1
Inhoud
Week 7: College ......................................................................................................................2
Voorbeeldvragen – vragen ....................................................................................................2
Voorbeeldvragen – antwoorden ............................................................................................3
Belangrijke begrippen ..........................................................................................................4
Hoofdstuk verstandelijke beperking (H3) ...........................................................................4
Hoofdstuk fysieke beperking (H7)......................................................................................9
Verdiepend college ............................................................................................................ 18
Week 7: Theorie over Verstandelijke en fysieke beperking ....................................................... 24
Hoofdstuk 3: 3.1. t/m 3.7. ............................................................................................... 24
Prevalentie: hoe vaak komt het voor? .............................................................................. 26
Hoofdstuk 7: 7.1. t/m 7.5.1.4 & 7.6 t/m 7.6.1. .................................................................. 32
Terminologie .................................................................................................................. 33
Neurologische aandoeningen ......................................................................................... 35
Spieraandoeningen/ musculaire problemen .................................................................... 45
Orthopedische problemen .............................................................................................. 48
Prevalentie ..................................................................................................................... 50
Opvoeding en onderwijs ................................................................................................. 51
Diagnostiek .................................................................................................................... 54
1
, 2
Week 7: College
Voorbeeldvragen – vragen
1. Wat is geen onderdeel van de definitie van de verstandelijke beperking volgens de dsm-
5?
A. Beperking in het intellectuele functioneren
B. Tijdens de ontwikkelingsperiode
C. Communicatieperiode
D. Beperking in het adaptieve functioneren
2. Wat is het verschil tussen onderkennende en handelingsgerichte diagnostiek?
A. Onderkennende diagnostiek is onderdeel van de diagnostische cylcus en
handelingsergichte diagnostiek is onderdeel van de de behandelcylcus
B. Bij onderkennende diagnostiek wordt een verklaring voor gedrag gezocht bij
handelingsgericht wordt advies geformuleerd
C. Bij onderkennende diagnostiek wordt begrip voor de problemen gegeven in contact met
de client, handelingsgerichte diagnostiek is enkel met professionals over de cliënt
gesproken
D. Bij onderkennende diagnostiek wordt een classificatie bij de problemen gezocht, bij
handelingsgerichte diagnostiek wordt op basis van de hulpvraag een strategie gekozen
om passende zorg te verlenen
3. Wanneer ontstaat niet-aangeboren hersenletsel?
A. Perinataal
B. Voor de verwekking
C. Postnataal
D. Prenataal
4. Wat is waar over de rol van de orthopedagoog bij de hulp aan kinderen met een fysieke
beperking?
A. Je werkt samen, er zijn vaak verschillende deskundige betrokken
B. Het is belangrijk kom een complete IQ-test (zoals de WISC) af te nemen dit geeft valide
informatie over de intelligentie
C. Het is belangrijk om te richten op alleen het kind, de omgeving speelt een kleine rol
D. Het is een eenduidige groep, waarbij veel bekend is over prevalentie
2
, 3
Voorbeeldvragen – antwoorden
1. Wat is geen onderdeel van de definitie van de verstandelijke beperking volgens de dsm-
5?
A. Beperking in het intellectuele functioneren
B. Tijdens de ontwikkelingsperiode
C. Communicatieperiode
D. Beperking in het adaptieve functioneren
2. Wat is het verschil tussen onderkennende en handelingsgerichte diagnostiek?
A. Onderkennende diagnostiek is onderdeel van de diagnostische cylcus en
handelingsergichte diagnostiek is onderdeel van de de behandelcylcus
B. Bij onderkennende diagnostiek wordt een verklaring voor gedrag gezocht bij
handelingsgericht wordt advies geformuleerd
C. Bij onderkennende diagnostiek wordt begrip voor de problemen gegeven in contact met
de client, handelingsgerichte diagnostiek is enkel met professionals over de cliënt
gesproken
D. Bij onderkennende diagnostiek wordt een classificatie bij de problemen gezocht, bij
handelingsgerichte diagnostiek wordt op basis van de hulpvraag een strategie
gekozen om passende zorg te verlenen
3. Wanneer ontstaat niet-aangeboren hersenletsel?
A. Perinataal
B. Voor de verwekking
C. Postnataal
D. Prenataal
4. Wat is waar over de rol van de orthopedagoog bij de hulp aan kinderen met een fysieke
beperking?
A. Je werkt samen, er zijn vaak verschillende deskundige betrokken
B. Het is belangrijk kom een complete IQ-test (zoals de WISC) af te nemen dit geeft valide
informatie over de intelligentie
C. Het is belangrijk om te richten op alleen het kind, de omgeving speelt een kleine rol
D. Het is een eenduidige groep, waarbij veel bekend is over prevalentie
3
, 4
Belangrijke begrippen
Hoofdstuk verstandelijke beperking (H3)
Een verstandelijke beperking
= een stoornis die ontstaat tijdens de ontwikkelingsperiode en de zowel beperkingen in het
intellectuele functioneren omvat als beperkingen in het adaptieve functioneren op conceptueel,
sociaal en praktisch vlak
➢ Wordt gekenmerkt door significante beperkingen zowel in het intellectuele functioneren als
in het adaptief gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische
adaptieve vaardigheden
➢ Deze beperkingen ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar
In definities van verstandelijke beperking kunnen 3 kernelementen onderscheiden worden
1. De significante beperkingen in het intellectuele functioneren
❖ Intelligentie = de globale capaciteit van een individu om doelgericht te handelen,
rationeel te denken en op een effectieve wijze om te gaan met zijn omgeving
❖ Intelligentie verwijst naar hogere orde vaardigheden, zoals redeneren, plannen,
problemen oplossen, abstract denken, complexe ideeën begrijpen, leren op basis van
instructie en ervaring, oordelen en praktisch inzicht
2. Significante beperkingen in de adaptieve vaardigheden
❖ Adaptief gedrag = de effectiviteit en de mate waarin iemand beantwoordt aan de eisen
van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, die verwacht
worden op een bepaalde leeftijd en in een bepaalde cultuur
❖ Het is een verzamelbegrip voor 3 groepen vaardigheden die een persoon nodig heeft
om in het dagelijkse leven te kunnen functioneren en om zich te kunnen aanpassen
aan veranderende omstandigheden:
1. Conceptuele vaardigheden, zoals taal, lezen en schrijven, begrip van geld, tijd en
getallen
2. Sociale vaardigheden, zoals interpersoonlijke vaardigheden, sociale
verantwoordelijkheid, zelfwaardering, zich houden aan regels, sociaal
probleemoplossend gedrag
3. Praktische vaardigheden, zoals activiteiten van het dagelijkse leven (persoonlijke
zorg), vaardigheden met betrekking tot het huishouden en het werk, veiligheid,
gezondheidszorg en mobiliteit
3. Zowel de intellectuele beperkingen als de beperkingen in adaptief gedrag moeten duidelijk
worden tijdens de ontwikkelingsperiode (de periode van geboorte tot 18 jaar)
❖ Verstandelijke beperking wordt beschouwd als een ontwikkelingsstoornis
→ wordt daarmee onderscheiden van op volwassen leeftijd voorkomende cognitieve
stoornissen of op latere leeftijd verworven hersenletsel
Rond welke leeftijd kan je pas de term verstandelijke beperking gebruiken?
Pas vanaf de leeftijd van 5 jaar, wanneer een IQ-testing meer valide en betrouwbaar is
4