrechtmatige daad (titel 6.3)
Samenloop is niet uitgesloten. Als uitgangspunt geldt het beginsel van cumulatie. De ene grondslag is
niet subsidiair ten opzichte van de andere. De benadeelde kan kiezen voor welk juridisch anker hij gaat.
---2---
,4 Onrechtmatige daad: persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid en vestigings- en
omvangsfase
4.1 Algemeen
Er zijn diverse gronden voor aansprakelijkheid:
- Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
- Aansprakelijkheid voor kinderen (art. 6:169 BW)
- Aansprakelijkheid voor ondergeschikten (art. 6:170 BW)
- Aansprakelijkheid voor niet ondergeschikten (art. 6:171 en 172 BW)
- Aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken (art. 6:173 BW)
- Aansprakelijkheid voor een gebrekkige opstal (art. 6:174 BW)
- Aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen (art. 6:175-178 BW)
- Aansprakelijkheid voor dieren (art. 6:179 BW)
4.2 Persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid kan onderverdeeld worden in:
- Persoonlijke aansprakelijkheid – de persoon zelf veroorzaakt de schade toebrengende gebeurtenis
(‘fout’). Het gaat om schuldaansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig gedrag.
- Kwalitatieve aansprakelijkheid – het gaat om een bepaalde hoedanigheid, zoals een ouder voor een
kind, een werkgever voor zijn werknemer en een bezitter voor zijn opstal of dier.
4.3 Vestigings- en omvangsfase
Indien is voldaan aan de voorwaarden van een bepaalde grondslag, is de aansprakelijkheid gevestigd.
De fase waarin onderzocht wordt of er aansprakelijkheid is, wordt de vestigingsfase genoemd. De
omvangsfase volgt daarna en bestaat uit het bepalen van de omvang van schade.
7 Van schuld naar risico
In het aansprakelijkheidsrecht heeft zich een ontwikkeling van schuld naar risico voorgedaan. Dat wil
zeggen dat ook buiten de gevallen van persoonlijke verwijtbaarheid aansprakelijkheid wordt
aangenomen. Ten gevolge van technische en industriële ontwikkeling zijn er steeds meet bronnen
ontstaan die schade kunnen toebrengen, zonder dat er een persoonlijk verwijt valt te maken. Als er al
sprake zou zijn van een persoonlijk verwijt, zou deze in sommige situaties moeilijk te bewijzen zijn
(bijv. bij een ontploffing in een fabriek).
Ter rechtvaardiging van risicoaansprakelijkheden is met name gewicht toegekend aan de volgende
argumenten:
- Het gevaar dat van een zaak uitgaat – wie gevaar vermeerdert, vermeerdert zijn aansprakelijkheid.
Dit is vooral gericht op aansprakelijkheid bij gevaarlijke chemische stoffen en gevaarlijke zaken
zoals auto’s.
- Het feit dat iemand profijt heeft van een bepaalde zaak of activiteit – wie de lusten heeft, moet ook
de lasten dragen. Dit is vooral gericht op schade veroorzaakt door ongeschikten en dieren.
- Het vermogen om de schade te dragen – de producent kan zich verzekeren tegen gebrekkige
producten.
- Verzekerbaarheid – de persoon die verzekerd is, moet aansprakelijk gesteld worden. Dit is op
zichzelf een ondeugdelijk argument, omdat dit juist aansprakelijkheid zou veroorzaken. Het is wel
een krachtig nevenargument.
---3---
,8 Functies van het aansprakelijkheidsrecht
De hoofddoelen van aansprakelijkheidsrecht zijn:
1. Compensatie (volledig herstellen van de schade)
2. Preventie (voorkomen van schade)
Er zijn ook een aantal bijkomende doelen:
1. Rechtshandhaving (een bepaalde manier om rechten te handhaven, bijvoorbeeld persoonlijke
rechten en grondrechten)
2. Erkenning van leed en onrecht (ventielfunctie)
3. Genoegdoening (art. 6:106 BW)
4. Straffen/ontneming voordeel (art. 6:104 BW)
Hoofdstuk 2 Persoonlijke aansprakelijkheid
A Voorwaarden voor persoonlijke aansprakelijkheid
12 Algemeen
12.1 Basisvoorwaarden voor aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen art. 6:162 BW:
1. Onrechtmatigheid
2. Toerekening
3. Causaliteit
4. Relativiteit
5. Schade
Onrechtmatigheid
Er zijn drie verschillende situaties die kunnen leiden tot een onrechtmatige daad:
1. Inbreuk op een recht
Het gaat hierbij om een subjectief recht, zoals:
§ Absolute vermogensrechten – bijv. eigendom, auteursrecht en octrooirecht vs. onterecht gelegd
conservatoir beslag
§ Persoonlijkheidsrechten – bijv. lichamelijke integriteit en vrijheid vs. gijzeling
Een inbreuk op een recht is niet zonder meer voldoende om van een onrechtmatige daad te spreken.
Slechts onder bijzondere omstandigheden volstaat een inbreuk op een recht om de
onrechtmatigheid aan te nemen. Er moet eigenlijk ook sprake zijn van nadere omstandigheden. Dat
iets kapot of beschadigd is, is niet voldoende er is meer voor nodig. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het
arrest Zwiepende Tak. In dit arrest distantieert de Hoge Raad zich van het feit dat ernstig lichamelijk
letsel een inbreuk op een recht vorm. Er moet daarnaast ook sprake zijn geweest van onzorgvuldig
handelen. Dat was in deze situatie niet vast te komen te staan. Er is eerder sprake van ongelukkige
samenloop van omstandigheden.
2. Strijd met een wettelijke plicht
Onder een wettelijke plicht vallen elk algemeen verbindende regelingen uitgaande van een bevoegd
gezag. Om te zorgen dat dit uit de hand loopt, wordt voorkomen dat zich men moet afvragen of die
wet de schade wil beschermen (relativiteit).
3. Maatschappelijke zorgvuldigheid
Het gaat hierbij om een ongeschreven norm. De rechter heeft hier ruimte om een normatieve
afweging te maken.
Volgens lid 2 zijn er rechtvaardigingsgronden mogelijk. De onrechtmatigheid wordt dan weggenomen.
Voorbeelden van rechtvaardigingsgronden zijn noodweer, overmacht, noodtoestand en een bevoegd
gegeven ambtelijk bevel.
---4---
,Relativiteit
Het relativiteitsvereiste wordt verder uitgewerkt in art. 6:163 BW. Er dient een relatie te zijn tussen de
geschonden norm enerzijds en de schade zoals die door een benadeelde is geleden anderzijds. De norm
dient het geschonden belang van de benadeelde te beschermen. Bij afwezigheid van een voldoende
relatie is er geen sprake van onrechtmatigheid.
Toerekening
Art. 6:162 lid 3 BW noemt drie verschillende gronden voor toerekening:
1. Schuld (verwijtbaarheid) – de persoon kan een verwijt worden gemaakt. Er zijn
schulduitsluitingsgronden mogelijk, zoals noodweerexces en verontschuldigbare dwaling.
2. Wet – hiermee wordt niet bedoeld de risicoaansprakelijkheden in de wet. Een voorbeeld wat hier
wel onder valt is art. 6:165 BW.
3. Verkeersopvattingen (risico)
Causaal verband
Het conditio sine qua non-verband legt een verbinding tussen de onrechtmatige gedraging en de schade.
Als de schade niet zou hebben ingetreden indien de onrechtmatige gedraging niet zou hebben
plaatsgevonden, is er sprake van een causaal verband.
Het conditio sine qua non-verband van art. 6:162 BW moet los gezien worden van art. 6:98 BW. Art.
6:98 BW maakt deel uit van de omvangsfase. Art. 6:162 BW maakt deel uit van de vestigingsfase.
Tevens wordt art. 6:98 BW uitgevoerd door de rechter aan de hand van een normatieve toets. Bij dit
artikel is het de vraag of het redelijk is dat de schade aan de pleger wordt toegerekend. Deze vraag kan
niet door middel van bewijs beantwoord worden. Het causaal verband van art. 6:162 BW kan wel door
bewijs aangeduid worden.
12.2 Relativering van de vereisten van de onrechtmatige daad
De vereisten van de onrechtmatige daad verdienen een aantal relativeringen:
1. De rechter volgt niet altijd precies het stappenplan van de onrechtmatige daad
2. De vereisten van art. 6:162 BW zijn in een concreet geval niet altijd goed te onderscheiden
3. De vereisten van art. 6:162 BW worden niet altijd op dezelfde wijze ingevuld
4. De vereisten van art. 6:162 BW zijn niet altijd even hard, dat wil zeggen dat aansprakelijkheid soms
wordt aangenomen als niet aan alle vereisten is voldaan.
13 Onrechtmatigheid: historisch overzicht
In 1883 oordeelde de Hoge Raad dat alleen een doen of nalaten dat een inbreuk maakt op een ander zijn
recht of strijd oplevert met de dader zijn rechtsplicht onrechtmatig is. In de Zutphense waterleiding
(1910) hield de Hoge Raad zich vast aan dit standpunt. In dit arrest was de waterleiding gesprongen. De
hoofdkraan bevond zich in de bovenwoning die verhuurd werd aan een mevrouw. Deze mevrouw
weigerde de kraan af te sluiten. De Hoge Raad zei dat dit niet onrechtmatig was, omdat er geen wettelijke
plicht werd geschonden en er door deze passieve houding geen inbreuk op rechten werd gemaakt. In
1919 wees de Hoge Raad opnieuw arrest, dit keer in Lindebauw/Cohen. Dit arrest is van grote betekenis
geweest. In deze zaak ging het om bedrijfsspionage. Er was sprake van uitlokking, waardoor de
werknemer zijn geheimhoudingsplicht schond. Volgens de Hoge Raad was de uitlokking een
onrechtmatige daad.
---5---
,14 Onrechtmatigheid: strijd met wettelijke plicht en relativiteit
Strijd met een wettelijke plicht
Onder wet wordt verstaan elke algemeen verbindende regeling uitgaande van een bevoegd gezag.
Hieronder kunnen vallen het privaatrecht, publiekrecht en het strafrecht. De aard van het wetsvoorstel
doet er niet toe en ook verdragsbepalingen die rechtstreekse werking hebben vallen hieronder.
Relativiteit
Overtreding van een wettelijke plicht levert niet direct een onrechtmatige daad op. Naast overtreding
moet er ook zijn voldaan aan het relativiteitsvereiste. Dezelfde gedraging kan jegens de ene persoon
onrechtmatig zijn, terwijl zij dat jegens de andere persoon niet is.
Vereist is dat het beschermingsbereik van de geschonden norm zich uitstrekt tot de persoon van de
benadeelde, de door hem geleden schade en de wijze waarop de schade is ontstaan. Of aan de drie
aspecten is voldaan, hangt af van de doel en strekking van de geschonden norm (Duwbak Linda).
Bij het onderzoeken van het beschermingsbereik van de geschonden norm moet gekeken worden naar:
- Het persoonlijke aspect – wie wordt beschermd?
- Het inhoudelijke aspect – tegen welke schade, tegen welke wijze van intreden van die schade?
Noot bij Vie d’Or – Het belang van de parlementair geschiedenis wisselt per geval. Het ontbreken van
positieve aanwijzingen is volgens de parlementaire geschiedenis niet voldoende om relativiteit aan te
nemen. Er moeten expliciete negatieve aanwijzingen zijn ten aanzien van de beschermende strekking
van de regeling. Met andere woorden moet er volgens art. 6:163 BW in de desbetreffende
wet(sgeschiedenis) staan dat de geschonden norm niet strekt tot de bescherming van de schade zoals de
benadeelde die heeft geleden. Indien dergelijke negatieve aanwijzing ontbreekt betekent dat niet dat de
rechter steeds dient te concluderen tot een onbeperkte beschermingsreikwijdte van de regeling. Het staat
hem ook dan vrij om deze strekking te beperken indien daar in een concreet geval of een groep van
gevallen aanleiding voor is. Er kunnen, zoals in Duwbak Linda, goede rechtspolitieke redenen zijn om
geen aansprakelijkheid van de toezichthouder voor bedrijfsschade aan te nemen. Maar het ligt wel voor
de hand dat de Hoge Raad dat dan op duidelijke wijze motiveert.
Een aantal arresten ter illustratie:
- Taxibus – Een moeder werd op gruwelijke wijze geconfronteerd met het lichaam van haar door een
taxibus doodgereden dochtertje. Zij ontwikkelde hierdoor PTSS. De bestuurder had jegens het
dochtertje onrechtmatig gehandeld. De moeder bevond zich op het moment van het ongeluk in de
woning. Een verkeersregel richt zich niet tot een niet-verkeersdeelnemer. De Hoge Raad oordeelde
dat onder omstandigheden toch voldaan kan zijn aan het relativiteitsvereiste. Dit is het geval indien
de niet-verkeersdeelnemer kan aantal te lijden aan de PTSS en dit het gevolg is van een schokkende
confrontatie en indien hij een nauw verwant is van het slachtoffer.
- Duwbak Linda – Een duwbak is omgeslagen en daardoor is er schade veroorzaakt aan twee schepen.
De oorzaak van het ongeval was de slechte staat van de duwbak, maar de duwbak was wel
gecertificeerd. Het doel van een certificaat is het bevorderen van de veiligheid van het
scheepvaartverkeer op de Rijn. Het certificaat is er niet om individuele belangen te beschermen. Er
was hier geen sprake van relativiteit.
- Vie D’Or – Polishouders van de gefailleerde levensverzekeringsmaatschappij Vie D’Or stelden de
verzekeringskamer aansprakelijk wegens tekortschietend toezicht. De bevoegdheid tot
toezichthouden was neergelegd in de wet, maar de vraag was of deze wet ook de indivuele belangen
van de polishouders beschermde. Het antwoord was ja, de Hoge Raad zegt dat de toezichthouders
onrechtmatig hebben gehandeld jegens de polishouders.
---6---
,- Schietpartij Alpen a/d Rijn – Een 24-jarige jongen schoot in een winkelcentrum 23 mensen dood.
De politie had bij het verlenen van wapenverlof bepaalde relevante informatie niet meegewogen.
De jongen was eerder dwingend opgenomen in een inrichting vanwege suïcidale gedachten en hij
was bij incidenten met luchtdrupwapens betrokken geweest. Indien dit was meegewogen, was zijn
verlof geweigerd. De nabestaanden spreken de politie aan op grond van onrechtmatige daad. Het
Hof overweegt dat de Vuurwapenwet 1919 (waarin het verlofstelsel werd geïntroduceerd) niet
alleen het collectief veiligheidsbelang beschermt, maar ook de individuele veiligheidsbelangen.
Correctie Langemeijer – Indien de geschonden norm niet strekt tot bescherming van de schade zoals de
benadeelde die heeft geleden, valt niet automatisch het doek voor de benadeelde. Gedrag kan toch
onrechtmatig zijn wegens het schenden van een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm. In de praktijk
wordt dit niet vaak toegepast.
15 Onrechtmatigheid: inbreuk op een recht
Wat moet onder een recht worden verstaan?
Bij de invulling van de term recht kan men denken aan:
- Een rechtens beschermd belang
- Een bevoegdheid (‘recht in subjectieve zin’)
- Een subjectief recht
§ Absolute vermogenrechten (eigendom en daarvan afgeleiden rechten)
§ Persoonlijkheidsrechten (recht op integriteit van lijf en leven, recht op vrijheid etc.)
Is een inbreuk op een recht van een ander zonder meer onrechtmatig?
Een inbreuk op een subjectief recht is niet altijd onrechtmatig. Daarmee zou de drempel voor
onrechtmatigheid en aansprakelijkheid zeer laag zijn.
Een inbreuk op een subjectief recht is niet altijd onrechtmatig. Een aantal voorbeelden uit de
jurisprudentie, waaruit blijkt dat inbreuk op een recht niet voldoende is:
- Schoppen tegen een tak – Tijdens een boswandeling schopt een jongen tegen een tak, die
terugzwiept en tegen de persoon achter hem aankomt. Hij verliest zijn oog. De Hoge Raad zegt dat
gevaar scheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien de mate van waarschijnlijkheid van een
ongeval, als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid
van dat gedrag had moeten onthouden. De enige inbreuk op het recht van een ander is niet
voldoende om onrechtmatigheid aan te nemen.
- Taxus – De persoon in kwestie deponeerde een taxusstruik op een afvalhoop dichtbij het weiland
van zijn buurman. De paarden van de buurman eten van de struik en overlijden, taxus is dodelijk
voor paarden. De enige inbreuk op de buurman zijn eigendomsrecht was niet voldoende voor
onrechtmatigheid. Er werd ook niet in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid gehandeld,
omdat de persoon in kwestie niet wist of had hoeven weten dat de struik giftig was. Hier liepen de
toerekenbaarheid en onrechtmatigheid door elkaar. Hieruit kunnen we concluderen dat het gedrag
had ook onzorgvuldig moeten zijn.
- Unocal/Conoco – Unocal en Conoco zijn oliemaatschappijen die zich bezighouden met de winning
van delfstoffen. De maatschappijen hebben ieder hun eigen blok en deze grenzen aan elkaar. Conoco
wint olie uit een veld, maar deze loopt ook door het blok van Unocal. Unocal zegt dat er sprake is
van een onrechtmatige daad van Conoco. Volgens het Hof maakt Conoco een inbreuk op het recht
van Unocal, mits de door Conoco onttrokken olie voor Unocal op enigerlei wijze economisch
winbaar was. Dat was het geval, Unocal loopt opbrengsten mis.
---7---
,16 Onrechtmatigheid: strijd met maatschappelijke zorgvuldigheid
Algemeen
‘Onzorgvuldigheid’ is een vaag begrip en kan gezien worden als een toedeling van bevoegdheid aan de
rechter om gedrag buiten de andere twee gevallen onrechtmatig te verklaren. De terminologie lijkt te
verwijzen naar de opvattingen in het maatschappelijk leven. Of iets onzorgvuldig is, is een normatief en
geen feitelijk oordeel. Het oordeel kan verschillen per beroepsgroep of sector.
In de loop van de jaren is er veel jurisprudentie over dit bestanddeel tot stand gekomen. De rechter heeft
geen vrij spel met betrekking tot dit bestanddeel. Er zijn verschillende groepen ongevallen te bedenken
die het de rechter iets makkelijker maken te oordelen over de onrechtmatigheid. Voorbeelden van
ongevallen zijn oneerlijke concurrentie, hinder, ongevallen bij sport en spel, uitlokking van wanprestatie
etc.
Kelderluikfactoren
In het Kelderluik-arrest ging het om het openzetten van een kelderluik door een medewerker van een
café. De vraag was of de medewerker jegens de benadeelde onrechtmatig had gehandeld. Volgens de
Hoge Raad moet dit beoordeeld worden aan de hand van de volgende gezichtspunten:
- De kans dat anderen niet goed opletten (factor 1)
- De kans dat daardoor ongevallen ontstaat (factor 2)
- De ernst van de gevolgen die kunnen ontstaan (zaakschade of letselschade) (factor 3)
- De mate waarin het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is (factor 4)
De Hoge Raad kwam tot aansprakelijkheid.
Factor 5 van de Kelderluikcriteria
Factor 1 en 2 kunnen ook samengevoegd worden als één gezichtspunt, ‘de kans’. In
Bildtpollen/Miedema is er nog een 5e factor toegevoegd, de aard van de gedraging. Het gaat bij deze
factor om onderscheidingen zoals was er sprake van een noodsituatie, van een risicovolle activiteit, van
een commerciële activiteit of van een alledaagse handeling? Relevant is ook of diegene die het gevaar
schept dat uitsluitend voor eigen belang doet, dan wel mede in het algemeen belang of het belang van
degene die aan het gevaar wordt blootgesteld.
Van belang is om te beseffen dat de gezichtspunten niet los van elkaar staan, maar elkaar beïnvloeden.
Is er bijvoorbeeld grote kans op letselschade (factor 3), dan zullen er strengere veiligheidsmaatregelen
moeten worden genomen (factor 4). Is er sprake van een noodsituatie (factor 5), dan zal er nauwelijks
tijd zijn om veiligheidsmaatregelen te treffen (factor 4). De 5 gezichtspunten zijn niet limitatief.
Uit de volgende twee arresten blijkt dat het creëren van een soms gering risico al onrechtmatigheid kan
opleveren:
1. Haringkar – Een man parkeert zijn auto vlakbij de haring kan en laat de sleutels in de auto zitten.
Een minderjarige steelt de auto en veroorzaakt een ongeluk met schade. De eigenaar van de auto
heeft onrechtmatig gehandeld jegens de derden die schade hebben geleden.
2. Natronloog – Een schoonmaakster zet een emmer met onbekende vloeistof bij het vuilnis. De
vuilnisman gooit de emmer in de vuilniswagen maar krijgt wat vloeistof in zijn oog. De vloeistof
blijkt natronloog te zijn en de vuilnisman wordt blind aan één oog. De schoonmaakster handelt
maatschappelijk onzorgvuldig.
Het enkel in het leven roepen van een risico is niet per direct onrechtmatig. Uit het Zwiepende Tak
arrest blijkt dat de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot moet
zijn, dat de dader zich van dat gedrag naar maatstagen van zorgvuldigheid had behoren te houden.
---8---
,Waarschuwingen
Degene die een gevaar creëert, dient daarvoor te waarschuwen. Indien nodig moet daarbij het gevaar
worden omschreven. Een voorbeeld is het Jetblast-arrest. In dit arrest ging het om een open terrein
naast de startbaan van vliegtuigen. Als gevolg van een jetblast wordt een mevrouw tegen de rotsen
gegooid en loopt zij letsel op. De vrouw spreekt de luchthaven aan, maar de luchthaven wijst op de
waarschuwingsborden. Op het bord staat dat de jetblast ernstig letsel kan opleveren en bezoekers op
moeten passen. De Hoge Raad zegt dat de luchthaven duidelijker had moeten aangeven wat het gevaar
was. Op het bord stond ook niet aangegeven wat de bezoekers wel moesten doen (bijvoorbeeld afstand
houden tot een bepaald hek).
Verdere concretisering van de ongeschreven zorgvuldigheidsnormen
De feitenrechter gebruikt verder 3 bronnen om de zorgvuldigheidsnormen te concretiseren:
1. Wettelijke normen – Reflexwerking zorgt ervoor dat een wettelijke norm formeel niet van
toepassing is, maar de rechter kan zich er wel door laten inspireren.
2. In de maatschappij gevormde normen – De rechter kan zich laten inspireren door protocollen,
gedragscodes en NEN-normen, omdat dit specifieke regels zijn die opgesteld worden door
deskundigen.
3. Oordelen van derden – Bijvoorbeeld door tuchtrechters en deskundigen
Eigen bijdrage aan het ongeval door de benadeelde
Het feit dat de benadeelde zich vrijwillig aan een risico heeft blootgesteld, doet geen afbreuk aan de
plicht tot het treffen van veiligheidsmaatregelen. Dit blijkt ook uit het Skeelerongeval-arrest, waarbij
een vrouw geen helm op deed. De bijdrage van de benadeelde wordt pas meegewogen in de omvangfase.
Het gedrag kan alleen relevant zijn wanneer de benadeelde zo onzorgvuldig heeft gehandeld, dat de
aangesproken persoon daarmee in redelijkheid geen rekening hoefde te houden. Het gevolg hiervan is
dat iemand wel aansprakelijk is op grond van art. 6:162 BW, maar zijn vergoedingsplicht jegens het
slachtoffer vaak tot 0 gereduceerd wordt.
23.2 Aansprakelijkheid voor een gevaarlijke toestand
Aansprakelijkheid voor een gevaarlijke toestand kan berusten op een bijzondere relatie met een
(onroerende) zaak, controle over de feitelijke situatie of een relatie met het slachtoffer. Een voorbeeld
hiervan is de werkgeversaansprakelijkheid van art. 7:658 BW. De werkgever heeft controle over
veiligheid op de werkplek en heeft een band met het potentiele slachtoffer.
24 Sport en spel, ‘ongelukkige samenloop van omstandigheden’ en aansprakelijkheid in de
privésfeer
24.1 Algemeen
De grenzen van het aansprakelijkheidsrecht komen in zicht bij:
- Sport- en spelsituaties
- Ongelukkige samenloop van omstandigheden
- Aansprakelijkheid in de privésfeer
Dit zijn geen scherp te onderscheiden categorieën. Er is vaak overlap.
---9---
, 24.2 Sport en spel
Bij sport en spel situaties geldt er een hogere drempel voor aansprakelijkheid. Deelname aan de meeste
sporten brengen nu eenmaal risico’s met zich mee. Overtreding van de spelregels brengt niet direct
aansprakelijkheid met zich mee. Er moet gekeken worden naar de aard van de overtreding en hoe deze
tot stand is gekomen.
Aansprakelijkheid ontstaat pas bij grote overtredingen:
- Natrappen in voetbalwedstrijd – Een speler liep grote schade op aan zijn been doordat een andere
speler hier tegenaan had getrapt, terwijl de bal al was doorgespeeld. De Hoge Raad zegt hierover
dat het natrappen niet per direct onrechtmatig is, omdat voetbal dergelijke gedragingen uitlokt.
Bovendien levert het enkel overtreden van de regels geen onrechtmatigheid met zich mee. In dit
geval was het schoppen in strijd met de regels van het spel en abnormaal gevaarlijk en werd
onrechtmatigheid aangenomen.
Van belang is om een grens te trekken, wanneer is iemand deelnemer en wanneer vindt een gedraging
plaats in het kader van een spel en wanneer niet?
- Bottefeart – Een meneer raakt gewond bij een hinderniswedstrijd. Hij had de finish gehaald en werd
door twee vrienden in het water gegooid. Op de bodem lag een scherp voorwerp waaraan hij zich
bezeerde. De Hoge Raad zegt dat de sport- en spelsituatie niet direct afgelopen is op het moment
dat het spel officieel ten einde is gekomen. Een korte tijd daarna kunnen de verwachtingen die
partijen over en weer van elkaar mochten hebben nog steeds door echt spel worden beïnvloed. Dit
hangt af van de aard van de activiteit en de omstandigheden van het geval. Het spel was niet
afgelopen na de finish, er was ook nog een blessuretijd waarin deelnemers in het water konden
worden gegooid. De man had hier rekening mee moeten houden.
- Schaatsers – Een schaatser raakt in coma nadat hij is aangereden door een andere schaatser die erg
hard reed. De Hoge Raad zegt dat ondanks dat het hier niet gaat om een contact- of teamsport, de
verhoogde drempel nog steeds geldt. De schaatsers schaatsen tijdens hetzelfde trainingsuur en dit
beïnvloedt de verwachtingen die zij over en weer van elkaar mogen hebben. In dit geval ging het
om een training om grenzen te verleggen, het hard rijden was niet onzorgvuldig.
24.3 Ongelukkige samenloop van omstandigheden
Af en toe wordt aansprakelijkheid afgewezen omdat er sprake was van een ongelukkige samenloop van
omstandigheden (OOSV). De categorie van zaken waar het hier om gaat, betreft schade die ontstaat in
veelal alledaagse situaties waarbij de dader persoonlijk niet al te veel te verwijten valt. Typerend voor
deze gevallen is een zekere gevoelsmatige weerstand tegen aansprakelijkheid.
Gevaarscheppend gedrag is dan ook slecht onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een
ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van
dat gedrag had moeten weerhouden (Zwiepende Tak).
24.4 Aansprakelijkheid in de privésfeer
In de privésfeer gelden in beginsel de gewone aansprakelijkheidsregels:
- Zopp/Mijnwerkersfonds – Een moeder woont bij haar dochter in. De dochter neemt de moeder mee
op vakantie, maar maakt onderweg een verkeersfout waardoor de meerijdende moeder letsel
oploopt. De ziektekostenverzekering van de moeder spreekt de dochter aan. De Hoge Raad zegt dat
de fout van de dochter jegens de moeder net zo onrechtmatig is als jegens elk ander persoon.
- Jansen/Jansen – De ene zus helpt de andere bij het verhuizen. Ze verplaatsen een kast via de trap
en dat is waar het mis gaat. De ene zus maakt een horizontale draaibeweging om de kast door de
deur heen te krijgen en de andere zus loopt daardoor letselschade op, zij krijgt de kast op haar pols.
Volgens de Hoge Raad was hier sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De
draaibeweging was in deze situatie onwaarschijnlijk. Er wordt geen aansprakelijkheid aangenomen.
- - - 10 - - -