Samenvatting: Actuele Economische Thema’s
Algemene Economie en bedrijfsomgeving van Marijs en Hulleman
Conjunctuur of fluctuatie → Hoe gaat het met de economie? De verandering van het
groeipercentage van de economie of de productie op de korte termijn.
Conjunctuurcyclus → schommelingen in de economie
Conjunctuurbewegingen
Hoogconjunctuur → opgaande fase in de conjunctuurbeweging van de vrijemarkteconomie
(overbesteding).
- Hoge inflatie
- En de vraag wordt groter dan het aanbod
- de prijs ook duurder
- Hoge rente
- Investeringen hoog
Laagconjunctuur → neergaande fase in de vrijemarkteconomie (onderbesteding).
- Lage rente omdat er weinig vraag naar kredieten is → dus investeren.
- De vraag is kleiner dan het aanbod
- en daardoor is er een lage inflatie
- de prijzen stijgen dan niet
- investeringen laag
Prijsconjunctuur (hoogconjunctuur) → markten, sectoren of ondernemingen die pas laat –
pas na een lange periode van economische groei – kunnen profiteren van een toenemende
vraag.
Hoeveelheidsconjunctuur (laagconjunctuur) → wanneer een economische cyclus weer
begint aan te trekken, zullen sommige bedrijven eerder profiteren van deze economische
opleving dan andere; markten, sectoren of ondernemingen die al snel profiteren van een
(aanstaande) opleving van de conjunctuur worden vroeg cyclisch genoemd. Zij gaan als
eerste nieuwe medewerkers aannemen, goede resultaten boeken etc.
Extreme dingen/ onverwachte dingen kunnen ervoor zorgen dat de economie in elkaar valt.
Bijvoorbeeld een Brexit.
Een cyclus, van top naar top, duurt ongeveer 7 jaar.
Waarom een vrijemarkteconomie → iedereen mag handel drijven en winst maken. Risico is
dus dat er een recessie/crisis kan plaatsvinden
Gestuurd economie → (Rusland, Cuba, China) De staat bepaald wat er gebeurt, de staat
stuurt de economie.
,VB: Het omkeerpunt in de hoogconjunctuur is dat er wat gebeurd en dat er reactie op reactie
komen. Er wordt minder gekocht, daar krijgen bedrijven last van. Die bedrijven gaan niet
investeren. Worden er minder huizen gekocht dan hebben bouwbedrijven daar last van, de
medewerkers. Maar ook de badkamer/keuken/vloeren leveranciers etc. Dat betekent dat je in
een hoogconjunctuur versneld naar beneden gaat en dus in een laagconjunctuur komt. Maar
in laagconjunctuur is de rente laag, dus in de tijd van crisis gaan ze wel investeren in
bijvoorbeeld machines. Als 1 bedrijf investeert, merk je dat niet. maar als de hele bouw gaat
investeren daar profiteren dan die keuken/badkamer winkels ook van! Dan klimt heel
langzaam de economie weer uit het dal.
Voorbeelden staan in verband met elkaar.
VB: Een gezin verliest werk en dus inkomsten. Ze gaan bezuinigen op eten, drinken, kleding.
Maar de tv en de bank houden ze wel. Ze zitten in een laagconjunctuur. Wat gaan ze doen?
Het gezin gaat naar de bank en zegt dat ze zonder werk en dus geld zitten MAAR de bank
en tv is kapot. Wat zegt de bank? De rente is in een laagconjunctuur heel laag. Het gezin
kan relatief laag aan geld komen. Door de investeringen van bedrijven groeit de economie, is
er meer werk, hebben gezinnen meer te besteden en geven ze meer uit. Net zolang totdat
het weer ergens misgaat.
Hoe kan het dan dat het toch weer ergens misgaat in de economie?
VB: Stel je hebt een fabrikant van een stift, er zijn 10 fabrikanten. Ze maken alle 10 duizend
stiften, dus de markt bestaat uit 10000 stiften. Dat is de markt op het moment dat we in een
crisis zitten. Bij marktonderzoek wordt geconcludeerd dat e markt gaat stijgen en dat er
ongeveer 20% meer bij komt. De markt gaat over een aantal maanden uit 12000 stuks
bestaan. Er moeten dus 2000 bij gemaakt worden. Alle bedrijven denken dat ze die 20% zelf
pakken, dus dat ze het marktaandeel vergroten. Die 10 bedrijven denken er komen 2000 bij
in de markt, daarvan maakt elk bedrijf 500 extra stiften. Wat gebeurt er dan? 10 bedrijven
gaan 1500 stiften maken, komt uit op 15000 stiften. Dat is 3000 stiften te veel! Die bedrijven
zijn allemaal optimistisch. Als die markt groeit, dan zijn wij erbij. Alle bedrijven gaan gas
geven, dit is een natuurlijke reactie dat je dat denkt. De bedrijven hadden samen moeten
gaan werken om dit te voorkomen, maar dat gaan die bedrijven natuurlijk nooit doen, en dat
mag ook niet. Door dat er 3000 (=10 x 1500 = 15000) stiften te veel zijn gemaakt, is het
aanbod groter, nu zijn er 2 bedrijven ‘teveel’. Nu vallen de twee slechtste bedrijven om, die
gaan failliet. Die maken te veel kosten of maken slechte stiften of andere omstandigheden.
De acht besten blijven over, is dat erg voor de economie? Nee want als steeds de sterksten
over blijven wordt de kwaliteit steeds beter en krijgen we groei in de economie. Als je de
slechtste bedrijven laat bestaan wat gebeurt er dan? Ze gaan niet innoveren en de kwaliteit
blijft hetzelfde, het wordt niet beter.
, Bruto Binnenlands Product → Alles wat we in Nederland maken en produceren. Goederen
+ diensten + export – import.
→ Het bruto binnenlands product (bbp) is de totale geldwaarde van alle in een land
geproduceerde finale goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een
jaar). Meestal wordt met dit begrip het bruto binnenlands product tegen marktprijzen
bedoeld.
BPP Nederland
In de afbeelding zie je de groei in Nederland VS de groei in Europa. Dit wordt gemeten door
middel van het BPP. Dat is in 2019 met 2,2 gestegen. Als het BPP stijgt groeit de economie,
we maken alleen dingen meer als we die dingen ook verkopen. Nederland groeit harder dan
de andere landen in Europa. Waarom stagneert de groei op dit moment? De Brexit, China
(hoort bij de opkomende markten, land met hoogste BPP maar de economie stagneert daar).
Wanneer is er sprake van recessie? Als de BPP twee kwartalen achter elkaar daalt.
Recessie is een achteruitgaande economie.