De verhalende mens
Samenvatting
Kernbegrippen, notities hoor- en werkcolleges, aantekeningen bij teksten
Week 1: verwarrende verhalen
Russische formalisten; een groep linguïsten en literatuurwetenschappers, stelden theorieën
op over kunst, literatuur, functies ervan. Viktor Shklovsky: “automatisering slokt de dingen
op”. Automatisering is een proces waar we allemaal aan onderhevig zijn, gewenning
waardoor dingen niet meer opvallen. Kunst dient er volgens Shklovsky toe om zulke dingen
weer zichtbaar te maken middels de-automatisering; Art as Technique. “Defamiliarization,
or ostranenie: the artistic technique of presenting to audiences common things in an
unfamiliar or strange way in order to enhance perception of the familiar.” Centrale concept
van de kunsten. Heeft dus te maken met de manier van representeren; het hoe iets wordt
gepresenteerd, dat beïnvloedt de boodschap. Die vormgeving van de representatie is nooit
neutraal; zegt iets over denkbeelden van artiest, is ideologisch geladen.
Daniel Kahneman: in onze cognitie verschillende systemen.
- Systeem 1: fast. Alles wat automatisch gaat, automatische handelingen/gedrag,
stereotypic, routines, instinctief, emotioneel, unconscious, frequent. E.g. billboard
lezen, een geluidsbron lokaliseren.
- Systeem 2: slow. Meer logica, deliberative, het bewuste denken. Infrequent,
conscious, calculating, effortful. Geconcentreerde handelingen. E.g. je aandacht
richten op iets specifieks in een drukke omgeving, iets bewust proberen te
herinneren.
De-automatisering haalt een handeling of waarneming van systeem 1 naar systeem 2,
activeren van systeem 2 en bewuste denken.
Ander onderscheid van Kahneman, tussen twee ‘selves’:
- Experiencing self: staat altijd aan en beleeft dingen in het heden.
- Remembering self: denkt terug en construeert verhalen van de dingen die je
meemaakt. Deze zelf vertelt verhalen en kan onze handelingen bepalen, als we de
toekomst zien als een “anticipated memory”. Veel van de informatie uit de
experiencing self gaat verloren bij het construeren van de verhalen verloren.
De manier waarop je remembering self bepaalde gebeurtenissen in verhalende termen
framet bepaalt hoe je daarover terugdenkt, wat je over iets oordeelt bijv.
Schematheorie
Theorie over geheugenstructuren van Frederic Bartlett: Remembering (1932). Het geheugen
is opgebouwd uit schema’s, die langzaam ontwikkelen vanuit onze ervaringen. Verhalen
sturen onze waarneming en herinnering. Schemata zijn “unconscious mental structures that
represent an individual’s generic knowledge about the world”. Een schema is een “organized
,mental model of a complex set of information; this model will make it easier to structure
information when setting it down for memory storage and will also facilitate its retrieval
during recall” (Parkin, 2000). In Bartletts eigen woorden: “‘schema’ refers to an active
organization of past (…) experiences, which must always be supposed to be operating in any
well-adapted organic response”.
Schemata beïnvloeden ook hoe nieuwe informatie wordt opgeslagen: nieuwe info
passen we in termen van oude schemata die we al hebben. Gaten in geheugen vullen we aan
door inferences te maken die zijn gebaseerd op bestaande schemata. In het herinneren van
vreemde verhalen, worden die vreemde elementen weggelaten/geneutraliseerd met dingen
uit eigen cultuur/schemata; conventionalization.
Voorbeelden werking van schemata:
- Scripts (Schank & Abelson)
o Bijv. een restaurantscript; je kent de gang van zaken in een restaurant, hebt
een geheugenstructuur opgebouwd om dat te begrijpen dus als iemand een
verhaal vertelt infereer je dingen als ‘ik ging zitten’ ook als dat niet expliciet is
vermeld.
o Iser: “open plekken”. In elk verhaal ontbreekt wel iets dat we zelf moeten
invullen, dat concretiseren we zelf. We worden gevraagd zelf invulling te
geven
- Story grammar (Propp)
o Bepaalde vaste verhaalstructuren, gebonden aan genres. Propp stelde een
grammatica op van verhalen.
- Perspectief (Pichet & Anderson, 1977)
o Schemata activeren stuurt de waarneming, die daardoor selectief wordt. Te
begrijpen als een soort perspectief op dingen: “imposing a schema on a text
simply means viewing the text from a certain perspective”.
Dus: schemata bevorderen de verwerking en reproductie van informatie, maar zijn ook
inaccuraat en selectief.
Toepassing schematheorie: Genres zijn schemata, we herkennen snel genres door
bepaalde genreconventies. Artikel Visch en Tan (2008); bij zappen op tv herkennen we snel
wat voor genre iets is. Genre als schemata sturen onze verwachtingen van de plot en
thema’s etc. Hoe bepalen we genre? Visch en Tan bestuderen de invloed van gebeurtenissen
en de representatie van die gebeurtenissen. Beeldtaal, stijl, blijkt een grotere bijdrage aan
correcte herkenning van genres dan gebeurtenissen. Schemata voor genres zijn complex
maar vooral stijlgericht.
Genre indrukken helpen kijkers bij het maken van verwachtingen, hoe een recipiënt
een tekst verwerkt. Genre is ook belangrijk in “mood management”, waarbij een bepaalde
tekst wordt gekozen om emotionele staat te versterken of te wijzigen. Visch en Tan
onderzoeken een aantal factoren die meespelen in genre herkenning. Twee voorname
soorten: visuele stijl, wat ze “filmic realization cues” noemen, en narratieve gebeurtenissen,
,die ze “event cues” noemen. Ze stellen de hypothese op dat filmic realization een grotere
invloed heeft op genreherkenning dan event cues, en hun resultaten tonen aan dat “(a)
filmic realization was the stronger cue in viewers’ genre recognition, except for drama
recognition; (b) the influence of a genre-typical event on genre recognition decreased
stepwise from drama to action to comic to non-fiction. The latter result is explained in terms
of specific genre characteristics. The former result is consistent with a conception of memory
for film that acknowledges the role of media-specific mental representations. It is suggested
viewers possess a specific genre knowledge embodied in visual simulators that in most cases
is dominant over genre knowledge embodied in event simulators”.
Gerelateerd aan schematheorie:
Causaliteit.
Belgisch psycholoog Albert Michotte in La perception de la causalité (1946) we hebben een
perceptie van causaliteit bij dingen die dat niet per se zijn, bijv. geometrisch figuren. We
denken in (verhalende) termen van oorzaak en gevolg, schrijven causaliteit en motivaties toe
aan zulke figuren. We koppelen gebeurtenissen in causale relaties. Gerelateerd aan
schemata en verwachtingen. Mensen infereren causaliteit, plaatsen gebeurtenissen in een
narratief frame.
Toepassing: Mensen creëren vaak een verbinding tussen twee (losse) scènes, om er
coherentie aan te geven. Dat bevordert opslag en reproductie. Verbintenissen in een verhaal
maken we vaak zelf, we infereren bepaalde causaliteit van ene scène naar de andere.
Informatietheorie
Theorie over informatieverwerking. Kunst, verhalen, informatie, etc., zijn allemaal stimuli die
verwerkt moeten worden. Daarbij is de hoeveelheid belangrijk, en complexiteit. Complexe
teksten (in brede zin) bevatten veel stimuli die verwerkt moeten worden. Vorige twee
theorieën (causaliteit en schematheorie) werken automatiserend, hier meer focus op
afwijking. De mate waarin we afwijkende informatie kunnen verwerken kent een grens. De
waardering daarvoor, of de arousal, volgt de Wundt curve.
De Wundt curve geldt voor
veel (alle) stimuli; zoals temperatuur
van badwater en hoeveelheid suiker
in je thee. Newness is pleasurable tot
op bepaalde hoogte, afwijking van
schemata is tot op bepaalde hoogte
fijn. Wundt gebruikte de termen
pleasantness, unpleasantness en en
stimulus intensity.
Daniel Berlyne
herdefinieerde de Wundt curve,
gebruikte andere termen voor de
Figuur 1: Wundt curve door Berlyne
, assen: positive en negative hedonic value voor plezierige en onplezierige ervaringen. De
hoogte van de x-as zelf, het nulpunt, is neutraal; indifference. De horizontale as met arousal
potential representeert bij Berlyne niet stimulus intensity, maar “also other stimulus
properties that tend to raise arousal, including biological significance and the collative
properties like novelty and complexity”. Arousal is een psycho-fysiologisch concept dat de
“degree of activation” aangeeft. Het is niet arousal dat op die as staat, maar arousal
potential: “the properties of the environment which that person is experiencing”. Berlyne’s
toevoeging is dat hij eigenschappen van culturele artifacten zo in het model kan opnemen.
Complexiteit en nieuwheid zijn twee zulke eigenschappen. Complexiteit is geen normatief
principe.
Mensen hebben behoefte aan nieuwheid, maar tot op bepaalde hoogte. Daarna
wordt het te veel om goed te begrijpen en daalt de hedonische waarde tot in het negatieve.
Dit is ook persoonsgebonden – ligt aan persoonlijke factoren, voorkeuren, achtergrond,
voorkennis, e.d.. Complexiteit is ook subjectief, en moeilijk te definiëren. Kan bijvoorbeeld in
termen van (relaties tussen) onderdelen en subonderdelen, of door eenzelfde soort ding
langer te maken maar verder de condities gelijk te houden. Dat wordt ceteris paribus
genoemd, “all other things being equal”.
Aannames over waarneming in de kunst
Theorieën vanuit het Russisch formalisme, soms geüpdatet door modernere
wetenschappers. Belangrijke termern van Shklovsky:
- Kunstgreep (priom): met een kunstgreep probeert een kunstenaar een
vreemdmakingseffect te bereiken. Een ingreep, zoals in stijl, om iets op een andere
manier dan normaal te laten zien. Op ‘esthetisch neutraal’ materiaal wordt een
kunstgreep uitgevoerd, om betekenislaag toe te voegen. Gebeurtenissen krijgen
extra lading. Voorbeeld van kunstgrepen die de presentatie veranderen:
o In medias res opening, vertraging, parallelle plots, ellipsis, herhalingen, etc.
- De-automatisering: kunstgrepen leiden tot vreemdmaking, de-automatisering,
ostranenie, een nieuw bewustzijn over iets waar je onbewust van bent. Shklovsky:
“Het doel van de kunst is om over te brengen hoe de dingen worden beleefd en niet
hoe ze bekend zijn. Het is artistieke techniek om objecten ‘vreemd’ te maken, om de
vormen complexer te maken. Dit is om de gewaarwording te verlengen en te
bemoeilijken, om reden dat gewaarwording een zelfstandig esthetisch doel is, die zo
lang mogelijk moet duren”. Kunst presenteert dingen in een onalledaags licht door
manipulatie van de vorm.
- Obstructie: de gewaarwording moeilijker maken, de perceptie van een verhaal
bemoeilijken. Het tegenovergestelde van gemakkelijke tekstcomprehensie. Door
obstructie wordt iets moeilijker te begrijpen, geeft nieuwe blik op wat bekend was.
Film in Russisch formalisme, een onderscheid gemaakt door Tomashevsky:
- Fabula (geschiedenis): de story. De gebeurtenissen, objectief en chronologisch.