Prenatale periode
Van conceptie tot geboorte
Relevantie • Snelste groei van lichaam en hersenen
• Basis voor verdere ontwikkeling
• Bepaald door genetische factoren, beïnvloed door omgevingsfactoren
0-2 weken Germinale fase (kiemstadium)
• Primaire doel: ontwikkeling van zygote (cel die ontstaat tijdens
bevruchting) tot blastocyste (gelaagde celmassa met een holt) &
nestelen in baarmoederwand
• Zeer gevoelige fase: tot 50% v/d zwangerschappen zijn van korte duur
en eindigen in een miskraam
• Aan het einde van de fase: 250 cellen
3-8 weken Embryonale fase (embryonaal stadium)
• Primaire doel: vorming van organen (inclusief hart) – organogenesis
• Teratogenen het meest schadelijk in deze fase
Drie groeiprincipes:
• Cefalocaudale principe (van boven naar beneden): hoofd → beneden
Pasgeboren hoofd 25% van de totale lengte en 13% van het totale
lichaamsgewicht vs. volwassen hoofd 12% van de totale lengte en
2% van het totale lichaamsgewicht
• Proximodistale principe (van binnen naar buiten): uiteinden
De romp/het lichaam vult snel, maar de armen blijven kort en
stomp
• Orthogenetisch principe (van een massa naar specifiek/van
ongedifferentieerd naar gedifferentieerd): eenvoudig → verfijnd
Een enkele cel wordt miljarden zeer gespecialiseerde cellen (bijv.
neuronen, bloedcellen, levercellen, etc.)
3-4 weken De binnenkant van de blastocyste ontwikkelt zich in drie lagen:
• Het endoderm (wordt het spijsverteringsstelsel en het
ademhalingsstelsel)
• Het mesoderm (wordt het spier- en skeletsysteem)
• Het ectoderm (wordt de huid en het zenuwstelsel)
Neurale buis (basis zenuwstelsel)
Van neurale plaat (ectoderm) naar neurale buis: het bovenste deel van de
cilinder worden de hersenen, het onderste deel het ruggenmerg
5-8 weken • Vorming van organen volgens principes van prenatale ontwikkeling
• Bijv. week 5: armen ontwikkelen, dan handpalmen, waarvan vingers
ontwikkelen
• Aan het eind van week 8 zijn de meeste structuren en organen
ontwikkeld!
9-38 weken Foetale fase (foetaal stadium)
• Primaire doel: groei van de embryo en verfijning van structuren &
kritische periode voor de ontwikkeling van de hersenen
• Teratogenen kunnen de groei belemmeren en de hersenen aantasten
Ontwikkeling van de hersenen
• Toename in omvang: verdubbelt in grootte van maand 4-7 en van
neurale buis tot 100 miljard neuronen!
• Vorming van de hersenplooien tot een volwassen brein
Drie centrale processen in de ontwikkeling van de hersenen
• Proliferatie: een intense periode van celgroei, afkomstig van
stamcellen die een snelle celdeling ondergaan
, • Migratie: cellen verplaatsen of reizen naar hun beoogde locatie in het
zenuwstelsel. Chemische signalen kunnen dienen als een neurale
GPS, die cellen naar hun bestemming leidt
• Differentiatie: op hun bestemming slaan ze hun kamp op en beginnen
ze te communiceren met de omliggende neuronen
0-3 maanden 1e trimester: Alle drie de fasen van prenatale ontwikkeling
4-6 maanden 2e trimester: Alleen foetale fase
7-9 maanden 3e trimester: Alleen foetale fase
Sensorische Gehoor
ontwikkeling • De binnenoorstructuren vormen zich rond week 16
foetus • Rond 22-24 weken zijn slakkenhuis, trommelvlies, gehoorbeentjes en
andere cruciale oorstructuren volledig gevormd
• Baby’s horen de hartslag van de moeder, eten, ademen, lopen, praten,
bewegen, boeren, en geborrel in de maag
Zicht
• Weinig externe visuele prikkels
• Na de geboorte scherp zich op 19-21 cm, rest vaag
Smaak en reuk
• Na 24 weken primair smaakvermogen
• Na de geboorte ontwikkelde smaak en reuk
Pijn
• Pijn ‘geobserveerd’ bij premature baby’s van 24-26 weken
• Neurale banen voor pijnperceptie rond 26 weken
• Moeilijk om pijn bij een foetus vast te stellen
Tast
• Vanaf 8 weken reactie (beweging) op aanraking
22-23 weken • Leeftijd van levensvatbaarheid
• 50/50 kans op overleving in week 25
• Normaal: 38 weken
Zuigelingenperiode
0-2 jaar – babytijd
Tot 32 uur na • Kritieke periode van gevoeligheid voor imprinten van de eerste
geboorte bewegende stimulus
• Emotionele besmetting (overnemen emoties van anderen)
1e • Emoties zijn waarneembaar
levensdagen
0-1 maand • Reflexen pasgeboren (bijv. zuigreflex) – reflexen
0-3 maanden • Niet-discriminerende sociale responsiviteit; geen duidelijke hechting,
maar glimlacht terug (‘sociale glimlach’)
0-6 maanden • Episodisch geheugen; informatie 24 uur vasthouden
1 maand • Dieptezicht; ogen knipperen als reactie op naderende objecten
1-4 maanden • Eenvoudige motorische gewoonten gericht op het eigen lichaam (bijv.
ritmisch trappen) – primaire circulaire reacties
2 maanden • Kirrende geluiden, zwijgen of glimlachen als ze worden aangesproken
en huilen anders voor verschillende behoeften
2-3 maanden • Vermogen om onderscheid te maken tussen zelf en wereld wordt
duidelijker
2.5 maanden • Impliciet geheugen ontwikkelt al, informatie kan al onthouden worden
4 maanden • Dieptezicht; consistentie in grootte (object heeft dezelfde grootte, zlefs
als het zich op verschillende afstanden van de ogen bevindt)
4-6 maanden • Brabbelen en maken verschillende geluiden en merken dat sommige
speeltjes geluid maken
, • Discriminerende sociale responsiviteit; kleine voorkeur voor primaire
verzorger (cortex in ontwikkeling)
4-8 maanden • Herhalende beweging om interessante effecten in de omgeving te
observeren (bijv. rammelaar schudden) – secundaire circulaire reacties
5+ maanden • Realisatie dat geluiden effect hebben op gedrag van verzorgers
6-7 maanden • Dieptezicht; reageert angstig naar de diepe kant – indicatie van
diepteperceptie en leren dat hoogte mogelijk gevaarlijk is
6-10 • Baby’s hebben een ‘moreel kompas’ → voorkeur voor ‘helpende’
maanden driehoek t.o.v. ‘vervelende’ vierkant
6-12 • Ontwikkeling episodisch geheugen begint met rijping van de
maanden hippocampus
• Kinderen en hun vriendjes zijn afzonderlijke wezens → gezamenlijke
aandacht (joint attention)
7-8 maanden • Woordsegmentatie (merken pauzes op tussen woorden)
7 maanden – • Gerichte/gefocuste gehechtheid; duidelijke voorkeur voor primaire
3 jaar verzorger, sociale referentie, verlatings- en vreemdelingenangst
(cognitieve capaciteiten om verzorger te missen) → angst piekt op 1-
/2-jarige leeftijd
8-12 • Opzettelijk, doelgericht gedrag (bijv. object opzij duwen om aan
maanden gewenst speeltje te komen); objectpermanentie – coördineren van
secundaire circulaire reacties
9 maanden • Social referencing; imitatie van emoties van ouders, referentiekader
voor hoe zich te gedragen in nieuwe situaties
10 maanden • 1-woordzinnen (‘holofrases’) → begrijpen verschillende
communicatiefuncties afhankelijk van intonatie, begrijpen eenvoudige
instructies en herkennen woorden voor gewone voorwerpen
0-1 jaar Eriksons babytijd
• Vertrouwen vs. wantrouwen (hoop)
• 1e jaar: vroege neiging om emotionele uitdrukkingen te imiteren
• Zeer afhankelijk van ouders; is de ouder betrouwbaar en responsief?
→ hechting
• Emotionele ontwikkeling; vreugde, angst, woede
• Myelinisatie van de visuele cortex → verbetering van visuele
vaardigheden
• Rond 1ste jaar: groei in synaptische verbindingen
• Basiskennis van natuurwetten (zwaartekracht, volume,
bewegingscontinuïteit)
0-2 jaar Piagets sensomotorische fase
• Sensorische en motorische vaardigheden
• Leren over de wereld via zintuigen en motoriek.
• Kan zich de intenties, emoties en verwachtingen (mentale toestanden)
van anderen niet voorstellen
• Circulaire reacties: ontwikkelen door repetitieve gedragspatronen
1 jaar • Belangrijke ontwikkelingsmijlpaal; joint attention → volgen wijzen
hand/blik. Belangrijk voor gedeelde kennis en ervaringen
• Empathische bezorgdheid; langer kijken naar iemand die pijn heeft en
bezorgde gezichtsuitdrukking (onderscheid tussen zelf en ander is
cruciaal)
• ASS; gebrek aan normale interesse in en reactie op normale sitmuli
12-14 • Instrumenteel helpen: doelgericht helpen → bijv. een voorwerp
maanden oprapen dat buiten het bereik van de andere persoon is