Samenvatting sociale
wetenschappen
Semester 2 – leerjaar 1
Kent het begrip positieve gezondheid en kan dit toepassen in een gesprek met een cliënt.
GEZONDHEID ALS HET VERMOGEN OM JE AAN TE PASSEN EN JE EIGEN REGIE TE VOEREN, IN HET LICHT
VAN DE SOCIALE, FYSIEKE EN EMOTIONELE UITDAGINGEN VAN HET LEVEN’
lichaamsfuncties:
medische feiten, medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn, energie
mentale functies en -beleving:
cognitief functioneren, emotionele toestand, eigenwaarde/zelfrespect, gevoel controle te ebben,
zelfmanagement en eigen regie, veerkracht
spiritueel/existentiële dimensie:
zingeving/meaningfulness, doelen/idealen nastreven, toekomstperspectief, acceptatie
kwaliteit van leven:
kwaliteit van leven/welbevinden, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je vel zitten,
levenslust, balans
sociaal maatschappelijke participatie:
sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle relaties, sociale contacten, geaccepteerd
worden, maatschappelijke betrokkenheid, betekenisvol werk
dagelijks functioneren:
basis Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), instrumentele ADL, werkvermogen, health literacy.
ICF in het kort: de ICF is een biopsychosociaal model. Het brengt de invloed in kaart van, tijdelijke of
blijvende, gezondheidstoestanden en contextuele factoren op het functioneren van individuen.
- ICF verlegt de aandacht: van oorzaak naar gevolgen en van medisch naar psychosociaal
- wisselwerking tussen 5 factoren bepaald het menselijk functioneren
1. De individuele gezondheidstoestand
2. De fysieke en mentale functies en bijbehorende anatomische eigenschappen
3. Vermogen en uitvoering van activiteiten en participatie
4. Externe en persoonlijke factoren
- beschreven vanuit 3 perspectieven
1. Van het menselijk organisme
, 2. Menselijk handelen
3. Als deelnemer aan het maatschappelijk leven
Definitie belangrijke termen
- menselijk functioneren: functies, anatomische
eigenschappen, activiteiten en participatie
- functies: fysieke en mentale eigenschappen van het
menselijk organisme
- functionergins probleem: stoornissen, beperkingen en
participatieproblemen
- anatomische eigenschappen: positie, aanwezigheid,
vorm en continuïteit van onderdelen van het lichaam
- stoornissen: afwijkingen in of verlies van functies en anatomische eigenschappen
- activiteiten: onderdelen van iemands handelen
- beperkingen: moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten
Heeft inzicht in het biopsychosociaal model per behandeld ziektebeeld.
Biopsychosociaal model = multifactorieel (meerdere factoren spelen mee bij het ontstaan, voortbestaan
of herstel van de klacht). Het model is systemisch, de klacht wordt gezien als onderdeel van het hele
systeem waar de mens zich bevindt en is circulair. De verschillende factoren hebben onderling invloed op
elkaar, een wijziging op een gebied heeft wijziging op alle andere gebieden tot gevolg.
uitgangspunt : menselijk functioneren als een samenspel tussen biologische, individuele en sociale
factoren.
Biologisch aspect: ons lichaam en vervolgens alles wat in rechtstreeks contact komt met onslichaam.
(voedsel, lucht, andere organismen, stoffen en fysische eigenschappen)
Voorbeschikkende biologische factoren = die het ontstaan van een klacht waarschijnlijker of
onwaarschijnlijker maken. (voorbeeld: een blanke huid is gevoeliger voor zonlicht dan een donkerder
huid.
Uitlokkende biologische factoren = bacteriën en virussen, te weinig slaap, ongezond eten, een wond of
een aardbeving/overstroming.
Onderhoudende biologische factoren = bestaande klacht helpen in stand houden (lichamelijke conditie,
handicap, medicatie, eet- en leefgewoonten.
Psychische aspect: alles wat met onze persoonlijkheid, onze gedachten, onze overtuigingen, onze
gevoelens en onze bezieling te maken heeft, zowel bewust als onbewust.
Uitlokkende psychische factoren: gebeurtenissen, zowel vreugdevolle als verdrietige, die spanning
veroorzaken (dood partner, dood familielid, scheiding, werkproblemen, gevangenis, verwondingen)
Onderhoudende psychische factoren: onze gedachten ver de klacht en onze motivatie om iets aan de
klacht te doen.
Sociale aspect: omvat onze contacten met de mensen om ons heen: de partner, het gezin, de buurt, de
school, collega’s system waarin wij functioneren
Voorbeschikkende sociale factoren: cultuur waarin je bent opgegroeid, vriendenkring etc.
Uitlokkende sociale factoren: sociale gebeurtenissen of interacties die het ontstaan van onze klacht in
gang zetten of hieraan bijdragen.
Onderhoudende sociale factoren: zorgen ervoor dat het moeilijk wordt om te herstellen, iedere poging
daartoe wordt als het ware bestraft door de omgeving.