Hoofdlijnen
Burgerlijk Recht 2
Verbintenissenrecht
Radboud Universiteit Nijmegen
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN | BACHELOR RECHTSGELEERDHEID
,Inhoud
1. Totstandkoming overeenkomsten Week 1................................................................................................ 2
2. Vertegenwoordiging Week 1..................................................................................................................... 3
3. Verbintenissen Week 1............................................................................................................................. 5
4. Oneerlijke handelspraktijken Week 2........................................................................................................ 5
5. Rechtsgevolgen overeenkomst Week 2.................................................................................................... 6
6. Voorwaarde Week 3................................................................................................................................. 7
7. Tijdsbepaling Week 3................................................................................................................................ 7
8. Nietigheid en vernietigbaarheid Week 3................................................................................................... 8
9. Vormvereisten Week 3............................................................................................................................. 9
10. Boetebeding Week 4............................................................................................................................... 9
11. Algemene voorwaarden Week 4........................................................................................................... 11
12. Verrekening Week 5.............................................................................................................................. 13
13. Schuldeisersverzuim Week 5................................................................................................................. 14
14. Koop Week 5......................................................................................................................................... 14
15. Klachtplicht Week 6.............................................................................................................................. 16
16. Verjaring Week 6................................................................................................................................... 18
17. Onrechtmatige daad Week 7................................................................................................................ 19
18. Afgebroken onderhandelingen Week 8................................................................................................. 21
19. Voorbehoud Week 8............................................................................................................................. 22
20. Overeenkomst en derden Week 8......................................................................................................... 22
Overeenkomst, derde en onrechtmatigheid...........................................................................................23
21. Aansprakelijkheid Week 9..................................................................................................................... 24
Aansprakelijkheid voor personen............................................................................................................ 25
Aansprakelijkheid voor zaken.................................................................................................................. 25
22. Omvang schadevergoeding Week 10.................................................................................................... 27
23. Doorberekeningsverweer Week 11....................................................................................................... 30
24. Huwelijksvermogensrecht..................................................................................................................... 31
25. Erfrecht................................................................................................................................................. 35
Jurisprudentie Burgerlijk Recht II............................................................................................................ 40
Week 1 – Totstandkoming overeenkomsten en vertegenwoordiging.....................................................40
1
, Week 2 – Oneerlijke handelspraktijken................................................................................................... 41
Week 3 – Voorwaarde, (ver)nietig(baar)heid, strijd wet/goede zeden/openbare orde...........................41
Week 4 – Boetebeding, algemene voorwaarden en ambtshalve toetsing...............................................41
Week 5 – Koop en non-conformiteit, schuldeisersverzuim, verrekening.................................................42
Week 6 – Klachtplicht, verval en verjaring.............................................................................................. 43
Week 7 – Onrechtmatige daad, ongelukkige samenloop van omstandigheden......................................44
Week 8 – Afgebroken onderhandelingen, overeenkomst en derden......................................................45
Week 9 – Kwalitatieve aansprakelijkheden, eigen schuld en billijkheidscorrectie...................................46
Week 10 – Schade en causaal verband................................................................................................... 47
Week 11 – Doorberekeningsverweer...................................................................................................... 48
HOOFDLIJNEN BURGERLIJK RECHT 2 –
VERBINTENISSENRECHT
1. TOTSTANDKOMING OVEREENKOMSTEN WEEK 1
Art. 6:217 BW: overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Dit zijn
rechtshandelingen: aanbod en aanvaarding ontstaan ovk rechtsgevolg(en). In de
praktijk lastig te zeggen wat precies aanbod en aanvaarding zijn door onderhandelingen.
Art. 3:33 jo. 3:37 BW: rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door
een vormvrije verklaring heeft geopenbaard.
Aanbod vereist:
Verklaring: vormvrij voorstel tot het sluiten van de ovk
Wil: degene die aanbod doet moet bedoeling hebben ovk na aanvaarding tot stand
te laten komen
Bepaalbaarheid: ovk is voldoende bepaalbaar: art. 6:227 BW. Heel mild vereiste: als
het maar mogelijk is om bv. de prijs vast te stellen, terwijl deze niet is vastgesteld.
NB: ‘Gerichtheid’ is niet daadwerkelijk een eis, openbaar aanbod mogelijk op bv. webshop.
Bij een openbaar aanbod van soortzaken kun je opnemen ‘zolang de voorraad strekt’.
HR Hofland/Hennis een openbaar/ongericht aanbod van een individueel bepaalde zaak
(specifieke zaak) is i.b. slechts een uitnodiging om in onderhandeling te treden.
Aanvaarding vereist:
Verklaring: vormvrije acceptatie van een geldig aanbod
Wil: bedoeling van de aanvaarder om hiermee een ovk tot stand te laten komen
Gerichtheid: aanvaarding moet gericht zijn op degene die het aanbod doet
Aansluiting: aanvaarding sluit aan bij het aanbod. Art. 6:225 BW: aanvaarding die van
het aanbod afwijkt, geldt als een nieuw aanbod en verwerping v/h oorspronkelijke.
NB: bepaalbaarheid is al aan bod gekomen in het aanbod en is daarom niet zo’n issue meer.
Art. 6:219 lid 2 BW: mogelijkheid tot het onverwijld herroepen van de aanvaarding van een
vrijblijvend aanbod.
2
,Het komt heel vaak voor dat partijen hetzelfde verklaren, maar wat anders willen.
Art. 3:35 BW: gerechtvaardigd vertrouwen vereist:
Er moet sprake zijn van vertrouwen bij de wederpartij;
dat moet zijn opgewekt door de handelende partij;
en gerechtvaardigd is.
Gevolg: er kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van de wil en d.w.z. dat de r.h.
t.o.v. degene die heeft vertrouw daadwerkelijk betekenis heeft: inhoud van die r.h. komt
overeen met het vertrouwen van de wederpartij. Het bij de wederpartij opgewekte
vertrouwen is eigenlijk belangrijk dan de wil van de ander. Wils-vertrouwensleer: wil van de
handelende partij bepaalt de inhoud van een (gerichte) r.h. Het gaat hierbij niet om zijn
werkelijke wil, maar om de wil zoals de wederpartij deze redelijkerwijs mocht interpreteren
o.b.v. het toedoen van de handelende partij. Inhoud van de r.h. = het gerechtvaardigd
vertrouwen van de wederpartij over de wil van de handelende partij o.b.v. de verklaring
van de handelende partij.
HR Misverstand beide partijen gingen over en weer van een andere betekenis uit. In
dergelijke gevallen moet de rechter besluiten wiens vertrouwen gerechtvaardigd is. Het
antwoord of er al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen, hangt i.b. af van wat
beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen,
overeenkomstig die zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze
mochten toekennen, hebben afgeleid. Het kan ook zijn dat er helemaal geen overeenkomst
is: ontbreken wilsovereenstemming wordt dan niet gecorrigeerd door gerechtvaardigd
vertrouwen van een der partijen, omdat beide partijen niet gerechtvaardigd mochten
vertrouwen. Het gaan om een feitelijke kwestie, bij de beoordeling of er sprake is van
gerechtvaardigd vertrouwen is van belang: (a) lag de ene wijze van uitdrukking meer voor de
hand dan de andere (b) heeft de uitdrukking een vaste betekenis (c) had de andere partij
zich voorzien van deskundige bijstand (d) wat hebben de partijen beoogd. Belangrijkste les
uit HR Misverstand is dat ertoe gekomen kan worden dat er helemaal geen overeenkomst
is, omdat beide partijen niet gerechtvaardigd mochten vertrouwen (geen wilsovereen-
stemming). Meestal legt rechter overeenkomst uit en is een van beide interpretaties geldig.
Misverstand-theorie: géén ovk is een uitzonderlijke uitkomst! Alleen gerechtvaardigd als:
Beide partijen niet gerechtvaardigd vertrouwden én
Zij ten tijde van het sluiten van de ovk niet zouden contracteren onder andere
voorwaarden
2. VERTEGENWOORDIGING WEEK 1
(Directe/onmiddellijke/eigenlijke) vertegenwoordiging is het handelen in de naam van een
ander, door iemand die daartoe rechtens de bevoegdheid heeft, met het gevolg dat de
rechtsgevolgen door de vertegenwoordigde intreden. Middellijk vertegenwoordiging is
géén vertegenwoordiging: je handelt dan in eigen naam. Art. 3:60 BW: volmacht (in de wet,
vertegenwoordiging niet): een bevoegdheid tot vertegenwoordigen. Een volmacht is geen
ovk op zich omdat je het eenzijdig kunt verlenen, maar kan wel voortvloeien uit een ovk.
Art. 3:66 BW: vereisten volmacht:
Rechtshandeling
3
, Verricht door gevolmachtigde
Binnen grenzen van de bevoegdheid van de gevolmachtigde: vertegenwoordigings-
bevoegdheid
In naam van de volmachtgever: vertegenwoordigingskwaliteit
o Vereist is dat het duidelijk is dat je niet voor jezelf handelt, maar voor de
ander. Niet is vereist dat duidelijk is wie de ander is. Hieruit blijkt de wil om in
naam van iemand anders te handelen.
Gevolg vertegenwoordiging: achterman gebonden, tussenpersoon valt er tussenuit.
HR Kribbebijter het ging om vertegenwoordigingskwaliteit. Antwoord op de vraag of
iemand in eigen naam is opgetreden, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent
jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen
hebben afgeleid en mochten afleiden (lijkt op HR Misverstand): feitelijk uitleggen!
Aanknopingspunt: dat de derde wist dat er in opdracht van een ander gehandeld wordt, wil
niet zeggen dat er sprake is van vertegenwoordiging. Er is een verschil: je kunt in opdracht
van/voor iemand handelen zonder in naam van iemand te handelen. Je mag er dan dus niet
vanuit gaan dat er vertegenwoordiging is als iemand voor een ander handelt! Soms wel: zo’n
uitzonderlijk geval is ouders die voor hun kind handelen (HR Baby Joost).
Art. 3:78 BW: treedt iemand als vertegenwoordiger op uit andere hoofde dan volmacht, dan
zijn de bepalingen van volmacht veelal ook van toepassing art. 3:66 BW zegt eigenlijk: een
door de tussenpersoon binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de principaal
verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de principaal.
Als de derde er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de tussenpersoon (TP) vertegen-
woordigingsbevoegd was, maar de TP dit niet was, komt er geen ovk tot stand. Art. 3:70 BW
bepaalt dat de tussenpersoon instaat voor de vertegenwoordigingsbevoegdheid (doet hij
dat niet, dan pleegt hij een OD). Art. 3:70 BW oefen je uit tegen de tussenpersoon. Dit
artikel geldt in alle gevallen waarin de tussenpersoon zonder
vertegenwoordigingsbevoegdheid handelt. Succesvol beroep kan bijvoorbeeld leiden tot OD.
Is vertegenwoordigingskwaliteit (handelen in naam van de volmachtgever) zonder
vertegenwoordigingsbevoegdheid (dus buiten de grenzen van je bevoegdheid)
aansprakelijkheid voor de tussenpersoon? HR Globe/Provincie Groningen als een TP zijn
vertegenwoordigingsbevoegdheid overschrijdt leidt dit niet altijd tot aansprakelijkheid,
alleen als er expres gehandeld wordt zonder enige bevoegdheid of deze bevoegdheid expres
overschreden wordt. Dit is de standaardmanier van overschrijding van de vertegen-
woordigingsbevoegdheid, terwijl er wel sprake is van vertegenwoordigingskwaliteit. Art.
3:76 lid 1 BW en art. 3:61 lid 2 BW zijn beschermingsgronden. De beschermingsgrond:
verklaringen of gedragingen van de handelende persoon. Art. 3:61 lid 2 BW werkt tegen de
achterman, maar werkt alleen als de tussenpersoon opgewekt heeft dat hij bevoegd is. Een
succesvol beroep leidt tot rechtmatige vertegenwoordiging.
Art. 3:61 lid 2 BW biedt bescherming aan de derde, bij wie door de handelende persoon het
vertrouwen is opgewekt dat de volmacht bestaat. HR ING/Bera toepassing art. 3:61 lid 2
BW mogelijk zonder dat er sprake is van toedoen, verklaring of gedraging van de
achterman, maar sprake van feiten en omstandigheden die voor risico van de achterman
4
,komen. Denk aan het door elkaar lopen van de zaakjes van de tussenpersoon en achterman
(bv. samen optreden, TP gebruikt briefpapier achterman). HR Aventura grenzen aan het
risicobeginsel: HR ING/Bera gaat niet zover dat het puur en alleen wordt gebaseerd op het
handelen van de tussenpersoon.
3. VERBINTENISSEN WEEK 1
Verbintenis = een vermogensrechtelijke (rechts)betrekking tussen twee of meer personen,
krachtens welke de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd (= recht) is en deze
jegens diegene tot die prestatie verplicht is (= plicht). Verschil met rechtsplicht: heeft alleen
maar schuldenaarszijde, bv. geen OD plegen. Rechtsplicht leidt pas tot een verbintenis indien
de rechtsplicht wordt geschonden en is dus dan pas opeisbaar. Tekortkoming bij verbintenis
is een wanprestatie, schending rechtsplicht is een OD. Art. 6:1 BW: iedere verbintenis moet
voortvloeien uit de wet.
Verschil tussen rechtshandeling en andere rechtsfeiten is dat bij een ander rechtsfeit de wil
niet van belang is (bv. bal door ruit trappen is een OD, of je het nu wilde of niet). We kennen
een formeel gesloten stelsel van verbintenissen o.g.v. art. 6:1 BW, maar materieel open
stelsel door de vele open normen (HR Quint/Te Poel, dat zag op aansluiting zoeken bij in de
wet geregelde gevallen, verdwijnt hierdoor naar de achtergrond).
Hoofdregel is dat bij iedere verbintenis een rechtsvordering bestaat, art. 3:296 BW, maar:
art. 6:3 BW: natuurlijke verbintenis, dit is een verbintenis zonder rechtsvordering: (a) niet
afdwingbaar (gentleman’s agreement, afgesproken) (b) natuurlijke verbintenis (dringende
morele verplichting naleving, rechtens niet afdwingbaar).
4. ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN WEEK 2
Kortgezegd zijn handelspraktijken alleen oneerlijk als ze de totstandkoming van een ovk
beïnvloeden. Art. 6:193b BW: oneerlijke handelspraktijken: twee elementen: onrechtmatig
én consument neemt besluit over ovk dat hij anders niet had genomen. Art. 6:193j lid 3 BW:
vernietigbaarheid. Duaal karakter oneerlijke handelspraktijken: OD maar ook wilsgebrek!
Art. 6:193a BW bevat definities (van begrippen die o.a. in art. 6:193b BW worden gebruikt).
Hele brede definitie van handelspraktijk. Let op: de regeling beschermt alleen consumenten!
(reflexwerking).
Art. 6:193b BW: algemene bepaling. Lid 4 koppeling naar:
Art. 6:193c BW: misleidende handelspraktijken algemeen (4 manieren, gearceerd)
o Art. 6:193g BW: zwarte lijst misleidende praktijken: onder alle
omstandigheden misleidend (en voor kwalificatie is géén mogelijk causaal
verband vereist, wel werkelijk causaal verband voor sancties).
o Art. 6:193d BW: misleidende omissie algemeen
Art. 6:193e BW: essentiële informatie bij uitnodiging tot aankoop
Art. 6:193f BW: essentiële informatie bij commerciële communicatie
Art. 6:193h BW: agressieve handelspraktijk algemeen
o Art. 6:193i BW: zwarte lijst agressieve handelspraktijken: onder alle
omstandigheden agressief (wederom werkelijk causaal verband voor
uitoefening van de sancties vereist).
5
,De juridisch gemiddelde consument is omzichtiger dan de feitelijk gemiddelde consument.
Causaal verband ter kwalificatie als oneerlijke handelspraktijk is niet streng: handelspraktijk
kan mogelijkheid om een geïnformeerd besluit te nemen van de consument beperken en dat
kan ertoe leiden dat een consument een bepaald besluit van de ovk niet neemt. Maar: art.
6:193j lid 2 BW: bij instellen vordering moet er wel sprake zijn van een causaal verband
tussen schade en oneerlijke handelspraktijk. Vgl. dus: kwalificatie versus aansprakelijkheid.
Het weglaten van essentiële informatie is alleen een misleidende omissie als de consument
een besluit neemt wat hij anders niet had genomen. De lijst van art. 6:193e BW bevat
informatie die altijd op de uitnodiging van aankoop moet staan (en is feitelijk dus ook een
zwarte lijst).
Grote verschil misleidende en agressieve handelspraktijk: bij misleidende handelspraktijk
gaat het om beperking in de mogelijkheid een geïnformeerd besluit te nemen, terwijl het bij
agressieve handelspraktijk gaat om beperking van de vrijheid van handelen.
Wat nu als zo’n situatie zich voordoet tussen 2 professionele partijen? art. 6:194 BW,
geldt alleen voor misleiding van iemand die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf.
Vergelijkende reclame is onrechtmatig, tenzij voldaan aan enkele voorwaarden (vergelijking
moet kortgezegd ‘fair’ zijn) opgenomen in art. 6:194a lid 2 BW.
Sancties misleidende/vergelijkende reclame: art. 6:196 BW: je kunt een verbod of rectificatie
vorderen bij de rechter (lid 1) en hebt recht op schadevergoeding (lid 2). Overzicht:
Gevalstype Grondslag actie
Slachtoffer misleidende openbare mededelingen Art. 6:194 lid 1 BW
Nadeel door oneerlijke handelspraktijken jegens Art. 6:194 lid 1 of afdeling oneerlijke
consumenten door concurrenten handelspraktijken
Slachtoffer misleidende omissie Art. 6:194 lid 2 BW
Nadeel door vergelijkende reclame jegens Art. 6:194a BW
consumenten door concurrenten
Slachtoffer van agressieve handelspraktijken Geen expliciete bepaling: OD, art. 6:162 BW en
mogelijk bedreiging (wilsgebrek), art. 3:44 BW
5. RECHTSGEVOLGEN OVEREENKOMST WEEK 2
Rechtsgevolgen overeenkomst: art. 6:248 lid 1 BW:
Overeengekomen rechtsgevolgen wilsvertrouwensleer van art. 3:33 en 3:35 BW
beheerst zowel de totstandkoming van een ovk (HR Misverstand jo. HR Kribbebijter) als
de uitleg ervan (Haviltexen: wat hebben partijen over en weer verklaard en wat mochten
ze daaruit afleiden?). Art. 6:238 BW: contra proferentem regel: bedingen moeten
duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis, prevaleert de voor de
wederpartij gunstige uitleg. Voor de hand liggend dat jij het beding zo hebt geformuleerd
zoals jouw bedoeling was. Taalkundige uitleg is belangrijk, maar niet allesbepalend.
Verschil in verhouding qua uitleg: derde kan wel een beroep doen op de taalkundige
uitleg. Tussen twee partijen: ovk uitleggen naar wat de partijen over en weer hebben
verklaard en redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR Haviltex):
6
, omstandigheden van het concrete geval waarderen naar hetgeen de maatstaven van
redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR DSM/Fox).
Wet gegeven regels, bv. ontbinding.
Gewoonte leidt tot rechtsgevolgen als er een bestendig gevolgde rechtslijn is en een
norm bestaat: bestendig gevolgde norm dus (niet meer heel belangrijk).
Redelijkheid en billijkheid kan zelfs de rechtsgevolgen van een ovk beperken: art.
6:248 lid 2 BW. Redelijkheid en billijkheid toetst rechtsgevolgen in concreet geval (niet
ovk zelf) en hangt af van tal van omstandigheden. HR Saladin/HBU: ‘algemene’
beperkende werking redelijkheid en billijkheid erkend: toetsing van gevolg in concrete
situatie, rechtsgevolgen beperken en aanvullenen, open normen.
6. VOORWAARDE WEEK 3
Art. 3:38 lid 1 BW: rechtshandeling kan i.b. onder tijdsbepaling of voorwaarde worden
verricht. Gevolg voorwaarde kan zijn: voorwaardelijke verbintenis (ontstaat door r.h. onder
voorwaarde): art. 6:21 BW:
Rechtshandeling – voorwaarde ontstaat omdat handelde partijen wil hebben zo’n
voorwaarde te laten ontstaan.
Toekomstige gebeurtenis – moet objectief nog niet hebben plaatsgevonden.
Onzekere gebeurtenis – iets wat niet vaststaat.
Art. 6:22 BW: opschortende voorwaarde: verbintenis werkt wanneer gebeurtenis intreedt |
ontbindende voorwaarde: verbintenis vervalt wanneer gebeurtenis plaatsvindt.
Opschortende voorwaarde – art. 6:25 BW: als de prestatie is verricht voor het
intreden van de voorwaarde, kan de schuldenaar onverschuldigde betaling inroepen
(ongedaanmaking): art. 6:203 BW. Op het moment waarop de voorwaarde alsnog
wordt vervuld verandert onverschuldigde betaling van rechtswege in verschuldigde
betaling: lijkt i.s.m. art. 3:38 lid 2 BW: vervulling voorwaarde heeft geen
terugwerkende kracht. Art. 6:25 BW is echter een uitzondering op art. 3:38 lid 2 BW.
Ontbindende voorwaarde – art. 6:24 BW: reeds verrichte prestaties ongedaan
maken nadat voorwaarde in vervulling is gegaan.
o Goederenrechtelijke werking in art. 3:84 lid 4 BW: levering onder
ontbindende voorwaarde: koper krijgt een eigendomsrecht onder
ontbindende voorwaarde. Voorwaarde in vervulling: einde eigendomsrecht.
o Art. 6:23 BW: lid 1 ziet op de situatie waarin een partij die wil dat de
voorwaarde niet wordt vervuld de vervulling belet voorwaarde vervuld.
Lid 2: partij die wil dat voorwaarde wordt vervuld brengt deze teweeg
voorwaarde niet vervuld. Beide: indien redelijkheid & billijkheid dit verlagen.
Je kunt het beste naar de redelijkheid & billijkheid kijken door te kijken wat de
bedoeling van de voorwaarde is.
7. TIJDSBEPALING WEEK 3
Hoofdregel: art. 6:38 BW: verbintenis is direct opeisbaar. Echter kan iedere rechtshandeling
i.b. onder tijdsbepaling worden verricht: art. 3:38 lid 1 BW. Verschillende mogelijkheden
ontstaan tijdsbepaling: vloeit voort uit wet (bv. art. 7:26 BW), gewoonte (en redelijkheid &
billijkheid) of zo afgesproken bij rechtshandeling.
7